• No results found

Conclusie: emotionele overtuigingskracht heeft een dubbel gezicht 1 Relevantie van het emotionele overtuigingsmiddel voor de huidige praktijk

De overtuigingskracht van emoties in de klassieke procesrede

4. Conclusie: emotionele overtuigingskracht heeft een dubbel gezicht 1 Relevantie van het emotionele overtuigingsmiddel voor de huidige praktijk

Uit dit hoofdstuk kunnen al twee argumenten gedestilleerd worden waarom het emotionele overtuigingsmiddel relevant is voor de moderne rechtsprak-tijk. Ten eerste omdat er nog steeds juristen zijn die denken dan emoties zo veel mogelijk geweerd moeten worden bij het proces van rechterlijke oordeelsvorming en dat dit mogelijk is door een openlijk beroep op emoties (pathos) zo veel mogelijk uit te bannen. Zij realiseren zich kennelijk niet dat de karaktertekening van de betrokkenen (ethos) ook een emotioneel overtui-gingsmiddel is.

Dat het karakter van de betrokkenen bij een juridisch conflict voor het recht van belang is, kan niemand ontkennen. Zo beïnvloedt in het strafproces de karaktertekening van de verdachte de strafmaat; kan in het privaatrecht de norm van de redelijkheid en billijkheid worden ingevuld met behulp van de karaktertekening van betrokkenen, zoals bij ‘goed werkgever- en werknemer-schap’; krijgt in het bestuursrecht het ethos van het bestuur gestalte in de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en in het ondernemingsrecht en het staatsrecht via ‘good governance’. Er is geen twijfel aan dat het karakter van de actoren van invloed is op de invulling van bepaalde subjectieve

rech-ten. Het is duidelijk dat het ethos van de cliënt in ieder geval aandacht van elke moderne pleiter verdient.

Ten tweede blijkt het emotionele overtuigingsmiddel in een juridische procedure relevant, want de toehoorderemoties spelen nu eenmaal een belangrijke rol bij de oordeelsvorming, ook bij het juridische oordeel. Wan-neer iemand een emotie beleeft, verricht hij – volgens de klassieke retorici – tot op zekere hoogte een rationele activiteit, hij waardeert een situatie als van waarde of relevant voor zijn belang. De emotie en de waarderende overtuiging horen bij elkaar, wanneer de emotie verandert, verandert de waardering. Dit is een van de redenen waarom een emotionele beleving van invloed is op het oordeel. Een andere reden voor het effect van emoties op het oordeel is dat de waardering gepaard gaat met een gevoel van (on)lust. De toehoorder zal zijn oordeel aanpassen om de lastgevoelens te beëindigen of de lustgevoelens te behouden. Het verband tussen overtuigen en oordelen is niet alleen ratio-neel, maar ook emotioneel.

4.2 Een positieve en een negatieve verklaring

Een spreker kan een emotie wekken bij zijn toehoorders door hen een beeld van de aangeklaagde of de pleiter te laten aanvaarden: deze pleiter is betrouw-baar en/of deze aangeklaagde is gevaarlijk, is slecht, heeft veel goeds gedaan voor gemeenschap, of – zoals Socrates deed in zijn verdedigingsrede – is een godsgeschenk.

Mannen van Athene, ik verdedig me dus beslist niet omwille van mezelf, zoals men zou kunnen denken, maar meer omwille van jullie. Immers, door mij te veroordelen zouden jullie je aan een geschenk dat god jullie gaf vergrijpen. Wanneer jullie mij doden zullen jullie moeite hebben weer iemand te vinden die in opdracht van god letterlijk – ook al klinkt het belachelijk – als een ste-kende horzel de stad boven op het lijf zit. Vergelijk het met een groot en edel paard, dat door zijn formaat wat traag is en ter opwekking de stekende sporen moet voelen. Evenzo heeft denk ik god mij op de stad gezet, als iemand die jullie opwekt, overreedt, ieder afzonderlijk berispt. Overal en altijd kan ik onop-houdelijk op jullie neerstrijken. Zo iemand krijgen jullie niet gemakkelijk nog een keer, mannen. Luister daarom naar mij en spaar me. Maar misschien dat jullie als iemand die in zijn slaap wordt gestoord uit ergernis naar mij gaan slaan, en me op aanraden van Anytos zonder meer zullen doden. Dan kunnen jullie de rest van jullie leven in diepe sluimer doorbrengen, als god tenminste niet zo bezorgd zal worden dat hij een ander op jullie afstuurt.94

Socrates wil de Atheners ervan overtuigen dat hij dan misschien wel een last-pak is, maar dat hij daarmee een belangrijke rol vervult in de gemeenschap: hij is hun luis in de pels. Hiermee wil hij hun irritatie over hem wegnemen en het gevoel van spijt wekken dat de Atheners zouden kunnen krijgen als ze hem ter dood veroordelen.

Het specifieke gevoel (spijt) dat ontstaat door de overtuiging (dat Socrates een weliswaar irritante, maar nuttige rol in de gemeenschap vervult en dat ze hem zullen missen als ze hem ter dood brengen) leidt – volgens Aristoteles – tot gedrag (een oordeel) met een kenbaar en voorspelbaar doel, namelijk het wegnemen van de onlustgevoelens die bij spijt horen. De toehoorders zullen hun mening herzien om tegemoet te komen aan het gevoel dat ze onder-gaan door de overtuiging die de spreker bij hen heeft opgeroepen. Aristoteles maakt emotioneel gedrag zo tot intelligent gedrag dat openstaat voor argu-mentatieve overtuiging. In zijn apologie draagt Socrates dan ook verschil-lende redenen aan voor de spijt. De Atheners dreigen iemand ter dood te veroordelen die onvervangbaar is, want hij – Socrates – heeft altijd in het belang van Athene en de Atheners gehandeld, terwijl hij daardoor vaak zijn eigen belang verwaarloosde.

Cicero sluit zich bij Aristoteles’ visie aan voor wat betreft zijn opvatting dat een emotie een gevoelstoestand is die ontstaat door een overtuiging, maar wijst op een ander effect van emoties. Een emotie leidt niet tot voorspelbaar gedrag, maar zal een weloverwogen oordeel juist verstoren. Emoties blijken een dubbel gezicht te hebben: zij kunnen bijdragen aan een redelijk oordeel, maar kunnen ook een bedreiging voor de redelijkheid vormen.

Wanneer de analyse van Aristoteles klopt, en het subject een emotie beleeft doordat hij de werkelijkheid waardeert, dan bestaat er een onontkoom-baar verband tussen rationele en emotionele overtuigingsmiddelen, tussen argumenten en emoties. Hiermee is de theoretische achtergrond blootgelegd van de stelling van de klassieke meesters dat de overtuigingsmiddelen gelijk-waardig zijn en dat ze door de hele redevoering gebruikt kunnen worden. Wanneer de analyse van Cicero klopt helpen emoties de toehoorder niet bij het oordelen, maar helpen ze spreker om te manipuleren.

Inmiddels heeft de psychologie zich tot een zelfstandige wetenschap ontwikkeld en de laatste decennia is het onderzoek naar emoties enorm toe genomen. Het is de vraag of het emotiebegrip dat Aristoteles heeft ont-wikkeld en dat Cicero onderschrijft door de moderne inzichten wordt onder-steund en – hiermee samenhangend – of de emoties van de oordelaar nu positieve (Aristoteles’ visie) of negatieve effecten (de opvatting van Cicero die Quintilianus onderschrijft) op het oordeel hebben? Deze eerste vraag staat centraal in Hoofdstuk 4 en de tweede staat centraal in Hoofdstuk 5.

De overtuigingskracht van emoties volgens de