• No results found

De derde aanloop

In document 1939-1945 D E E L 4 (pagina 52-57)

Twee dagen later stapte Homan weer in dc trein. Enige tijd tevoren liad hij de uitnodiging aanvaard om op zaterdag 20 juli in Den Bosch in de grote zaal van het Concertgebouw over het werk van de Groninger Gemeenschap te spreken; die bijeenkomst zou belegd worden door ‘ Brabantia Nostra’ . Langs allerlei kanalen hadden de voormannen van deze groepering ver­ nomen dat Homan zich grote moeite gaf, een volksbeweging tegen de N SB in het leven te roepen; zij hadden dat rondverteld en het gevolg was dat Homan toen hij in de met Nederlandse vlaggen versierde zaal het podium betrad, met uitbundig gejuich en een daverend Wilhelmus begroet werd. De voorzitter van ‘ Brabantia Nostra’ , drs. F. van der Ven, heette hem harte­ lijk welkom. Homan vertelde wat in Groningen tot stand gekomen was en sprak over de noodzaak, ‘ de z.g. klassentegenstellingen’ te doen verdwijnen ‘door diep en eerlijk sociaal onderzoek, gevolgd door zelfkritiek en zelf­ verbetering’. N a hem stak de organisator van ‘Brabantia Nostra’, Je f de Brouwer, de loftrompet over Brabant en voorzitter van der Ven eindigde met op te merken ‘ dat dit voorbereidende werk zal moeten leiden tot grotere samenwerking van het Nederlandse volk. Edele Brabant, were di!’ Z o groot was het enthousiasme dat na dit slot één, zelfs twee coupletten van het Wilhelmus niet voldoende geacht werden: men zong er zes.1

Er ging van de bijeenkomst op Homan iets verfrissends uit: hier nu eens niet al die eindeloze palavers met politieke voormannen die eigenlijk van zijn werk in Groningen en ook van de ‘ nieuwe tijd’ niets begrepen en vanuit dat wanbegrip moeizaam aan elke formulering gingen sleutelen - hier een zaal vol Nederlanders die blij waren dat zij, los van alle bindingen, als Nederlanders samen waren en al in hun gejuich en zingen duidelijk konden maken dat hun de N S B niet aanstond. Men dorstte, dacht hij, naar een nieuwe massabeweging - en twee comité’s waren al mislukt en de politieke partijen waren tot niets bereid!

Hij reisde naar Groningen terug, zich afvragend o f hij niet onjuist ge­ handeld had door de zaak als verloren te beschouwen. Veel tijd voor over­ peinzingen werd hem niet gegund. W éér verscheen Reinink bij hem, wéér toog Homan met Reinink naar Den Haag. Hij viel daar midden in een situatie waarin door tallozen, vooral jongeren, ook op Einthoven, de Quay en Reinink ingepraat werd: men kon het politieke terrein toch niet aan de N S B en Nationaal Front overlaten! Hetzelfde werd met klem door enkelen der secretarissen-generaal betoogd, vooral door 1 Nieuwe Rotterd. Crt., 2 1 ju li 1940.

DE A A N L O O P T O T DE N E D E R L A N D S E U N I E

Snouck Hurgronje; de hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad, von Balluseck, kwam met een aantal jongere redacteuren uit Amsterdam gereisd om er op te wijzen, ‘dat er iets moest gebeuren’1 ; uit het gehele land kwamen brieven, telefoontjes en telegrammen binnen; ook uit kringen van de Rooms-Katholieke Staatspartij kreeg men te horen: doorzetten, juist nu! - en onder al die pressie kwam het viertal op maandag 22 en dinsdag 23 juli tot de conclusie dat men terug moest keren tot de conceptie die ruim vier weken tevoren aan Generalkommissar Schmidt voorgelegd was: een nieuwe beweging met een eigen program. Maar wat te doen met de verboden be­ grippen ‘ vrijheid’, ‘ onafhankelijkheid’ en ‘ Oranje’ ? Die eerste twee leken minder essentieel: in het ‘ nieuwe Europa’ zouden ‘vrijheid’ en ‘ onafhanke­ lijkheid’ toch gelimiteerd worden. Oranje niet te noemen was moeilijker, maar men herinnerde zich wat Schmidt gezegd had: zo men al in het publiek over Oranje zweeg, dan zou men toch de trouw aan Oranje in het hart kunnen meedragen!

Toch van wal steken dus. Maar onder welke leiding? Gevieren? Neen: de door Groeninx gesuggereerde figuur van een Driemanschap zou aan­ trekkelijker zijn. Er werd nog overwogen, Reinink ‘secretaris’ te maken, maar jongeren uit Groningen, onder wie dr. van der Wielen, zeiden dat ze hem daar te deftig voor vonden - ‘ niet voldoende volks (is: verbonden met de arbeider)’2 - en het slot van het lied was dat hij, de oud-voorzitter van de Nederlandse Gemeenschap, geheel terzijde geschoven werd. Een Driemanschap zou optreden: Einthoven, Homan, de Quay. Dinsdagmiddag werd druk gewerkt aan het formuleren van de oproep die in de pers zou moeten verschijnen. Om v ijf uur werd het Driemanschap door General­ kommissar Schmidt ontvangen.

Schmidt las de opgestelde tekst.

Geen woord over Oranje, geen woord over de onafhankelijkheid, geen woord over de democratie. ‘Allereerst is nodig: erkenning van de gewijzigde verhoudingen.’

Schmidt was niet ontevreden: aanstootgevende begrippen kwamen in de oproep niet voor en er stond wèl met zoveel woorden in, dat het Neder­ landse volk zich op aanvaarding van de Duitse suprematie in Europa diende in te stellen. Misschien vond Schmidt het wel minder aangenaam dat uit de tekst geen ‘rasbewustzijn’ sprak (integendeel, ‘ de traditionele geestelijke vrijheid en verdraagzaamheid’ werden er in genoemd), maar hij nam dat niet te zwaar o p : de heren moesten eerst maar eens tonen dat zij een aanhang 1 Getuige J . Linthorst Hom an, Enq., dl. V II c, p. 49 1. 1 C N U : Notulen, 9 april

konden krijgen, en (maar dat zal Schmidt er wel niet bij gezegd hebben) waren zij eenmaal aan het werk, dan zou hij zien hoe hij hen verder in de richting van het nationaal-socialisme kon dringen. Schmidt g a f dus zijn accoord. Einthoven wees hem er nog op dat in de vergaderingen die men zou mogen houden, stellig gevraagd zou worden hoe men tegenover Oranje stond; Schmidt bevestigde wat hij al eerder gezegd had: ‘dat geen Duitser dan bezwaar zou maken tegen een antwoord onzerzijds’ , aldus Homan, ‘dat er in onze gevoelens over Oranje niets veranderd was bij vroeger.’1

Daags daarna, 24 juli, deed de Quay in het college van secretarissen- generaal mededeling van het feit dat met Schmidt gesproken was en dat de Nederlandse Unie die hij samen met Einthoven en Homan zou leiden, verlof gekregen had om in de openbaarheid te treden. Voorzitter Snouck Hurgronje feliciteerde hem met dat resultaat. ‘ Er zal echter voor gewaakt moeten worden’ , zo werd genotuleerd, ‘dat dit contact’ (d.w.z. het contact van het Driemanschap met de Duitsers) ‘ niet officieel wordt’2 - anders ge­ zegd: aan een instantie die namens Nederland naast o f boven de secretarissen- generaal contact met de bezetter zou onderhouden, had het college geen behoefte.

S C H M I D T GE E F T Z I J N A C C O O R D

Men moet, dunkt ons, bij de Nederlandse Unie scherp onderscheid maken tussen de opzet en de gevolgen die uit die opzet voortgevloeid zijn. Die ge­ volgen moeten wij nog beschrijven, maar het lijkt gepast, bij de opzet een ogenblik stil te staan.

Dan is, menen wij, uit het voorafgaande gebleken dat de inlioud van de oproep van het Driemanschap die wij in het begin van dit hoofdstuk weer­ gaven, oprecht gemeend was. De principes voor een nieuw binnenlands beleid die er in aangegeven werden, waren een synthese van de werkelijke opvattingen van het Driemanschap. Die opvattingen waren weliswaar op allerlei punten aan die van Mussert en Arnold Meyer verwant, maar zij waren door het Driemanschap in een geheel andere samenhang geplaatst. Waar het Driemanschap sprak over ‘onze eigen Nederlandse aard’, ‘op Neder­ landse wijze, eerbiedigend de traditionele geestelijke vrijheid en verdraag­ zaamheid’ en ‘de Nederlandse zaak’, daar zou een ieder weten: dat is tegen 1 J . Linthorst H om an: ‘Tijdskentering’ , p. 104. 2 C sg : Notulen, 24 ju li 1940.

D E A A N L O O P T O T D E N E D E R L A N D S E U N I E

de N S B en, tot op zekere hoogte, ook tegen Arnold Meyer gericht. Z o was het ook bedoeld.

Dat het Driemanschap, wat de verhouding met Duitsland betreft, bij de opsomming van de v ijf punten die ‘allereerst nodig’ waren, de ‘ erkenning van de gewijzigde verhoudingen’ als eerste punt noemde, was evenzeer oprecht gemeend: het Driemanschap was er van overtuigd dat het ‘ nieuwe Europa’ , de ‘ Nieuwe Orde’ , de ‘ Europese revolutie’ o f hoe men het ook noemen wil, in het tijdsgewricht waarin men zich bevond, vaste vorm zou krijgen. Dat werd ook wel door anderen verwacht, maar terwijl die anderen door dat perspectief met bezorgdheid o f afgrijzen vervuld werden, daar stelden vooral Homan en de Quay zich positief o p : zij wilden bij die ‘Euro­ pese’ vormgeving betrokken worden, zij wilden Nederland een nieuwe structuur geven (dat laatste was ook Einthovens wens). Zij wilden tegelijk het Nederlandse volk in dat ‘nieuwe Europa’ naar binnen voeren met doelstellingen en onder een leiding die zowel voor dat volk als voor de machthebbers van het Derde R ijk acceptabel zouden zijn. Aanpassing aan het Derde R ijk was dus een van de doelstellingen.

Beoogde het Driemanschap de vorming van een nieuwe regering? De Quay heeft het later ontkend: ‘Uiteraard heeft niemand er over gepiekerd’ , schreef hij in '45, ‘om aan een zogenaamde door de Duitsers te vormen regering deel te nemen. Toen niet en later niet.’1 W ij aanvaarden die ont­ kenning maar wij menen dat er niet alles mee gezegd is. Homan vond al in mei een nieuwe Nederlandse aanpak wenselijk en in het concept-manifest dat hij, de Quay en Reinink op 6 juli aan Verschuur, Cohjn en Drees voor­ legden, werd als ‘wens’ van de op te richten ‘ Nederlandse Unie’ (de ‘eerste’ Unie) expressis verbis genoemd: ‘een regering, bekleed met bevoegdheden tot het geven van krachtige leiding.’

Men moet dit goed interpreteren. Voorzover het Driemanschap in deze beginfase over zaken als regeringsvorming dacht, zag het ze als aangelegen­ heden van de toekomst - een toekomst waarvan geenszins vast stond, welke rol de leden van het Driemanschap er persoonlijk in zouden spelen. Geen van hen voelde er voor, de koningin te passeren. Het politieke doel dat zij zich in deze beginfase stelden, lag in het vlak van de voorbereiding: de Neder­ landse Unie moest, zo was de opzet, de massabeweging worden die zou bevorderen dat Nederland, ‘met handhaving van de traditionele geestelijke vrijheid en verdraagzaamheid’ , in het straks door Duitsland te leiden Europa een vorm zou krijgen die voor Duitsland aanvaardbaar was. 1J. E. de Quay: ‘Algemeen overzicht van de geschiedenis der Nederlandse Unie’, p. 4.

B E O O R D E L I N G V A N D E O P Z E T

Met dat alles had het Driemanschap zich op een moeilijk en tegelijk ge­ vaarlijk pad begeven: gevaarlijk doordat de bezetter een niet alleen machtige maar ook geslepen en gewetenloze tegenspeler was; gevaarlijk doordat men begonnen was, die bezetter niet op ondergeschikte maar op wezenlijke pun­ ten belangrijke concessies te doen; gevaarlijk doordat men de banden met ervaren politieke leiders van sterke volksgroepen verbroken had; gevaarlijk doordat men een program had opgesteld dat, als het systematisch en met succes verkondigd werd, het Nederlandse volk in verscheidene opzichten eer meer dan minder toegankelijk zou maken voor nationaal-socialistische con­ cepties; gevaarlijk tenslotte doordat het Driemanschap zelf alle staatkundige ervaring miste.

Mogen wij het Driemanschap als een eenheid zien? Niet in alle opzich­ ten, en dat duidden wij al aan. Er lagen, globaal gesproken, aan hun naar voren treden drie veronderstellingen ten grondslag: dat Duitsland de oorlog practisch al gewonnen had, dat de brede massa van het Nederlandse volk voor een samengaan met Duitsland gewonnen kon worden en dat die brede massa o f althans een groot deel daarvan, dorstte naar een nieuwe, tegen de N S B gerichte bundeling. D e strijdvaardige Einthoven had aan die derde veronderstelling al voldoende, de eerste twee waren mede bepalend geweest voor het besluit waartoe Homan en de Quay gekomen waren.

Er was van die drie veronderstellingen overigens slechts één in overeen­ stemming met de werkelijkheid: de laatste.

HOOFDSTUK 13

In document 1939-1945 D E E L 4 (pagina 52-57)