• No results found

De Nederlandse Unie steekt van wal

In document 1939-1945 D E E L 4 (pagina 57-64)

Op 26 juli, twee dagen na de oprichting van de Unie, voerde Seyss-Inquart in Den Haag het woord1 (het feit vermeldden wij al). Hij sprak als triomfator; hij struikelde haast over de superlatieven: ‘als der genialste Feldherr aller Zeiten ‘schlug’, riep hij uit, ‘unser Führer die gewaltigste Schlacht und errang den grossartigsten Sieg.’ Hoe nu verder met Nederland? ‘Die politische Willens- hildung in diesem Lande ist’ , zei Seyss-Inquart, ‘Sache der Niederlander. Wir behalten uns nur unsere Stellungnahme vor.’ ‘Ich heohachte’ , betoogde hij, ‘mancherlei Versuche der Sammlung, Konzentration genannt. Ich begleite alle diese Versuche mit wohlwollendem Interesse und werde ihnen keine Schwierigheiten bereiten, es sei denn dass es sich einfach utn den Versuch handelt, jenen Geist in irgendeiner Form

H E T P R O G R A M V A N DE U N I E

weiterbestehen oder wieder aufleben zu lassen der schliesslich das niederlandische Volk in den 10. Maigeführt hat. Eines möchte ich aber sagen: Eine innenpolitische Bewegung und Willenshildung kann ihre Autorisierung niemals von mir als dem Vertreter der Besatzungsmacht erwarten, sondern muss sie dadurch erhalten dass sie das niederlan- dische Volk von der Richtigkeit ihres Weges überzeugt. Wenn ich hierzu etwas sage, so ist dies . . . ein Rat aus der Erfahrung . . Die Sammlung der Krafte eines Volkes kann niemals erfolgen durch die Verbindung verschiedener Programme wobei die Grundsatze möglichst ausgedehnt und daher unklar werden, damit alle noch irgendwie einen Platz darinfinden’

-doelde Seyss-Inquart hiermee op het program van de Unie? Was hij van mening dat de Unie aan het werk wilde gaan in de geest ‘ die tot de iode mei geleid had’ ? Het Driemanschap wilde dat misverstand graag uit de weg ruimen: daags na Seyss-Inquarts toespraak publiceerde het een uit­ gewerkt program en nogmaals een dag later (28 juli) vroeg het een audiëntie bij de Reichskommissar aan; de brief waarin dat geschiedde (het stuk is niet bewaard gebleven) was van dien aard dat Reinink, misschien toch al teleur­ gesteld omdat hij terzijde geschoven was, zich geheel terugtrok, hij was het ‘met de inhoud van wat (Homan) op dat ogenblik wilde betogen, . . . bepaald oneens.’1

In het op 27 juli gepubliceerd program2 werd vooropgesteld dat de Nederlandse Unie ‘ met open oog voor de werkelijkheid’ (Duitslands supre­ matie) ‘ en in loyale verhouding tot de bezettende overheid’ aan het werk wilde gaan; ter ‘ verdieping van de Christelijke geest in de samenleving’ had de Unie op ‘cultureel gebied’ negen richtlijnen opgesteld waaronder als vierde: ‘ Vrijheid van godsdienst, kerk, levensbeschouwing en opvoeding’ ; dat die ‘ vrijheid van levensbeschouwing’ , indien hersteld, niet tot een nor­ male parlementaire democratie mocht leiden, bleek uit de eerste richtlijn ‘op sociaal-economisch gebied’ die in de richting van een corporatief bestel wees: ‘ Organische ordening van de arbeidsgemeenschap zonder klassen­ tegenstellingen’. In andere richtlijnen werd duidelijk afstand genomen van de liberale economische orde. De politieke consequenties die uit dit alles voortvloeiden, werden tamelijk vaag aangeduid:

‘Op staatkundig gebied ijvert de Nederlandse Unie voor een sterk Nederlands volk, in nauwe verbondenheid met de overzeese gebieden. Zij is overtuigd dat een organische opbouw van het Nederlandse gemenebest onder leiding van een krachtig en besluitvaardig gezag noodzakelijk is. De uitwerking van deze richt­ lijnen zal zij ter hand nemen zodra de tijd daartoe gekomen is’

T W E E B E S L I S S E N D E M A A N D E N

dat wilde zeggen: niet voordat de oorlog geëindigd w as; eerder mocht geen nieuwe ‘ politieke constructie’ opgetrokken worden - dat werd door Homan in zijn tweede, op 25 juli gedateerde brochure die spoedig uitkwam, uit­ drukkelijk betoogd.1

W ij hebben er geen behoefte aan, lang bij het program van de Unie stil te staan: het heeft zeker in de begintijd slechts een beperkte rol gespeeld. Veel belangrijker was het dat alleen al de publikatie van het bericht dat het Driemanschap een nieuwe, zich duidelijk van de N S B distantiërende be­ weging opgericht had, een ware vloedgolf van sympathie deed ontstaan. ‘ Geweldig was de belangstelling’ , schreef Homan later:

‘Het viel als een lawine over ons heen, het bedolf onze kantoren letterlijk onder de telegrammen, rapporten, opstellen, gedichten, wat niet al. Het deed lange files van arm en rijk en van jong en oud in onze kamers en vóór onze kamers staan, het was teveel voor ons, wij konden het niet verwerken . . . Er waren adhesiebetuigingen en lidmaatschapsaanmeldingen bij de duizenden per dag, tienduizenden per week.’ 2

Hadden al die mensen het program gelezen en kritisch verwerkt? W el- neen! Het interesseerde hun geen zier. Laat ons een kijkje nemen in het eerste hoofdkantoor van de Unie op de dag na het bericht van de oprichting; een van de helpers van het eerste uur, druk bezig met het uitreiken van lijsten waarop men zijn handtekening plaatsen kon, vertelt:

‘Tegen het koffieuurtje loopt het storm . . . Het krioelt om me heen van de mensen. ‘Meneer, ik ben zo blij dat het er door is’, zegt me een dame die me vertelt dat ze een groentenwinkel heeft. Ze zal zo’n lijst bij haar in de winkel leggen. Er komt een melkboer die tegen al zijn klanten zal zeggen dat de Neder­ landse Unie alleen de oplossing kan brengen. ‘Ik zal ze allemaal hierheen brengen’, zegt hij met overtuiging . . . ‘Meneer, ik kom toevallig uit Limburg hier. Mag ik van u een bende van die lijsten meenemen?’ ‘Ga uw gang, meneer.’ ‘Meneer, ik ben nog nooit bij een politieke partij geweest’, zegt iemand, ‘maar nu heb ik een plicht. Ik ga naar al mijn kennissen. Ik zal het op straat openlijk tegen iedereen zeggen: het is een heilige plicht hier te komen.’ . . . In het schaftuur komen de eerste arbeiders: ‘Meneer, is de Nederlandse Unie iets voor de arbeiders?’ Voor de arbeiders heb ik een woord op mijn lippen: ‘Arbeidsgemeenschap. Ieder van jullie is even onmisbaar als de drie mannen die de leiding namen . . .’ Weer komen de mensen van bureaus en kantoren. Ze nemen lijsten mee voor al het personeel en na vijf uur brengen ze die vol terug . . . Iemand brengt me een lijst met honderden namen . . . Het trekt mijn aandacht dat mensen hun handtekening ‘ J. Linthorst Homan: In vaderlandse zin, p. 22. 2J. Linthorst Homan: ‘Tijds- kentering’, p. 110.

T O E V L O E D V A N L E D E N

zetten zonder ook maar iets te vragen. Ik wend mij tot een bezoekster: ‘Mag ik u vragen waarom u tekent?’ Ze antwoordt me op kwaadaardige toon: ‘Meneer, dat moet u mij als moeder van zes kinderen niet vragen.’ Ze tekent en gaat heen.’ 1 Spoedig had het Driemanschap voor weinig anders meer tijd dan voor de Unie. De Quay legde zijn regeringscommissariaat neer, Einthoven kreeg als hoofdcommissaris van politie voor onbepaalde tijd verlof (de waar­ nemer die hij burgemeester Oud aanbevolen had, ontpopte zich spoedig als totaal ‘ fout’), Homan vroeg (vergeefs) ontslag als commissaris van de provincie Groningen. Einthoven en Homan verhuisden naar Den Haag. Het succes van hun oproep was als een storm die hen voortjoeg.

Twee instanties waren er die zich van meet a f aan in dat succes verheugden: de secretarissen-generaal en het bestuur van de Rooms-Katholieke Staats­ partij.

Bij de secretarissen-generaal speelde daarbij een rol dat de oprichting van dc Unie in de tijd viel waarin Plesman zijn bemiddelingspoging ondernam en waarin de opzet voorbereid werd voor de missie van Jongejan en Boerstra. Hoogst welkom was het hun indien het Nederland dat straks met Duitsland zou moeten samenwerken, slechts één politieke massabeweging zou kennen: niet dc N S B , maar de Unie. D e secretarissen-generaal en het Driemanschap stemden hun beleid dan ook nauwkeurig op elkaar af, Einthoven vertelde later dat hij ‘ een- o f tweemaal per week’ met Snouck Hurgronje besprak, ‘ hoe wij het standpunt van de secretarissen-generaal konden ondersteunen door onze eigen beweging.’2

Het bestuur van de Rooms-Katholieke Staatspartij adviseerde alle leden op x augustus, een week na de oprichting van de Unie dus, zich bij de nieuwe beweging aan te sluiten: ‘Zegene God de toekomst van ons dierbaar Vaderland’ .3 W ij nemen aan dat deze stap de instemming had van het Episcopaat. Vertrouwelijk werd aan de afdelingsbesturen bericht dat het de bedoeling was,

‘dat de bestuursleden der afdelingen van man tot man propaganda voor de Unie maken. De partij-apparatuur wordt eventueel geheel ten dienste van de Unie gesteld . . . Het partijbestuur verwacht zeer veel van deze oriëntatie en meent op deze wijze, dc katholieke invloed op het landelijk gebeuren te kunnen behouden. Zelfs schijnt men te verwachten dat de katholieke voormannen van thans geroepen zullen worden, deel te nemen in het landsbestuur.’4

1 De Unie, 24 aug. 1940. 2 Getuige L. Einthoven, Enq., dl. V II c, p. 752. 3 D oc II-5 4 1, b-20. 4 Rondschrijven z.d., aangehaald in A . M eyer: Alles voor het vader­ land, p. 108.

T W E E B E S L I S S E N D E M A A N D E N

Het Rooms-Katholick Werkliedenverbond betuigde het Driemanschap telegrafisch ‘van harte zijn instemming met het streven, tot uiting gebracht in uw publikaties’1 (het R K W V wees overigens het denkbeeld van de Quay om onverwijld met het C N V en de N V C te fuseren, van de hand), de groepering ‘ Brabantia Nostra’ ging ook al en bloc naar de Unie over en herdoopte, zonder enige autorisatie, haar weekblad tot De Nederlandse Unie. Uitgave voor het gewest Brabant-, dit geschiedde vier weken vóór het ‘echte’ weekblad, De Unie, uitkwam.

Z o positief als deze reacties waren, zo negatief waren de reacties uit de kringen van het Nationaal Front en van de N S B . Arnold Meyer zag opeens dat aan al zijn hooggespannen politieke verwachtingen de bodem in­ geslagen w erd: als het initiatief van het Driemanschap slaagde, dan was Nationaal Front niet langer het enige alternatief voor de N S B . Hij haastte zich, dc Unie te discrediteren. In het nummer van zijn weekblad dat na de oprichting van de Unie verscheen, duidde hij haar aan als ‘een kartonnen gevel waarachter betere tijden voor het oude stelsel kunnen worden af­ gewacht’2, één nummer later sprak hij van ‘een zeepbel’ ; ‘ de aanhang der Unie’, schreef hij, ‘disqualificeert het Driemanschap’ .3

N o g jaloerser, nog giftiger waren de eerste reacties van de N SB . ‘De Unie’, aldus Het Nationale Dagblad, ‘is een vrucht van Colijns wereld­ beschouwing ; zij omvat de kringen van het reactionaire politieke Christen­ dom en van het liberale kapitalisme . . . De heren strijden voor de verworven posities.’4 Mussert noemde het program van de Unie ‘het verkrachte pro­ gram der N S B ’ ; als een van de ‘werkelijke doelen’ gaf hij aan:

‘Afwachten o f Engeland wint en in dat geval met lauwerkransen getooid naar het Scheveningse strand trekken ter verwelkoming van de heren (zie 1813) . . . Mocht Engeland onverhoopt verliezen, dan zoveel mogelijk trachten te redden van de democratie zodat die vervloekte N SB zo min mogelijk haar zin krijgt. . . het gehele geval ploft in elkander op het ogenblik dat Hitlers troepen door Londen marcheren . . . De toekomst is aan ons.’6

Speciaal op één punt vielen die reacties van Arnold Meyer en Mussert samen: nog voor de Unie tot haar eerste ontplooiing gekomen was, deden beiden hun best, aan Seyss-Inquart duidelijk te maken dat de nieuwe be­ weging er niet een was waarin de Reichskomntissar ook maar een spoor van vertrouwen kon stellen. Omgekeerd zag het Driemanschap het als zijn 1 Aangehaald in Bruna: ‘De Nederlandse Unie’, p. 92. a De Weg, 27 juli 1940. * De Weg, 3 aug. 1940. * Het Nationale Dagblad, 25 juli 1940. 5 Volk en Vaderland,

E E R S T E V E R G A D E R I N G

eerste taak, de Reichskotnmissar ervan te overtuigen dat de twijfel die in zijn toespraak van 26 juli tot uitdrukking gekomen was, alle redelijke grond miste. In de publieke toespraken die in de maand augustus door Homan, dc Quay en Einthoven in den lande gehouden werden, kwam het thema: wij moeten Nederland hervormen en het aan het Derde R ijk aanpassen, hcrhaaldelijk en in tal van variaties voor (bij Einthoven het minst); daar werd als regel door het publiek lauw op gereageerd. Enthousiasme wekten alleen die passages welke men anti-Duits kon interpreteren.

In het openbaar traden de mannen van het Driemanschap voor het eerst op 6 augustus op, in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag. De toegangskaarten waren er binnen twee uur uitverkocht. In dc met rood-wit-blauwe vlaggen versierde, stampvolle zaal (buiten verdrong zich nog een grote menigte) sprak Homan als eerste.1 ‘Zal ons volk’ , riep hij uit,

‘vrijwillig en zelfstandig zijn degelijke, harde saamhorigheid zo snel tot gelding kunnen brengen dat het èn binnenlands zijn gemeenschapsplichten verstaat èn internationaal zich kan doen gelden bij de opbouw van het komende Europa? En wel wezenlijk sterk: niet in een noodverband bijeengehouden? Ja, duizend­ maal ja ’

-maar er kwam geen spoor van instemming, evenmin toen hij Hitler en Mussolini prees. Een daverend applaus weerklonk daarentegen toen hij betoogde dat het Driemanschap zich wilde ‘ onthouden van alles wat zweemt naar ogendienerij en opportunisme tegen de bezetter’ - dat was een hak op Mussert! En dan lette men er minder op dat een passage volgde waarin Homan zei, er ‘ alle vertrouwen’ in te hebben, ‘ dat de Rijkscommissaris die zo sprak als hij kortgeleden sprak’ (26 juli), ‘niet de man is voor een licht­ vaardig oordeel over ons’ - anders gezegd: Homan vertrouwde dat Seyss- Inquart tot serieus contact met het Driemanschap bereid zou zijn.

De Quay bepleitte dat Nederland zich ‘ in snel tempo’ zou aanpassen. Hij sprak vrij uitgebreid en nogal academisch over de taken van landbouw en nijverheid ‘in een stelsel van geleide economie’ dat ‘voor geheel Europa onder leiding van Duitsland’ opgebouwd kon worden; in Nederland dien­ den dan corporaties te ontstaan die in een ‘nationale raad’ zouden samen­ komen; de klassentegenstellingen zouden verdwijnen, ‘ eerste voorwaarde is verplichte organisatie.’ Alweer: weinig o f geen applaus.

Einthoven uitte vergoelijkende woorden over Duitslands aggressie; men 1 Wij combineren gegevens uit de verslagen in de Nieuwe Rotterdamse Courant, het Algemeen Handelsblad en De Telegraaf, alle van 7 augustus 1940.

T W E E B E S L I S S E N D E M A A N D E N

liet ze gelaten over zicli heen gaan. Des te meer reacties volgden toen hij, na waarderend gesproken te hebben over de Vlaamse cultuur, zich tegen de vorming van ‘ Groot-Nederland’ uitsprak met de woorden: ‘ Het past ons niet, onze handen uit te strekken naar wat niet van ons is’ (zeer langdurig applaus) en nog sterker waren die reacties toen hij met stemverheffing uit­ riep: ‘ De vrijheid van godsdienst, van levensbeschouwing en opvoeding spreekt vanzelf’ (applaus). ‘W ie aan die vrijheden raakt, raakt aan de Neder­ landers zelf!’ (daverend applaus) ‘Deze vrijheden willen wij tegen elke aan­ randing verdedigen!’ (een ovatie) ‘De nood der tijden’, aldus zijn slot, ‘brengt ons eindelijk samen, heeft weer Nederlanders van ons volk gemaakt. Het samengaan mag geen rem zijn. Wij moeten met volle kracht vooruit naar een rechtvaardige toekomst. Laten wij later voor onze gevallenen een gedenk­ teken kunnen oprichten en daarin kunnen beitelen:

‘Hier liggen uw zonen, als zaden in ’t zand, Brengt hun dank, o Nederland!”

Luid applaus en luid gejuich weerklonken en toen aan het einde der bijeen­ komst niet het Wilhelmus, maar het refrein van het schoolliedje ‘W aar de blanke top der duinen’ door de gehele zaal meegezongen werd: ‘ Ik heb u lief, mijn Nederland!’ (wie de woorden van het Wilhelmus niet kende, ken­ de in elk geval die regels), steeg het enthousiasme ten top. Homan, de Quay en Einthoven werden bij het verlaten van het podium als politieke helden, ja als verlossers toegejuicht. Velen namen geen seconde aan dat zij hun vriendelijke woorden aan het adres van Duitsland o f van de bezettings­ overheid ernstig gemeend hadden: dat was slechts camouflage geweest! Een camouflage die het, zo meende men, het Driemanschap mogelijk gemaakt had, op slimme wijze een nationaal, een waarlijk-Nederlands enthousiasme te ontketenen gelijk men nooit eerder had beleefd.

Dat enthousiasme had een anti-Duitse strekking. Het duurde niet lang o f er werden protesten geuit zodra men zich in de vergaderingen positief over de bezetter uitliet. Iets verder gaand dan Homan, zette Je f de Brouwer voorman van ‘ Brabantia Nostra’, op de eerste grote Unievergadering in Utrecht uiteen, ‘ dat de Unie bij de Duitsers heus wel wat kan bereiken. Een diep gegrom dat steeds sterker werd’, zo herinnerde zich een der aan­ wezigen,

‘ging door de duizenden. Dat moesten we niet! Voor ons hoefde de Unie geen mooi weer te spelen bij de Duitsers. En wat gaf het ons een voldoening om hier met een zo grote massa gezamenlijk uiting te geven aan de gevoelens die we voor de bezetter koesterden! Na afloop gingen de mensen in groepen naar huis,

enkele groepen luidkeels zingend. De Nederlanders: roomsen en socialisten, echte liberalen en het hervormde kerkvolk, hadden elkaar gevonden in één besef van saamhorigheid.’ 1

Waar kwam dit alles op neer?

Het kwam er op neer dat het Driemanschap, bedoelend een beweging in het leven te roepen die de grondslag moest vormen voor Nederlands aan­ passing aan het Derde R ijk, in werkelijkheid al door het simpele feit dat het in stad na stad duizenden anti-nadonaal-socialistische Nederlanders in publieke vergaderingen bijeenbracht, een aanhang kreeg die de Unie van meet a f aan als een uiterst welkome gelegenheid beschouwde om tegen Hitler, Seyss-Inquart en Mussert te demonstreren. De opzet leidde prompt tot gevolgen die aan die opzet diametraal tegengesteld waren. ‘ Het volk’, aldus een der hoogste functionarissen van de Unie, ‘ met zijn eigen instinctieve gevoelens van haat en afkeer tegenover de bezetter en diens handlangers beheerste de Unie en niet de Unie het volk.’2

Daarmee was de opzet al binnen enkele weken mislukt. ‘ É É N B E S E F V A N S A A M H O R I G H E I D ’

In document 1939-1945 D E E L 4 (pagina 57-64)