• No results found

De kwantiteit van de sociale duurzaamheidsrapportages

6. Analyse en Resultaten

6.2 De kwantiteit van de sociale duurzaamheidsrapportages

De resultaten van het kwantitatieve deel zijn in onderstaande tabel samengevat en zullen per belanghebbende besproken worden. Voor de uitgebreide resultaten verwijs ik naar bijlage 3.

Kwantitatieve Resultaten voldoet beperkt geen totaal

Werknemers Veiligheid 0 22 5 27

Discriminatie 3 8 16 27

Educatie en training (LA 10) 3 13 11 27

Educatie en training (HR 3) 1 2 24 27 Gezondheidszorg 14 10 3 27 CAO-onderhandelingen (HR 5) 4 11 12 27 CAO-onderhandelingen (LA 1) 2 23 2 27 CAO-onderhandelingen (LA5) 1 2 24 27 CAO-onderhandelingen (HR 1) 1 2 24 27 Kinderarbeid 3 19 5 27 Dwangarbeid 3 18 6 27 Waardeketen Mensenrechten 7 8 12 27 Merkverantwoordelijkheid 1 nvt 26 27 Vendor policy 19 nvt 8 27

Klanten Gezondheid en veiligheid producten (PR 1) 1 13 13 27

Gezondheid en veiligheid producten (PR 2) 1 2 24 27

Klanttevredenheid (PR 8) 2 0 25 27 Klanttevredenheid (PR 5) 7 12 8 27 Maatschappij Programma's 5 1 21 27 Corruptie (SO 2) 2 6 19 27 Corruptie (SO 4) 14 0 13 27 Beleid 21 1 5 27

Voor de onderwerpen merkverantwoordelijkheid en vendor policy is alleen gekeken of bedrijven deze verantwoordelijkheid wel of niet nemen en of ze wel of niet een vendor policy hanteren. De

antwoordmogelijkheid ‘beperkt’ is voor deze onderwerpen dan ook niet van toepassing. 6.2.1 Werknemers

Deze paragraaf bespreekt in hoeverre de rapportages van de onderzochte ondernemingen voldoen aan de rapportagerichtlijnen die gericht zijn op de belangen van werknemers (zie normenkader H4). Dit is getoetst aan de hand van 7 verschillende aspecten, die hierna kort besproken zullen worden.

Veiligheid

Uit tabel 6 blijkt dat geen enkel bedrijf volledig voldoet aan de rapportagerichtlijn over letsel-,

beroepsziekte-, uitvaldagen- en verzuimcijfers en het aantal werkgerelateerde sterfgevallen per regio. Het merendeel (22) van de onderzochte bedrijven rapporteert in beperkte mate over deze richtlijn. Zij volstaan vaak met het noemen van een ongevallencijfer en gezondheidsratio’s. Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat bedrijven het imago hoog wil houden (Hooghiemstra, 2000). Dit komt overeen met de verwachting op basis van de voluntary disclosure theorie. Deze stelt dat ondernemingen alleen de positieve prestaties rapporteren (Clarkson et al, 2008).

Discriminatie

Uit tabel 6 blijkt dat 16 onderzochte bedrijven in de duurzaamheidsrapportages niets opnemen met

betrekking tot het aantal discriminatiegevallen en de getroffen maatregelen. Een ruime meerderheid noemt de getroffen maatregelen om discriminatie terug te dringen. Zij nemen het aantal incidenten niet op. Er zijn slechts 3 bedrijven die wel voldoen aan deze richtlijn. In overeenstemming met de verwachting blijkt dat de rapportage met betrekking tot het discriminatieaspect ontoereikend is. Een mogelijke verklaring is wederom te vinden in de voluntary disclosure theorie die stelt dat ondernemingen alleen de positieve prestaties rapporteren (Clarkson et al, 2008).

Educatie en training

De toereikendheid van de rapportages op het gebied van educatie en training is bekeken aan de hand van het gemiddelde aantal uren dat een werknemer per jaar besteedt aan opleidingen, onderverdeeld naar werknemerscategorie. Uit tabel 6 blijkt dat 24 bedrijven niet of slechts deels aan deze richtlijn voldoen. In de meeste gevallen werden de trainingsuren niet onderverdeeld naar werknemerscategorie.

Vervolgens is gekeken of bedrijven rapporteren hoeveel trainingsuren betrekking hebben gehad op mensenrechten en hoeveel procent van het personeel deze trainingen heeft gevolgd. Er was slechts 1 bedrijf die deze informatie heeft opgenomen. De bedrijven die deels voldeden aan de richtlijn (2) namen op hoeveel mensen een dergelijke training hebben gevolgd (NTT) of vermelden dat alle medewerkers een dergelijke training hebben gevolgd. Zij namen echter niet op hoeveel uren deze trainingen in beslag namen (Dell). De overige 24 bedrijven voldoen niet aan de richtlijn.

Gezondheidszorg en medische behandeling

Een krappe meerderheid van de bedrijven (14) neemt op welke opleidings-, trainings-, advies-, preventie- en risicobeheersingsprogramma’s zij hebben ten behoeve van personeelsleden, hun families of

omwonenden in verband met ernstige ziekten. In overeenstemming met de verwachting rapporteert de elektronicasector veel over de programma’s ter voorkoming van het HIV/AIDS virus.

Binnen de eigen organisatie verzorgen de bedrijven veel trainingen en gezondheidschecks voor hun werknemers. Sommigen hebben er zelfs een commissie voor opgericht of spelen in op de actualiteit door het metabolisch syndroom (zwaarlijvigheid en buikvet) aan te pakken. Bedrijven die een dergelijk beleid alleen betrekken op hun eigen werknemers en dus geen maatregelen nemen ten aanzien van de familie en omwonenden, zijn bestempeld als bedrijven die in beperkte mate voldoen aan de rapportagerichtlijn.

CAO onderhandelingen

Uit het onderzoek is gebleken dat slechts 4 van de 27 bedrijven rapporteren over activiteiten waarvan is vastgesteld dat daarbij een risico geldt voor het recht op de uitoefening van de vrijheid van vereniging en de collectieve arbeidsonderhandelingen en de maatregelen die zijn genomen om deze rechten te

ondersteunen. 11 bedrijven voldoen deels aan deze richtlijn en noemen maatregelen die zijn genomen om deze rechten te ondersteunen. De risicogebieden lijken veelal te liggen binnen de waardeketen. Dit komt overeen met de verwachting en wordt waarschijnlijk voor een deel veroorzaakt door het feit dat er veel productiewerk wordt uitbesteed aan China, waar deze rechten niet wettelijk zijn vastgelegd

(www.internationaalondernemen.nl).

Een andere richtlijn die betrekking heeft op de collectieve arbeidsovereenkomsten bestaat uit het feit of de onderneming opneemt hoe het personeelsbestand is opgebouwd. Slechts 2 onderzochte bedrijven delen het personeelsbestand op naar type werk, arbeidsovereenkomst en regio. Een evengroot aantal bedrijven neemt niets op. De overige 23 ondernemingen voldoen in beperkte mate aan de rapportagerichtlijn. Zij geven de verdeling van de werknemers weer in relatie tot de regio’s waarin het bedrijf actief is.

Daarnaast is bekeken of bedrijven een minimale opzegtermijn hanteren in verband met operationele veranderingen en of dit wordt gespecificeerd in de collectieve arbeidsovereenkomsten. Er is slechts één bedrijf die aan deze richtlijn voldoet. Deze nam op dat er niet met een dergelijke periode wordt gewerkt (Samsung). Daarnaast was er een bedrijf dat noemde dat het vermeld stond op een Spaans deel van de website en een bedrijf dat zei dat de ondernemingsraad werd ingelicht (Deutsche Telekom). De overige 24 ondernemingen voldeden niet aan deze richtlijn en namen dus geen informatie op.

Tot slot is onderzocht of bedrijven een percentage geven van het aantal aanmerkelijke

investeringsovereenkomsten waarin clausules over mensenrechten zijn opgenomen of waarvan de naleving van de mensenrechten is getoetst. Alleen Deutsche Telekom voldeed aan deze richtlijn. De overgrote meerderheid (24) nam niets op. De overige bedrijven gaven aan dat de bedrijven waarmee men zaken deed wel gescreend werden op een duurzaam beleid. Dit beleid maakte echter geen onderscheid naar mensenrechten en overige rechten/vereisten.

Kinderarbeid

Het merendeel (19) van de bedrijven gaf aan bepaalde maatregelen te treffen om kinderarbeid te

voorkomen. Deze varieerden van het voldoen aan internationaal arbeidsrecht, locale wet- en regelgeving, een Code of Conduct tot aan een lidmaatschap bij de EICC. Opvallend is dat veel bedrijven verwijzen naar industriecodes. Mogelijk willen zij hiermee symbolische betrokkenheid uitten en hiermee de acceptatie door de samenleving vergroten (Deegan en Blomquist, 2006).

Volgens de drie bedrijven die wel volledig voldoen aan de rapportagerichtlijn liggen de risico’s in de waardeketen.

De resultaten komen overeen met de verwachting. Door een toename van de media aandacht en sociale druk hebben de bedrijven waarschijnlijk de rapportage vergroot. Dit kan zijn om de percepties van belanghebbenden met betrekking tot kinderarbeid te manipuleren, maar het kan ook komen omdat bedrijven werkelijk beter presteren op dit gebied en dit ook opnemen in de rapportage (Clarkson et al., 2008).

Dwangarbeid

Ook het voorkomen van dwangarbeid staat bij veel bedrijven hoog in het vaandel. Uit tabel 6 blijkt dat 3 bedrijven voldoen aan de richtlijn. Wederom noemen zij de waardeketen als het grootste risicogebeid. De

meerderheid van de bedrijven (18) geeft aan maatregelen te hebben getroffen om dwangarbeid te voorkomen. De overige onderzochte bedrijven (6) voldoen niet aan de rapportagerichtlijn.

Een mogelijke verklaring voor het grote aantal bedrijven dat in beperkte mate voldoet aan de richtlijn wordt ook hier waarschijnlijk veroorzaakt door sociale en politieke druk (Clarkson et al., 2008).

Conclusie

Het werknemers aspect van de duurzaamheidsrapportages van de consumenten elektronicasector blijkt alleen op het gebied van gezondheidszorg en medische behandeling voldoende toereikend te zijn. Een krappe meerderheid van de bedrijven voldoet aan deze richtlijn. De sector rapporteert over 5 van de 11 rapportagerichtlijnen overwegend beperkt. Ook wordt in 5 van de 11 gevallen overwegend niets

gerapporteerd. Opvallend is dat de rapportage voornamelijk tekort schiet bij de rapportage over negatieve prestaties. Hierbij kun je denken aan risico’s, ongevallen en overtredingen. Dit kan vanuit imago

overwegingen zijn (Hooghiemstra, 2000). Daarnaast is gebleken dat de voluntary disclosure theorie en druk van belanghebbenden hierbij een rol kan spelen (Clarkson et al, 2008).

6.2.2 Waardeketen

‘A global leader is not only responsible for what lies within its walls but also for what lies beyond them’ (Jaarverslag Samsung, 2007).

Of bedrijven ook daadwerkelijk de bovenstaande quote naleven zal blijken uit een analyse naar de toereikendheid van de rapportage op het gebied van de waardeketen. Naast toetsing aan de drie aspecten uit het normenkader is ook gekeken in hoeverre de bedrijven rapporteren over de onderwerpen die aan bod komen bij belangen van werknemers en de maatschappij.

Mensenrechten

Uit tabel 6 blijkt dat 7 bedrijven het percentage geven van belangrijke leveranciers en aannemers die getoetst zijn op naleving van de mensenrechten en de getroffen maatregelen. 12 ondernemingen nemen niets op. De overige bedrijven (8) geven aan de leveranciers wel te toetsen aan de hand van een

(algemene) Code of Conduct. Ze noemen hierbij echter niet om hoeveel bedrijven het gaat en rapporteren in sommige gevallen niet meer dan dat ze lid zijn van de EICC.

Merkverantwoordelijkheid

Om te kijken hoe bedrijven uit de elektronicasector omgaan met de waardeketen is onderzocht in hoeverre ze rapporteren over de merkverantwoordelijkheid die ze dragen voor overtredingen binnen deze keten. Op Hewlett- Packard na, voldoet geen enkel bedrijf aan deze rapportageverwachting. De reden waarom bedrijven niet voldoen aan de richtlijn is niet onderzocht. Het is mogelijk dat ze zich niet verantwoordelijk voelen, maar het kan ook zijn dat ze onvoldoende informatie hebben weten te verkrijgen van leveranciers en afnemers.

Vendor policy

Uit tabel 6 blijkt dat 19 bedrijven een vendor policy (of een soort gelijk beleid) hanteren voor bedrijven waarmee ze zaken doen. Deze bestaat vaak uit een gedragscode waaraan de potentiële

leveranciers/afnemers moeten voldoen. Om naleving te waarborgen moeten deze partners self-assessments uitvoeren. Ook komt het voor dat de onderneming zelf audits uitvoert op de naleving. Als blijkt dat een handelspartner niet voldoet aan de vereisten heeft dit in sommige gevallen een staking van de handel tot gevolg.

Deze resultaten zijn in tegenspraak met het onderzoek van Pöyhönen en Simola (2007) die constateerden dat bedrijven in de elektronicasector geen verantwoordelijkheid nemen voor het gevoerde beleid bij toeleveranciers. Dat onderzoek richtte zich op de werkelijke prestaties en niet op de rapportage hieromtrent. Het kan dus zo zijn dat de elektronicasector het beleid ten aanzien van handelspartners verbeterd heeft. Daarnaast is het mogelijk dat ze een communicatiestrategie hebben toegepast, om de percepties van de lezers te veranderen (Deegan en Blomquist, 2006).

Omdat de gerapporteerde feiten niet lijken te stroken met de door Pöyhönen en Simola (2007) onderzochte feiten komt ook de selectieve kwaliteit van de rapportering naar voren.

Werknemers

Van de onderzochte bedrijven rapporteren 16 helemaal niets op het gebied van de veiligheid, gezondheid, trainingen, CAO-onderhandelingen, discriminatie, kinderarbeid of dwangarbeid.

Bedrijven die wel gegevens opnemen beperken zich vaak tot het noemen van bepaalde

trainingsprogramma’s in China (Siemens), een ongevallencijfer (Telefonica), of het lidmaatschap van de EICC om aan te tonen dat men kinderarbeid en dwangarbeid probeert te voorkomen (Dell).

Bedrijven die meer gegevens opnemen zoals HP, Vodafone en Philips voeren intensieve audits uit op hun handelspartners, organiseren trainingen voor managers of zorgen dat bedrijven een duurzaam beleid voeren door middel van capaciteitsbouwen.

Maatschappij

Uit tabel 6 is af te lezen dat 24 onderzochte bedrijven niets rapporteren over de activiteiten van de

waardeketen met betrekking tot de maatschappij. De drie bedrijven die heel beknopt iets opnemen doen dit op het gebied van corruptie. Vodafone neemt bijvoorbeeld maatregelen als bedrijven een slecht beleid voeren om corruptie terug te dringen. Telekom Italia vermeld dat corruptie veelvuldig voorkomt in de waardeketen en dat er strenge eisen worden gesteld aan de handelspartners.

Conclusie

Over 2 van de 3 rapportagerichtlijnen wordt overwegend niets gerapporteerd. De toegenomen aandacht van de maatschappij is blijkbaar onvoldoende om bedrijven te laten rapporteren over de medewerkers buiten de eigen onderneming, merkverantwoordelijkheid en de maatschappij van de handelspartners. Het grote pluspunt met betrekking tot de waardeketen ligt in de invoering (en naleving) van een vendor policy. Hiermee wordt een stap in de goede richting gezet om duurzaamheid in de waardeketen te integreren.

6.2.3 Klanten

‘Our latest research shows that consumers are not acting like they did in other economic downturns. Rather than softening their activism, consumers are more demanding than ever that companies maximize their societal and ecological contribution. It seems clear that only the best corporate citizens will thrive in tomorrow’s marketplace’.

(Doug Miller, Chairman of the international polling firm GlobeScan Inc. Sustainability Report HP) Uit bovenstaande quote blijkt dat de klant een centrale rol speelt bij het duurzaamheidsbeleid van een onderneming. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat veel ondernemingen een doelstelling hanteren waarbij de klant centraal staat (Fujitsu, Sony, Toshiba). De vraag is of bedrijven ook in de rapportages rekening houden met de belangen van de klant.

Gezondheid en veiligheid van de producten

Slechts één bedrijf voldoet aan de richtlijn waarin per levensduurstadium beoordeeld wordt wat de gevolgen van producten en diensten voor de gezondheid en veiligheid zijn en het percentage dat aan dergelijke procedures onderhevig is. De onderzochte bedrijven evalueren dit veelal alleen aan de hand van

de ecologische aspecten. Ook ontbreken vaak de verschillende stages en de percentages van producten die deze procedures ondergaan.

Canon is een voorbeeld van een bedrijf dat het sociale aspect in kaart brengt. Zij zien het leveren van kwaliteit als doelstelling van de onderneming en maken gebruik van de life cycle om de emotionele reacties van klanten in kaart te brengen en te verbeteren (Canon, 2008).

Ook is onderzocht of bedrijven opnemen in hoeveel gevallen de regelgeving en vrijwillige codes betreffende gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van producten en diensten gedurende de levensduur en naar type resultaat niet worden nageleefd.

Het bedrijf dat voldoet aan de richtlijn meldt dat deze gevallen er niet zijn. Twee bedrijven noemden of een incident (Sharp) of producten die teruggeroepen zijn (Fujitsu). De overige bedrijven (24) hebben niets opgenomen.

Klanttevredenheid

Er is onderzocht of de ondernemingen een klanttevredenheidsbeleid voeren en of de uitkomsten van de uitgevoerde onderzoeken in de rapportage zijn opgenomen. Uit tabel 6 blijkt dat 12 bedrijven een actief klanttevredenheidsbeleid voeren. De tevredenheid wordt vaak gemeten door middel van surveys, marktfeedback en callcenters. 7 bedrijven rapporteren ook de uitkomsten van de onderzoeken.

Vervolgens is gekeken of de bedrijven weergeven hoeveel gegronde klachten er zijn binnengekomen die betrekking hebben op de inbreuk op privacy en het kwijtraken van klantgegevens. 25 van de 27 bedrijven voldoen niet aan de richtlijn. De overige twee noemden de claims en de oorzaken ervan. Een mogelijke verklaring voor de beperkte mate van rapportage ligt in de voluntary disclosure theorie, die stelt dat ondernemingen alleen de positieve prestaties rapporteren (Clarkson et al, 2008).

De uitkomsten zijn niet in overeenstemming met de verwachting. De sociale duurzaamheidsrapportages op het gebied van de belangen van de klanten zijn namelijk ontoereikend. Een mogelijke oorzaak is gelegen in onvoldoende druk (van klanten) om hierover te rapporteren.

Conclusie

Over 2 van de 4 rapportagerichtlijnen wordt overwegend niets gerapporteerd. Over de overige 2 richtlijnen wordt slechts beperkt gerapporteerd. De rapportages die betrekking hebben op de belangen van de klanten

zijn dus ontoereikend. Kennelijk stellen bedrijven de wensen/belangen van klanten wel centraal bij de productie, maar niet bij het opstellen van de sociale duurzaamheidsrapportages.

6.2.4 Maatschappij

Dit onderdeel gaat in op de mate waarin ondernemingen in hun duurzaamheidsrapportages in gaan op de belangen van de maatschappij. Dit is getoetst aan de hand van 3 verschillende aspecten die hieronder kort besproken zullen worden.

Programma’s

Er is onderzocht in hoeverre bedrijven rapporteren over de aard, reikwijdte en effectiviteit van alle programma’s en methoden die de effecten van de activiteiten op gemeenschappen bepalen en beheren (hieronder vallen vestiging, activiteiten en vertrek) . Uit tabel 6 blijkt dat slechts 5 bedrijven voldoen aan deze richtlijn. Deze reden waarom de meeste bedrijven vallen onder de noemer van niet opgenomen (21) komt omdat ze alleen rapporteren over de ecologische aspecten van duurzaam ondernemen.

Corruptie

Bij dit onderdeel is gekeken of bedrijven rapporteren over het percentage van en het totale aantal bedrijfseenheden geanalyseerd naar corruptiegerelateerde risico’s. Wederom rapporteert het merendeel (19) van de bedrijven niets. Slechts twee bedrijven voldoen aan de richtlijn. De overige bedrijven analyseren de onderneming wel naar risico’s, maar maken bij de rapportage geen onderscheid naar corruptie-en overige risicogebieden.

Ook is onderzocht of bedrijven maatregelen hebben genomen naar aanleiding van gevallen van corruptie. 14 Bedrijven nemen informatie op over het corruptiebeleid. Dit beleid bestaat vaak uit trainingen voor werknemers, anticorruptie video’s, werknemers helpen de Code of Conduct te begrijpen, en

meldingslijnen. Dit resultaat is conform de verwachting. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door politieke en sociale (media) druk (Clarkson et al., 2008).

Beleid

Hierbij is gekeken of de ondernemingen hun standpunten met betrekking tot het publieke beleid en de deelname aan de ontwikkeling ervan (evenals lobbyen) opnemen in de duurzaamheidsrapportages.

Een ruime meerderheid (21) voldoet aan deze rapportagerichtlijn en geeft het beleid weer. Één keer wordt verwezen naar een Japanse website. Deze rapportage is bestempeld als het in beperkte mate voldoen aan de richtlijn. De overige 5 ondernemingen rapporteren niets over hun publieke beleid.

Mogelijk zien bedrijven het uitten van het publieke beleid als een manier om zich te legitimeren. Siemens noemt de rapportage namelijk een methode om de ‘license to operate’ te behouden.

Conclusie

Over 2 van de 4 rapportagerichtlijnen wordt overwegend niets gerapporteerd. Aan de overige

rapportagerichtlijnen wordt overwegend wel voldaan. De rapportage met betrekking tot de belangen van de maatschappij zijn dus toereikend op het gebied van het (corruptie)beleid. Ze zijn ontoereikend op het gebied van programma’s die invloed hebben op activiteiten van de gemeenschappen en de eenheden die geanalyseerd zijn naar corruptie gerelateerde risico’s.

6.3 Conclusie/vervolganalyse over de kwantiteit van de sociale duurzaamheidsrapportages