• No results found

Conclusie over de kwaliteit van de sociale duurzaamheidsrapportages

6. Analyse en Resultaten

6.5 Conclusie over de kwaliteit van de sociale duurzaamheidsrapportages

In tabel 1 is weergegeven dat de kwaliteit van de rapportages wordt beoordeeld aan de hand van de relevantie, de betrouwbaarheid en de begrijpelijkheid van de onderzochte rapportages. Deze zullen hieronder kort worden besproken.

Relevantie (relevantie, materialiteit, inclusiviteit)

De relevantie is in dit onderzoek gemeten aan de hand van de relevantie, de materialiteit en de inclusiviteit van de belanghebbenden (tabel 1 ).

De materialiteit en relevantie zijn al besproken in het kwantitatieve gedeelte van het onderzoek. Hieruit is gebleken dat de rapportages van de onderzochte bedrijven niet voldoende toereikend zijn voor de belangen van de werknemers, de klanten, de maatschappij en de waardeketen.

In overeenstemming met de stakeholder theorie en onderzoek van de Waard en Kamp-Roelands (2009) wordt binnen de consumenten elektronicasector over het algemeen rekening gehouden met de

belangrijkste belanghebbenden door deze te identificeren in de rapportages. De meerderheid van de bedrijven brengt de belangen van deze groepen in kaart door middel van een dialoog. De kritieken die hieruit voortvloeien en de vervolgacties die worden ondernomen blijven echter wel onbesproken. Op dit moment zijn de sociale aspecten van de onderzochte duurzaamheidsrapportages van de

elektronicasector onvoldoende toereikend op het gebied van relevantie. Dit komt voornamelijk doordat bedrijven lang niet altijd voldoen aan de rapportagerichtlijnen van de GRI. Daarnaast gaan ze te weinig in op de kritieken van belanghebbenden en de vervolgacties die hieruit volgen.

Betrouwbaarheid (volledigheid, neutraliteit, duurzaamheidscontext)

Om een oordeel te geven over de betrouwbaarheid van de rapportages is gekeken naar de volledigheid, neutraliteit en duurzaamheidscontext van de rapportages.

Uit het kwantitatieve gedeelte is al gebleken dat de volledigheid van de verslaggeving onvoldoende toereikend is. Daarnaast is het sociale aspect van de duurzaamheidsrapportages niet voldoende neutraal. Rapportage over positieve prestaties is op dit moment dominant. Dit kan (negatieve) invloed uitoefenen op

de meningsvorming van de belanghebbenden. Gelukkig maken ondernemingen wel duidelijk onderscheid tussen de eigen interpretatie van informatie en de feiten.

Opvallend is dat ondernemingen in de duurzaamheidsrapportages spreken over het integreren van duurzaamheid in de waardeketen. Hiertoe hanteren ze in de meeste gevallen een vendor policy, die wordt getoetst op naleving. Vervolgens besteden ze echter geen tot weinig aandacht aan de prestaties van de waardeketen.

De betrouwbaarheid, gemeten aan de hand van volledigheid, neutraliteit en duurzaamheidscontext van de sociale rapportages is op dit moment naar mijn mening onvoldoende toereikend. Toch lijkt er wel degelijk vooruitgang te zitten. Uit onderzoek uitgevoerd door Pöyhönen en Simola in 2007 bleek dat bedrijven geen verantwoordelijkheid voelden voor de waardeketen. Uit mijn onderzoek volgt nu dat het merendeel al een vendor policy heeft ingevoerd. Daarnaast erkennen bedrijven de gedragscode van de EICC en werken ze samen om risicovolle toeleveranciers te auditten op duurzaamheid (www.eicc.info). Wie weet is de volgende stap te rapporteren over de prestaties van de waardeketen.

Begrijpelijkheid

De begrijpelijkheid van de rapportages is getoetst aan de hand van de structurering, de opgenomen diagrammen en de uitleg bij deze diagrammen. De structurering kan in veel gevallen verbeterd worden. Daarnaast zouden bedrijven diagrammen die geen toegevoegde waarde hebben achterwege kunnen laten en vaker een uitleg kunnen geven bij de diagrammen. Al met al kan ook de begrijpelijkheid van de rapportages verbeterd worden. Hiermee kunnen verkeerde interpretaties en beslissingen tot een minimum beperkt worden.

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de sociale duurzaamheidsrapportages van de consumenten elektronicasector op dit moment onvoldoende toereikend zijn. Dit is in overeenstemming met eerder onderzoek binnen deze sector (Schipper en de Haan, 2005; SOMO, 2009; Pöyhönen en Simola, 2007). Ook komt het overeen met het onderzoek dat de Waard (2008) heeft verricht naar de taakopvatting van commissarissen met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hieruit bleek namelijk dat commissarissen de aspecten milieu, veiligheid en gezondheid de boventoon lieten voeren en dat er voor de sociale component slechts een kleine rol is weggelegd.

Naar aanleiding van de bovenstaande resultaten is bekeken in hoeverre de door mij onderzochte bedrijven voorkomen in de Dow Jones Sustainability Index. Hiervoor is gekeken naar de duurzaamheidsleiders binnen de sectoren ITC Electronic Equipment, CTS Mobile Telecommunications en THQ Computer Hardware & Electronic Office Equipement. Deze lijsten leveren 15 bedrijven op, waarvan 10 bedrijven ook in mijn onderzoek zijn mee genomen. Voor de bedrijven Dell en China Mobile (zij hebben beide een nummer 1 positie verworven op de lijsten gedateerd op september 2008) is bekeken of ze ook op het sociale aspect leider zijn.

China Mobile blijkt ook in mijn onderzoek redelijk tot goed te scoren. Op het kwantitatieve gedeelte scoort zij op alle gebieden behalve de waardeketen beter dan gemiddeld. Op het aspect waardeketen scoort deze onderneming echter bedroevend slecht. Zij voldoet aan geen van de rapportagerichtlijnen en

daarnaast is geen aandacht besteed aan de prestaties van deze keten. Het is dan ook één van de bedrijven die geen vendor policy hanteert. Ze heeft weliswaar een beleid voor de afnemers, maar dit zogenaamde green action plan heeft alleen betrekking op de ecologische aspecten.

Ook op de kwantitatieve aspecten scoort de onderneming beter dan gemiddeld. Er is balans binnen het sociale duurzaamheidsaspect en de belanghebbenden worden betrokken bij de totstandkoming van de rapportages. De begrijpelijkheid ligt op het gemiddelde van de sector.

Dell scoort hierentegen ongeveer gemiddeld. Voornamelijk de kwantitatieve sociale duurzaamheids rapportages zijn onvoldoende toereikend op het gebied van de belangen van de klanten, de maatschappij en de waardeketen. De kwalitatieve component scoort niet veel beter. De rapportage is goed

gestructureerd en op de kritieken na wordt op alle punten van de inclusiviteit van de belanghebbenden goed gescoord. Helaas schieten de aspecten neutraliteit en waardeketen tekort.

Uit het bovenstaande blijkt dat de supersector leaders van de Dow Jones Sustainability Index in mijn onderzoek naar het sociale aspect niet direct als top ondernemingen naar voren komen. Ze scoren wel iets beter dan gemiddeld, maar op een van de in mijn ogen belangrijkste onderdelen, namelijk de waardeketen scoren ze niet heel goed. Een oorzaak hiervoor is dat bij de beoordeling relatief weinig gewicht toe wordt gekend aan de aspecten ‘corporate citizenship’ en ‘social reporting’ (www.sustainability-indexes.com). Hiermee lijkt het erop dat de titel duurzaamheidsleider niet per se betrekking hoeft te hebben op alle elementen van duurzaam ondernemen.