• No results found

7.1 Inleiding

Op basis van de resultaten en analyses van het onderzoek kan een aantal aanbevelingen worden gedaan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen algemene aanbevelingen en ondernemingsspecifieke

aanbevelingen. De eerste categorie heeft betrekking op regelgeving, richtlijnen en algemene opvattingen. De tweede categorie is gericht op het niveau van de onderneming.

7.2 Algemene aanbevelingen

Het doel van de Global Reporting Initiative is om te zorgen voor gebalanceerde verslaggeving. Dit heeft onder andere betrekking op de balans tussen het sociale, het ecologische en het financiële aspect. In gebalanceerde duurzaamheidsrapportages zou elk van de drie elementen dus voldoende aandacht moeten krijgen, voor zover relevant voor de onderneming. Uit dit onderzoek is gebleken dat het sociale

duurzaamheidsaspect binnen de rapportages van de consumenten elektronicasector onderbelicht is. Hiermee is in mijn ogen het duurzaamheidsconcept binnen deze sector in onbalans.

Een van de belangrijkste aanbevelingen wil ik daarom richten aan de GRI. Gebleken is dat alle onderzochte bedrijven bij het opstellen van de rapportages gebruik maken van de G3-richtlijnen. Toch loopt de invulling die hieraan wordt gegeven sterk uiteen. Het merendeel van de ondernemingen voldoet niet of slechts in beperkte mate aan de richtlijnen die betrekking hebben op het sociale aspect. Blijkbaar kunnen of willen de ondernemingen niet altijd voldoen aan deze richtlijnen.

Om ervoor te zorgen dat bedrijven een goede invulling geven aan de richtlijnen zou er door de GRI een rapportagesjabloon verstrekt kunnen worden. Ondernemingen zouden hiervoor per sector een bestand kunnen downloaden waarin de richtlijnen zijn opgenomen met hierachter een invulveld en eventueel een voorbeeld van een ‘goede’ rapportage.

Met de invoering van de richtlijnen van de GRI en de gedragscodes vanuit de industrie is de sociale duurzaamheidsrapportage van de elektronicasector op dit moment nog niet voldoende toereikend. Vrijwillige rapportage is kennelijk niet de juiste manier om de gewenste mate van rapportage over het

sociale aspect te verkrijgen. Het gewenste gedrag van de bedrijven komt kennelijk niet overeen met het werkelijke gedrag en het gerapporteerde gedrag. Het gedrag van mensen wordt in de wetenschappelijke literatuur vaak verklaard door middel van motivatie. Deze kan bestaan uit twee componenten. Ten eerste is er intrinsieke motivatie die betrekking heeft op het uitvoeren van bepaalde handelingen voor je eigen weldaad, interesse of voor de tevredenheid die je bereikt door deze handeling uit te voeren (Lin, 2007). Binnen de elektronicasector ontbreekt het de bedrijven waarschijnlijk aan intrinsieke motivatie of morele verantwoordelijkheid (Wettstein, 2009) om voldoende te rapporteren over het sociale aspect van duurzaam ondernemen.

Ten tweede is er extrinsieke motivatie die focust op doelgedreven redenen (bijv. beloning) om een bepaalde handeling te verrichten. Deze kan bijvoorbeeld bestaan uit druk van belanghebbenden. Deze is waarschijnlijk niet hoog genoeg om voor voldoende extrinsieke motivatie te zorgen.

Duurzaam ondernemen wordt ook wel gezien als een morele verantwoordelijkheid die verder gaat dan het voldoen aan wetgeving (Wettstein, 2009). De wet wordt gezien als het meest fundamentele deel van onze moraal. Een verplichting vanuit de wet zou bedrijven door het dwingende karakter wel voldoende kunnen motiveren om te rapporteren over het sociale aspect (Lin, 2007, Kimman, 1991). Een mogelijke

verschuiving die hierdoor kan optreden is die van duurzaam ondernemen als filantropie naar duurzaam ondernemen als morele verplichting. Het gevaar dat hierin schuilt, is dat alles dat telt bestaat uit het feit dat een onderneming een deel van de winst uitkeert aan goede doelen, maar dat het ethisch gezien niet uit maakt waardoor de winsten zijn gegenereerd (Wettstein, 2009).

Het sociale aspect is in grote mate afhankelijk van lokale normen, waarden en culturen, waardoor de wetten in grote mate cultureel bepaald worden. De elektronicasector maakt soms gebruik van de ontbrekende wetgeving op het gebied van het sociale aspect. Op een dergelijk moment zijn ze niet duurzaam bezig, maar overtreden de wetten ook niet.

De mooiste oplossing is in mijn ogen een verandering in de wetgeving. Dit is wel een bijna onmogelijke opgave. Één standaard zal niet alleen moeilijk te bepalen zijn, ook het aanwijzen van een wetgever speelt met zoveel landen een grote rol.

De wetgever zou op nationaal niveau kunnen liggen. Hierbij zou de eis gesteld kunnen worden dat bedrijven bij het outsourcen van activiteiten hun eigen integriteitnormen, gedragscodes en

duurzaamheidsbeleid moeten hanteren, indien deze van hoger niveau zijn dan die in het land waarin de outsourcing plaatsvindt. Dit kan echter tot onwenselijke situaties en praktijken lijden.

Omdat het bij de afzonderlijke staten vaak ontbreekt aan het opstellen van internationale wetten is hier mogelijk een ook een rol weggelegd voor de United Nations. Deze kan deze tekortkoming van het opstellen van internationale wetten door lidstaten als intergouvernementele organisatie compenseren door de centrale delen van het Charter van de mensenrechten te implementeren om de impact van bedrijven op dit gebied te beïnvloeden (Buhmann, 2009).

Een andere mogelijkheid bestaat uit een koppeling met de internationale verslaggevingsstandaard IFRS. Er zou hiermee gestreefd kunnen worden naar minimale sociale verslaggevingsnormen. Daarnaast zou een geïntegreerd rapport tot een van de mogelijkheden kunnen behoren. Hierin zouden zowel de financiële, als de niet-financiële prestaties (waaronder de ecologische en sociale aspecten) op een gebalanceerde manier gerapporteerd kunnen worden.

7.3 Ondernemingsspecifieke aanbevelingen

In overeenstemming met het onderzoek van Carrasco (2007) is door de toenemende vraag naar het afleggen van verantwoording en transparantie de rapportage van bedrijven in de elektronicasector steeds verder toegenomen. Nadeel hiervan is dat de omvang van de verslagen ook is toegenomen. Dit kan bij de belanghebbenden, maar ook bij de controlerende accountant zorgen voor een zogenaamde ‘informatie overload’. Dit betekent dat de efficiency waarmee de gebruiker de informatie tot zich neemt wordt bemoeilijkt door de hoeveelheid relevante, nuttige en beschikbare data. Een gevolg is dat de lezer een gevoel krijgt de controle kwijt te zijn, ongeduldig wordt of afgeleid wordt (Bawden en Robinson, 2009). De boodschap van de rapportages komt in dat geval niet over, waardoor de ontvangen informatie als niet toereikend zal worden bestempeld. Door middel van een geïntegreerd en bondig rapport met alleen de noodzakelijke informatie en diagrammen zou de verslaggeving voor de gebruikers in waarde kunnen toenemen.

Uit het onderzoek is gebleken dat de prestaties van de waardeketen in veel van de gevallen niet

opgenomen worden in de rapportages van de onderzochte multinationals. De bedrijven die onderzocht zijn wil ik bij deze aanmoedigen om bij de rapportages meer aandacht te besteden aan de waardeketen, zodat het eindproduct als duurzaam kan worden bestempeld.

Binnen dit proces zou Good Electronics, die de mensenrechten en duurzaamheid in de elektronicasector wil verbeteren een helpende hand kunnen bieden. Het gebruikte normenkader van dit onderzoek is gebaseerd op de common demands die zij hebben opgesteld. Ook de rapportage hieromtrent bleek

ontoereikend te zijn. Een mogelijke oorzaak hiervoor is waarschijnlijk gelegen in de aard van de ‘demands’. Deze zijn namelijk gericht op het daadwerkelijke beleid dat ondernemingen voeren en niet zozeer op de rapportage over dit beleid. De koppeling tussen beide is uiteraard wel van groot belang. Intensieve samenwerking tussen Good Electronics en de GRI is een mogelijkheid om de prestaties en de informatieverschaffing over de prestaties dichter bij elkaar te brengen.

Daarnaast zou samengewerkt kunnen worden met de EICC. Dit is een groep samenwerkende bedrijven die de gedragscode voor de elektronica en ICT door de gehele waardeketen wil implementeren.

Naast het voldoen aan de richtlijnen om de kwantitatieve rapportages op peil te brengen zou ik de bedrijven willen aanbevelen om de kwaliteit van de rapportages te verbeteren door:

- Meer informatie te verstrekken over de uitkomsten van de dialoog die met belanghebbenden heeft plaatsgevonden, evenals de genomen vervolgacties. Op deze manier wordt de rapportage meer gericht op de belanghebbenden.

- Informatie opnemen over negatieve prestaties en maatschappelijke dilemma’s. Hierdoor kunnen belanghebbenden een afgewogen mening vormen over het beleid, wat leidt tot betere beslissingen. - De structurering van de rapportages zou verbeterd kunnen worden door diagrammen alleen op te

nemen als ze toegevoegde waarde hebben en deze uit te leggen. Dit heeft een positieve uitwerking op de begrijpelijkheid van de rapportages, een juiste interpretatie en dus op de juiste beslissingen. - Tot slot wil ik opmerken dat de meeste bedrijven een GRI tabel opnemen op de website of in het

duurzaamheidsverslag, terwijl de verwijzingen naar de pagina’s/site niet kloppen. Ook kwam het geregeld voor dat de tabel aangaf dat informatie over bepaalde richtlijnen opgenomen was, terwijl het in werkelijkheid niet in de rapportages is vermeld.