• No results found

Teneinde meer inzicht te verkrijgen in de hierboven besproken aspecten van de daadwerkelijke afwikkeling van massaschade gedurende en na afloop van het WCAM-traject, is dit onderzoek deels gebaseerd op case studies. Door middel van case studies is getracht gegevens te verzamelen over het verloop van het WCAM-traject in de praktijk, waarbij de nadruk ligt op de rol van de (claim)stichting binnen dit proces en de uitkering van de massaschadeclaim.

De interesse voor de rol van de (claim)stichting bij de afwikkeling van massaschade komt voort uit de constatering dat de stichting gedurende het WCAM-traject ofwel als belangenbehartiger ofwel als schadeafwikkelaar lijkt op te treden. In de juridische literatuur en huidige regelgeving met betrekking tot de claimstichting wordt veelal uitgegaan van de stichting als belangenbehartiger. Veel is in dat kader geschreven over de (on)afhankelijkheid en governance van claimstichtingen. De nadruk ligt daarbij telkens op de fase voorafgaand aan de totstandkoming van een schikkingsovereenkomst of op het voeren van een collectieve schadevergoedingsactie (waarbij overigens ook de nadruk ligt op de totstandkoming van een schikkingsovereenkomst). Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van de zogeheten claimcode137 en ook in de nieuwe collectieve schadevergoedingsprocedure worden de eisen die gesteld worden aan claimstichtingen- of verenigingen flink opgeschroefd.138 Het is de vraag of bij de totstandkoming van regelgeving met betrekking tot de zogeheten claimstichting in de toekomst niet gedifferentieerd zou moeten worden naar de rol die de stichting in de praktijk vervult. De rollen van schadeafwikkelaar en belangenbehartiger lijken immers niet per definitie met elkaar vergelijkbaar en verenigbaar. Daarom worden in de case studies alle betrokken stichtingen aan

135 Zie van Doorn en de Bruijn in C.J.M. van Doorn en M. de Bruijn, ‘Collectieve afwikkeling van massaschade: verdeelsleutels voor vergoedingen aan individuele benadeelden’, NJB 2013, 2405 (“Aan de hand van dergelijke data kunnen verdeelsleutels pas echt goed geëvalueerd en gewaardeerd worden”).

136 Hierop wezen eerder ook Ozmis en Tzankova, zie D. Ozmis & I.N. Tzankova, ‘De evaluatie van de WCAM: de kernthema’s uitgelicht’, TCR 2012, afl. 2, p. 33-42.

137 Zie hierover hoofdstuk 3. De claimcode is te raadplegen via

http://www.stichtingservice.nl/wp-content/uploads/2014/07/claimcode-voor-claimstichtingen.pdf.

eenzelfde onderzoek onderworpen, waarbij telkens wordt gekeken naar de op- en inrichting van de stichting, de rol gedurende de schikkingsonderhandelingen en gedurende het distributieproces, de kosten die de stichting maakt en de wijze waarop deze kosten gefinancierd worden, de transparantie van de stichting en de wijze waarop toezicht wordt gehouden.

Het distributieproces is thans nauwelijks wettelijk omschreven en er is bovendien weinig tot geen informatie openbaar. De procedure waarin uitvoering wordt gegeven aan de schikkingsovereenkomst vormt daardoor geen vastomlijnde procedure. Het is een fase van het WCAM-traject waarvoor weliswaar weinig aandacht is maar waarmee wel degelijk grote belangen zijn gemoeid en waarin belangrijke beslissingen dienen te worden genomen. Een onderzoek naar de wijze waarop deze fase in de praktijk verloopt, is daarom onontbeerlijk. Daarbij ligt de focus op:

de wijze waarop de schadevergoeding per gerechtigde tot stand komt (claiming rate);

 de wijze waarop het schikkingsfonds wordt uitgekeerd;

 de mate van transparantie gedurende het distributieproces;

 de omgang met zogenaamde “onbekende claims”;

 de besteding van het restant van het schikkingsfonds;

 het vermogensbeheer over het schikkingsfonds en

 de beëindiging van het distributieproces.

1.4.1.1. Betrokken stichtingen

Sinds 2005 zijn er met gebruikmaking van de WCAM negen collectieve schikkingsovereenkomsten algemeen verbindend verklaard. De negende algemeen verbindendverklaring in de Fortis-zaak is bij de start van dit onderzoek nog niet uitgesproken en maakt derhalve – te meer omdat het distributieproces dan nog moet beginnen – geen onderdeel uit van het onderzoek.139 Van de overige zaken zijn alle betrokken stichtingen aan het onderzoek onderworpen. Dit betreffen:

 Stichting DES Centrum

 Stichting Beheer Deelnemersgelden

 Stichting Leaseverlies

 Stichting Eegalease

 Stichting Vie d’Or

 Stichting Compensatiefonds Polishouders Vie d’Or

 Shell Reserves Compensation Foundation

 Stichting Uitvoering Vedior Schikking

 Converium Securities Compensation Foundation

 Stichting Steunfonds Probleemhypotheken

 Stichting Platform Aandelenlease

 Stichting Belangen Rechtsbijstandverzekerden

139 In hoofdstuk 2 wordt wel kort aandacht besteed aan de voorgeschiedenis en totstandkoming van de schikkingsovereenkomst.

1.4.1.2. Documentenanalyse

Een belangrijk voordeel van case studies in vergelijking met andere onderzoeksmethoden is dat bij deze onderzoeksmethode verschillende bronnen geraadpleegd kunnen worden. Ten behoeve van de case studies is daarom gebruik gemaakt van verschillende openbare documenten. Ten eerste zijn de statuten van alle betrokken stichtingen onderzocht. Een aantal statuten is toegestuurd door bestuurders van betrokken claimstichtingen. Sporadisch werden de statuten gepubliceerd op de website van de claimstichtingen en in alle andere gevallen zijn de statuten opgevraagd via de Kamer van Koophandel. Daarnaast zijn alle schikkingsovereenkomsten met de bijbehorende rapporten en beschikkingen van het hof geraadpleegd. Ook zijn zoveel mogelijk jaarverslagen, jaarrekeningen, (in geval van faillissement) faillissementsverslagen, overige

disclosure-documenten140 en websites bestudeerd. Deze bronnen zijn afhankelijk van hun beschikbaarheid geraadpleegd. Bij jaarverslagen en jaarrekeningen van stichtingen geldt bijvoorbeeld geen verplichting tot deponering in het Handelsregister141 en deze zijn derhalve niet per definitie openbaar. Jaarverslagen en jaarrekeningen zijn bestudeerd voor zover zij op de website zijn gepubliceerd. Dat geldt ook voor de overige disclosure-documenten.

Bovenstaande bronnen hebben een goed beeld gegeven van de praktijk gedurende (de laatste fase van) het WCAM-traject en van de rol en de functie van de claimstichting tijdens dit traject.142

De verzamelde informatie is geordend in tabellen waarin de informatie met betrekking tot het distributieproces van de acht onderzochte WCAM-zaken schematisch is weergegeven.143 Omdat niet alle kwalitatieve informatie gevat kan worden in tabellen, worden de onderzoeksresultaten in het navolgende hoofdstuk tevens per zaak toegelicht. Deze bevindingen vormen het uitgangspunt van het onderzoek.

1.4.2. Juridische analyse

Dit is een juridisch proefschrift. Naast de hierboven omschreven empirische componenten, is het onderzoek in hoofdzaak gericht op de ontwikkeling van het positieve recht en de werking daarvan in de praktijk. Daarbij is voornamelijk juridische literatuur, jurisprudentie en parlementaire geschiedenis bij relevante wet- en regelgeving geraadpleegd. Naast de relevante bronnen op het gebied van massaschade zijn, om tot een adequater systeem te kunnen komen, ook bronnen op andere rechtsgebieden geraadpleegd. Hoewel het onderzoek zich focust op de afwikkeling van massaclaims in Nederland en derhalve het Nederlandse systeem als uitgangspunt wordt genomen, zijn ook buitenlandse bronnen geraadpleegd omdat daar meer en specifiekere literatuur op dit gebied is verschenen. Bovendien is een kort rechtsvergelijkend onderzoek gedaan naar de afwikkeling van massaclaims in Amerika, België en Canada (Ontario). Met het oog

140 Denk daarbij aan claimcode-verantwoordingsdocument, begroting en kostenoverzicht van de stichting, informatie over claims administrateur en advocaten etc.

141 Hiertoe zijn slechts stichtingen verplicht met een onderneming die in twee opeenvolgende boekjaren minimaal EUR 6 miljoen per jaar omzetten.

142 In samenwerking met E. Falla heb ik in 2013 tevens een vragenlijst gezonden aan alle betrokken stichtingen bij de verschillende WCAM-zaken. In verband met de lage responsgraad zijn de resultaten hiervan echter niet verwerkt in dit proefschrift. De gesprekken die ik heb gevoerd naar aanleiding van deze vragenlijsten hebben als achtergrondinformatie gediend. E. Falla is in 2016 gepromoveerd op een rechtsvergelijkend onderzoek naar de afwikkeling van massaschade, waarbij zij de Belgische rechtsvordering tot collectief herstel kritisch heeft bekeken. Zie E. Falla, La réparation des dommages de masse: propositions visant à renforcer l’efficacité de l’action en reparation

collective, Brussel: Larcier 2017.

op de eventuele totstandkoming van nieuwe regelgeving is tot slot ook beleidsmatige literatuur geraadpleegd.