• No results found

HOOFDSTUK 2: CASE STUDIES 2.1. INLEIDING

3.5. BELANGENBEHARTIGENDE CLAIMSTICHTING VS. AFWIKKELSTICHTING

Het is duidelijk dat de functie van de claimstichting die optreedt als belangenbehartiger en die van de afwikkelstichting, niet vergelijkbaar zijn. Regulering die thans geldt voor de claimstichting is derhalve niet geschikt voor de afwikkelstichting. Hieronder worden de belangrijkste verschillen besproken. Bij de professionalisering van het distributieproces bij collectieve schikkingen, dient hiermee rekening gehouden te worden.

3.5.1. Oprichting en inrichting

Het moment waarop beiden typen stichtingen worden opgericht, het doel én de werkzaamheden die zij verrichten lopen sterk uiteen. Doordat de afwikkelstichting pas wordt opgericht op het moment waarop partijen het WCAM-traject gaan doorlopen, kunnen eventuele oprichtings- en inrichtingsvereisten relatief eenvoudig door het hof getoetst worden. Een toezichthoudend orgaan lijkt voor beiden typen stichtingen wenselijk, maar de wijze waarop daaraan invulling kan worden gegeven varieert. Bij de afwikkelstichting kan daarbij gedacht worden aan een rol voor de partijen van de schikkingsovereenkomst (schikkende ondernemingen) of belangenbehartigers die gedurende het schikkingsproces de belangen van gedupeerden hebben vertegenwoordigd. Ook is denkbaar dat bij de afwikkelstichting een orgaan wordt ingesteld waarin de gedupeerden worden vertegenwoordigd, nu de afwikkelstichting het beheer en de beschikking heeft over het schikkingsfonds dat in feite aan hen toebehoort. In hoofdstuk zes wordt onderzocht op welke wijze een en ander geregeld kan worden.

3.5.2. Kosten en financiering

Ook de (financiering van de) kosten die de belangenbehartigende claimstichting respectievelijk de afwikkelstichting maakt zijn van een totaal andere aard. Waar het bij de belangenbehartigende claimstichting voornamelijk gaat om procesfinanciering met een onduidelijk aantal te vertegenwoordigen gedupeerden en vooraf lastig in te schatten kosten, speelt deze problematiek bij de afwikkelstichting geen rol. De afwikkelstichting heeft te maken met kosten voor oprichting en inrichting van de stichting zelf en de uitvoering van de schikkingsovereenkomst, welke kosten

527 Hoofdstuk zes bespreekt het toezicht gedurende het distributieproces.

op voorhand redelijk goed kunnen worden ingeschat. De wijze waarop beide type stichtingen gefinancierd kunnen of zouden moeten worden loopt derhalve sterk uiteen.

Opvallend is dat men bij de verschillende wetgevingsinitiatieven veel stil staat bij de financiering van de belangenbehartigende claimstichting en de regulering daarvan, terwijl de financiering van de afwikkelstichting onbesproken blijft. Dit is onterecht, aangezien de financiering van de afwikkelstichting veelal ten late wordt gebracht van het schikkingsfonds. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan de onafhankelijkheid van de claimstichting en diens bestuurders, maar staat men niet stil bij de onafhankelijkheid van de partijen die worden ingeschakeld om de uitvoering van de schikkingsovereenkomst mogelijk te maken. In de navolgende hoofdstukken wordt daarom onderzocht of en zo ja op welke wijze toezicht op en/of regulering van de oprichting, inrichting, kosten en financiering van de afwikkelstichting noodzakelijk is.

3.6. CONCLUSIE

De titel van dit hoofdstuk impliceert dat de claimstichting meerdere verschijningsvormen kent. Of dat zo is hangt af van de interpretatie die men aan het begrip claimstichting geeft.529 Duidelijk is in elk geval dat gedurende het WCAM-traject verschillende typen stichtingen actief zijn met een eigen functie en werkzaamheden gedurende dit traject. Grofweg kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen de in dit hoofdstuk getypeerde “belangenbehartigende claimstichting” en “afwikkelstichting”. De term belangenbehartigende claimstichting is gebruikt voor de claimstichting die optreedt als belangenbehartiger en vanaf het initiëren van de massaschadeclaim betrokken is bij de zaak. Deze claimstichting is dan ook actief betrokken bij de schikkingsonderhandelingen in het kader van het WCAM-traject. De afwikkelstichting wordt daarentegen opgericht op het moment waarop de onderhandelingen reeds tot een schikking hebben geleid en deze schikking in het kader van het WCAM-traject voorgelegd gaat worden aan het Hof Amsterdam. De belangrijkste taak van de afwikkelstichting is het uitvoering geven aan de in de schikkingsovereenkomst tot stand gekomen regeling.

De stichting is een flexibele rechtsvorm die op velerlei terreinen kan worden ingezet. Aan de inrichting van deze rechtsvorm worden weinig eisen gesteld en de oprichting kan eenvoudig en goedkoop geschieden. In die zin leent deze rechtsvorm zich uitstekend als juridisch kader voor de belangenbehartigende claimstichting die bij het ontstaan van massaschade ad hoc opgericht wordt ter verkrijging van collectieve compensatie. Een belangrijk nadeel van de stichting als rechtsvorm voor de ad hoc belangenbehartiger gedurende het WCAM-traject zijn de beperkte eisen die aan deze rechtsvorm worden gesteld op het gebied van governance. Gebleken is dat daarom aanvullende regulering nodig is om het WCAM-traject in goede banen te leiden. Daartoe zijn momenteel in de WCAM zelf een aantal eisen opgenomen waaraan de claimstichting moet voldoen. Deze eisen houden echter geen rekening met de verschillende typen, in dit hoofdstuk getypeerde (claim)stichtingen. Het hof toetst aan deze eisen op het moment waarop de schikkingsovereenkomst met het oog op een algemeen verbindendverklaring aan haar wordt voorgelegd. Voor de belangenbehartigende claimstichting blijkt deze toets te laat; zij heeft haar taak op dat moment al voor een groot deel volbracht. Voor de afwikkelstichting is het moment

529 Dit varieert: het hof lijkt alle typen claimstichting over één kam te scheren door in een aantal gevallen de afwikkelstichting te toetsen aan het representativteitsvereiste. De initiatiefnemers van de Claimcode kwalificeren de claimstichting als de 3:305a BW stichting, waaruit kan worden opgemaakt dat de claimstichting wordt gezien als de belangenbehartigende claimstichting. De Claimcode lijkt derhalve ook niet te zijn opgesteld met het oog op de afwikkelstichting.

van toetsing weliswaar prima, maar blijkt deze eis niet passend met het oog op de werkzaamheden die de afwikkelstichting verricht.

In dit hoofdstuk is daarom onderzocht of de stichting die als schadeafwikkelaar optreedt op eenzelfde wijze gereguleerd kan en/of moet worden op het gebied van de oprichting, inrichting, kosten en financiering als de belangenbehartigende claimstichting. Die vraag moet ontkennend worden beantwoord. Allereerst is het moment waarop beide typen stichtingen worden opgericht van belang. Dit heeft consequenties voor het moment waarop aan de eisen die aan de stichting worden gesteld getoetst wordt en de manier waarop de stichting kan worden gefinancierd. De kosten en financiering van de belangenbehartigende claimstichting en afwikkelstichting zijn duidelijk niet over één kam te scheren. Waar het bij de belangenbehartigende claimstichting voornamelijk gaat om procesfinanciering met een onduidelijk aantal te vertegenwoordigen gedupeerden en vooraf lastig in te schatten kosten, hoeft de afwikkelstichting geen proces meer te voeren en betreffen het slechts de op voorhand redelijk in te schatten kosten voor de distributie van het schikkingsfonds. De wijze waarop beide typen stichtingen gefinancierd kunnen of zouden moeten worden loopt derhalve sterk uiteen. Opvallend is dat men bij de verschillende wetgevingsinitiatieven veel stil staat bij (regulering van) de oprichting, inrichting en financiering van de belangenbehartigende claimstichting, terwijl de afwikkelstichting onbesproken blijft. In de navolgende hoofdstukken wordt daarom onderzocht of en zo ja op welke wijze toezicht op en/of regulering van de oprichting, inrichting, kosten en financiering van de afwikkelstichting noodzakelijk is.

HOOFDSTUK 4: HET DISTRIBUTIEPROCES IN BEELD