• No results found

Waarderend onderzoeken

4.3 De eigenheid van vrijwilligerszorg

Vanuit de onderzoeksbevindingen kan ik antwoord geven op de deelonderzoeks- vraag die ik voor dit deelonderzoek formuleerde: wat is in de ogen van de vrijwil-

ligerszorgorganisaties de eigenheid van vrijwilligerszorg? Ik geef de eigenheid van

vrijwilligerszorg weer vanuit hun eigen perspectief.

Vrijwilligerszorgorganisaties willen zorg realiseren van mensen, door mensen, voor mensen. Mensen nemen vanuit hun betrokkenheid en idealen initiatieven om vrijwilligerszorg op te zetten. Het initiatief is bezield en de dragende organi- satie wil deze bezieling vasthouden. Betrokkenen op organisatieniveau (bestuur, professionals, vrijwilligers) zien het opzetten en uitvoeren van vrijwilligerszorg als zingevend voor henzelf, zorgvrijwilligers en zorgvragers. Zingevend in zichzelf en niet voortkomend uit prikkels als financiële winst of (overheids)opdracht. Het scheppen van de voorwaarden voor de ontmoeting én de ontmoeting zélf zijn de ogen van betrokkenen de zin van vrijwilligerszorg.

Vrijwilligerszorg is hiermee aanwezig in de samenleving als manifestatie van inzet om de kwetsbaarheden van anderen tegemoet te treden en hun lijden te verlichten. Morele waarden dragen deze zingeving, zoals aandachtigheid, zorgvuldigheid, betrokkenheid en wederkerigheid. Organisaties willen vanuit deze morele waar- den het handelen van de direct betrokkenen richten.

De focus is de mens, de richting van werken is de betekenisvolle ontmoeting tussen mensen. De inhoud van de zorg betreft de vraagstukken van het (dagelijks) leven en het adequaat tegemoet treden van de problemen die kwetsbare mensen hebben. Vrijwilligerszorg wil niet behandelen, maar helen. Zij wil niet zorgen voor, maar aansluiten.

De morele contacten (zowel de een-op-eencontacten als bij groepen, inloop, telefoon/chat, enzovoort) betreffen niet primair de vorm. De vrijwilligerszorg is doordesemd van het idee dat de ontmoeting van mens tot mens de basis vormt van betekenisvol handelen en dat er ruimte moet zijn om deze contacten zelf vorm te geven. De zorgvrager is een ‘actieve actor’ die verondersteld wordt om samen met de zorgvrijwilliger ‘de zorg te maken’.

worden uitgevoerd binnen de kaders die de organisatie aanbrengt. De vrijwilli- gerszorgorganisaties willen professionele organisaties zijn waarbij professionali- teit ten dienste staat van vrijwilligheid.

Omdat vrijwilligerszorgorganisaties zich willen richten op vraagstukken uit het dagelijks leven is het niet verwonderlijk dat de concrete resultaten die zij willen behalen, verbonden zijn met het leven en welzijn van de zorgvragers. Vrijwilli- gerszorg beoogt existentiële zorg te zijn. De zorg kan op praktische zaken gericht zijn, maar ook op het persoonlijk welbevinden, maatschappelijk functioneren, de ontwikkeling en groei, ‘helen’ en ‘weer mens worden’, het verminderen van druk in het dagelijks bestaan of waardig sterven. Vrijwilligerszorg varieert (dan ook) in de mate van intensiteit.

Ook zorgvrijwilligers ‘krijgen er wat voor terug’, te weten de mogelijkheid om zin te geven aan het leven, lijden te verlichten of een bijdrage te leveren om de wereld humaner en socialer te maken.

Vrijwilligerszorgorganisaties willen met het realiseren van vrijwilligerszorg van betekenis zijn voor een zorgzame samenleving. Zij willen vrijwilligerszorg ook inzetten als preventief voor of aanvullend op de formele zorg en hulpverlening. Uniciteit is een belangrijk beginsel: initiatiefnemers en zorgvrijwilligers treden déze kwetsbare mens, déze situatie, déze zorgvraag en déze persoonlijke mogelijkheden tegemoet. Vrijwilligerszorgorganisaties willen maatwerk leveren, zoals bij de match, de inzet en de ontwikkeling van de deskundigheid van de zorg- vrijwilliger. Hierbij kiezen ze niet voor een generieke benadering die zich baseert op opleiding, algemene competenties of formele kennis. Zij willen een samenspel ontwikkelen tussen de organisatie en ‘haar’ zorgvrijwilligers. Dit samenspel leidt tot het ontwikkelen van situationele deskundigheid. Hierbij zijn intervisies, ver- schillende begeleidingsvormen en informatie belangrijk.

Vrijwilligerszorgorganisaties zien kwaliteit als meervoudig. In hun visie grij- pen de kwaliteit van de zorg zelf (wat er gebeurt in het zorgcontact), de match, de persoon van de zorgvrijwilliger, de inzet en mogelijkheden van de zorgvrager en de organisatie in elkaar. Het gaat om een opvatting over kwaliteit die haar grond vindt in zingeving, morele waarden en het nastreven van resultaten in steeds weer unieke situaties.

Om deze kwaliteit en resultaten te behalen willen de betrokken actoren werken met ‘kennis van zaken’ (zoals het belang van waarden, aandacht voor zingeving, de geformuleerde kaders en richtlijnen, specifieke kenmerken van de doelgroep) en met ruimte voor intuïtie en praktische wijsheid.

Samenvattend formuleer ik mijn antwoord op de deelonderzoeksvraag als volgt: wat

Vrijwilligerszorgorganisaties willen morele en praktische coalities van de organi- satie, zorgvrijwilligers en zorgvragers realiseren als basis voor vrijwilligerszorg. Zij hebben de ambitie om vanuit morele waarden en gericht op zingeving de existen- tiële zorg te realiseren samen met kwetsbare mensen. Zij zien vrijwilligerszorg als een specifieke vorm van informele zorg, waarin professionaliteit ten dienste wordt gesteld aan vrijwilligheid. De ambitie is om in horizontale aansluitingen en verbin- dingen resultaten te boeken voor zorgvragers, zorgvrijwilligers, de formele zorg en welzijn, en de samenleving als geheel. Er is sprake van een horizontale oriëntatie. Vrijwilligerszorgorganisaties willen op een specifieke manier ‘het goede doen’. Dit antwoord geeft het zelfbeeld van de vrijwilligerszorgorganisaties weer. Het betreft een moreel zelfbegrip, omdat de organisaties zichzelf begrijpen als wer- kend aan morele doelen vanuit morele waarden.

De door mij geformuleerde methodologische principes gaven richting aan en waren ondersteunend voor dit deelonderzoek.

Ik werkte in nauwe verbinding met de vrijwilligerszorgorganisaties en betrok hen bij alle stadia van het deelonderzoek. Mede op deze responsieve basis kregen de organisaties en ik zicht op de ‘affirmative topic’ dat in de methodologie van waarderend onderzoek belangrijk is. Ons gemeenschappelijke onderzoeksthema (dat ook in de volgende deelonderzoeken de leidraad zal zijn) is het vraagstuk hoe in het nieuwe bestel zorg en welzijn plaats kan zijn voor door morele waar- den gedragen zorgpraktijken, zoals vrijwilligerszorg en wat van deze praktijken geleerd kan worden.

In de opzet van dit eerste deelonderzoek klinkt ook door dat onderzoeken en ontwikkelen met elkaar verbonden zijn. Het deelonderzoek betreft immers een eerste fase in een onderzoek dat vanuit ont-dekken wil ontwerpen.

Vanuit het constructionistische principe betekent het articuleren van het morele zelfverstaan al een stap in het ontwerpen van een toekomst. Het benoemen van vrijwilligerszorg als op morele waarden gebaseerde praktijken, waarin vanuit morele en praktische coalities zorg wordt verleend, schept een ‘nieuwe werke- lijkheid’. Het principe van simultaniteit is in mijn onderzoek werkzaam, mede omdat ik ‘taal geef aan’ een praktijk vanuit haar eigen verhalen (poëtisch prin- cipe). Ik deed dit door het analyseren van de documenten van de organisaties en de gesprekken en interviews met functionarissen. Binnen het raamwerk van mijn waarderend onderzoek heb ik dit gedaan met kwalitatieve onderzoeksmethoden. In verbinding met de vrijwilligerszorgorganisaties heb ik gewerkt aan het ont- dekken (Discovery) van de eigenheid van vrijwilligerszorg vanuit hun eigen per- spectief. Dit is een belangrijk element voor het ontwerpproces richting het nieuwe lokale bestel zorg en welzijn (Design), waarin vrijwilligerszorg een plaats heeft.

In mijn contacten met de vrijwilligerszorgorganisaties, onder andere in de onderzoeksbegeleidingsgroep (OBG) was sprake van een generatief proces van kennisvermeerdering. Dit betrof niet alleen de weergave van de eigenheid van vrijwilligerszorg vanuit het eigen perspectief (‘Dit zijn wij!’), maar ook de beleids- matige ontwikkelingen. Dit legde bovendien de basis om later in het ontwerppro- ces de eigenheid van vrijwilligerszorg als ‘troef’ of als ‘kracht’ in te brengen vanuit de organisaties zelf. Ik heb dit in het bijzonder geconcretiseerd in het vierde deel- onderzoek ‘Verbindend ontwikkelen’. Hierin heb ik vanuit de eigenheid van vrij- willigerszorg de profilering en positionering van diezelfde vrijwilligerszorg naar het nieuwe bestel zorg en welzijn ondersteund.

Echter, in aanvulling op het eerste deelonderzoek heb ik het perspectief van de zorgvrijwilligers op het morele zelfbegrip van de vrijwilligerszorgorganisaties in beeld gebracht. Voor mijn onderzoek is dit van belang om een completer beeld te krijgen van de ‘aanbodzijde’ (organisaties én zorgvrijwilligers) in vrijwilligerszorg. Het volgende hoofdstuk geeft de opzet, uitvoering en bevindingen van het tweede deelonderzoek weer: de stem van de zorgvrijwilliger.