• No results found

De betekenis van waarderend onderzoek voor de verdere ontwikkeling van het lokale bestel zorg en

burger maatwerk voorziening

8.4 De betekenis van waarderend onderzoek voor de verdere ontwikkeling van het lokale bestel zorg en

welzijn

Voor het praktijkonderzoek in deze studie koos ik voor een waarderend onderzoek. Als praktisch, verbindend en positief gericht onderzoeksconcept ondersteunde Appreciative Inquiry mijn onderzoek. Ik wilde zowel onderzoeken (analyse, ont- dekken) als beïnvloeden (ontwerpen). Ik motiveerde mijn keuze voor AI ook vanuit de aansluiting met de theorieën van zorgethiek en normatieve professionalisering en werkte de methodische principes uit (hoofdstuk 3). Bij de weergave van de vier deelonderzoeken werkte ik uit hoe ik op een gedifferentieerde manier de methodi- sche principes van AI heb toegepast (hoofdstuk 4 tot en met 7).

In reflectie op het door mij gebruikte onderzoeksconcept zie ik een aantal aspec- ten dat leidt naar de aanbeveling aan gemeenten om het concept te gebruiken bij de verdere ontwikkeling van ‘hun’ bestel zorg en welzijn.

Ik ben mijn onderzoek niet begonnen met het maken van een analyse ‘op afstand van’ de praktijk of het benoemen van mogelijke problemen waar mijn onderzoek ‘een antwoord’ op zou kunnen zijn.

De methodische principes van AI volgend, ben ik direct in verbinding getre- den met de leden van het systeem, mede op basis van een gedeelde morele horizon. In deze verbinding heb ik met betrokken actoren het onderzoek gede- finieerd, te beginnen bij de ‘affirmative topic’. Deze methodische stap is essentieel. De topic geeft taal aan de verbinding tussen mij als onderzoeker en de leden van het systeem en richt het gezamenlijk handelen.

Vervolgens heb ik me, de methodologische principes van Appreciative Inquiry toepassend, verder gericht op het articuleren van dat wat aanwezig is aan kracht en mogelijkheden (morele ambities, de vrijwilligheid dienende professionaliteit, dialogische benadering en samenspraak, enzovoort) en mij onderzoeksmatig ver- bonden met de processen voor een toekomstontwerp.

Anders dan in meer afgebakende situaties van organisatieverandering (waar AI veel is toegepast) is mijn onderzoek een voorbeeld van een waarderende onderzoeksbenadering in een complexe, dynamische maatschappelijke werke- lijkheid. Het gaat niet om het behalen van (betere) bedrijfsresultaten of het trans- formeren van een organisatie, maar om het beïnvloeden van maatschappelijke processen in relatie tot steeds veranderende krachtenvelden.

De methodologie van AI ordende mijn onderzoeksmatig handelen. Omdat dit gebaseerd was op verbinding en co-creatie was er sprake van het met elkaar ont- werpen van de maatschappelijke werkelijkheid. Dit ontwerpen is ook normatief geladen, omdat de leden van ‘het systeem’ (i.c. de actoren die betrokken zijn bij de ontwikkeling van beleid en bestel, uitvoering van informele en formele zorg) en ik als onderzoeker onze toekomstbeelden en morele horizon inbrachten. Zo heb ik de opgaven die verbonden zijn aan het ontwikkelen van een lokaal bestel als morele opgaven benoemd, heb ik de eigenheid van vrijwilligerszorg als morele ambities verduidelijkt en vrijwilligerszorg benoemd als een voorbeeld van door morele waarden gedragen, horizontaal georiënteerde initiatieven van zorgzaam- heid, betrokkenheid en solidariteit in het sociale domein. Mede door ‘mijn taal’ is het toekomstontwerp van het bestel zorg en welzijn van de gemeente Den Haag beïnvloed in de richting van meer aansluiting met het morele doel van het beleid enerzijds en de morele ambities van vrijwilligerszorg anderzijds.

Vanuit mijn ervaringen zie ik mogelijkheden voor het aanwenden van een waar- derende benadering bij de verdere ontwikkeling van het bestel zorg en welzijn. Het gaat hier om een visie (waarderend, verbindend benaderen) op het aangaan van een morele verbinding met de morele relaties tussen burgers en de morele initiatieven in het sociale domein door de gemeenten.

Ik beveel deze benadering vooral aan, omdat het de aandacht richt op een methodische benadering van sociale systemen samen met de leden van het sys-

teem, vanuit positiviteit en in aansluiting bij wat er is. Gefundeerd in een con-

structionistische benadering legitimeert en ondersteunt Appreciative Inquiry onderzoeken en verbinden, waarbij het onderzoek (en de onderzoeker) deel worden van het systeem.

Deze benadering is daarom ook zo van belang bij beleidsondersteunend onderzoek (mijn studie kan zeker als zodanig aangemerkt worden), omdat het dwingt om het onderzoek te verbinden met de actoren waarop het beleid invloed heeft of die de gevolgen van de beleidskeuzes moeten realiseren of dragen. Het ‘wijst de weg’ voor onderzoek om aan te sluiten bij wat er is en om samen met de leden van het systeem gefaseerd te werken aan een toekomstontwerp dat hiermee ook draagvlak heeft in het systeem zelf.

Waarderend onderzoek kan van betekenis zijn voor de ontwikkeling van het beleid zorg en welzijn en wel langs twee lijnen.

In de eerste plaats kan een waarderende (onderzoeks)benadering de gemeenten ondersteunen bij het ontwikkelen van hun lokale bestel. Het concept biedt de moge- lijkheden zoals hierboven geschetst: verbindend, participatief, generatief, realiseren van draagvlak. Een waarderende onderzoeksbenadering versterkt het co-creëren van een toekomst en maakt gebruik van wat er is aan kracht en mogelijkheden.

Mijn onderzoek maakt zichtbaar dat een waarderende benadering passend is voor het tegemoet treden van de actuele morele opgaven die verbonden zijn met het verder uitwerken en ontwikkelen van het lokale bestel zorg en welzijn. Door een waarderende benadering kunnen gemeenten de morele betekenis van vrijwil- ligerszorg als kracht en mogelijkheid inbrengen, samen met onder meer de vrij- willigerszorg.

Ik wil hier nog opmerken dat een waarderende benadering ook van belang kan zijn voor het opstellen van analyses en adviezen door kennisinstituten. Ik kom hier nog op terug wanneer ik kort de wetenschappelijke en maatschappelijke opbrengst van mijn studie bespreek in mijn Tot slot.

8.5 Antwoord op de onderzoeksvraag

Aan het eind van mijn studie keer ik terug naar de hoofdonderzoeksvraag die ik aan het begin formuleerde: wat valt er te leren van vrijwilligerszorg voor een over-

heidsbeleid dat de morele vermogens van burgers daadwerkelijk adequaat tegemoet treedt, ondersteunt en versterkt?

Ik formuleer een antwoord dat mijn verstaan van de morele betekenis van vrijwilligerszorg als basis heeft. Vrijwilligerszorg is mijn ‘leerzame casus’. Hiermee rond ik mijn studie als hermeneutische verkenningsoperatie af.

In mijn antwoord liggen ook drie aanbevelingen besloten. Met deze aanbeve- lingen verbind ik de morele betekenis van vrijwilligerszorg, zoals ik deze versta met de actuele maatschappelijke context waarin beleid en wetten de vorming van een lokaal bestel zorg en welzijn voorschrijven. Met deze aanbevelingen concreti- seer ik het doel van mijn studie dat ik bij aanvang zo omschreef: ‘Met deze studie

wil ik wetenschappelijke en maatschappelijke inzichten en aanbevelingen formule- ren voor een overheidsbeleid dat in verbinding met sociale bewegingen en burgerini- tiatieven een meer zorgzame samenleving realiseert’.

Ik versta vrijwilligerszorg als door morele waarden gedragen zorgpraktijken die ‘aanwezig zijn’ in het sociale domein. Door mijn onderzoek heb ik kunnen ver- duidelijken wat de morele ambities zijn van vrijwilligerszorgorganisaties en zorgvrijwilligers. Mede vanuit de theorie versta ik de morele betekenis van vrij- willigerszorg vooral hierin dat zij op een specifieke manier vorm wil geven aan goede zorg en goed werk op het snijvlak van informeel/formeel en vrijwillig/ professioneel. Vrijwilligerszorg wil een moderne vorm van zorgverlening zijn die mede haar grond vindt in zingeving en het streven naar een meer humane, zorg- zame wereld. Met haar horizontaal georiënteerd zorgethisch vakmanschap wijst vrijwilligerszorg ons op manieren om horizontale moraliteit te versterken.

Ik versta vrijwilligerszorg dan ook als een ‘voorbeeldige praktijk’. Zij toont ons dat in het sociale domein krachten en mogelijkheden zijn voor het realiseren van door morele waarden gedragen zorg, betrokkenheid en directe solidariteit ‘van onderop’.

De voorbeeldigheid of de ‘leerzaamheid’ van vrijwilligerszorg ligt ook in haar horizontale oriëntatie. Ik zie vrijwilligerszorg als deel van de brede maatschap- pelijke beweging naar meer horizontale verhoudingen in het sociale domein. Vrijwilligerszorg kan ons leren hoe horizontale moraliteit versterkt kan worden, onder meer door professionaliteit dienstbaar te laten zijn aan vrijwilligheid en het vormen van morele en praktische coalities als basis voor de inzet van zorgvrijwil- ligers die samen met zorgvragers zorg realiseren.

Vrijwilligerszorg en aan haar verwante morele praktijken van zorgzaamheid, betrokkenheid en directe solidariteit hebben een morele betekenis in het perspec- tief van de doelen van het beleid en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Ze beogen immers mede datgene wat het beleid en de wet nastreven: versterkte horizontale moraliteit en horizontaal georiënteerde vrijwillige zorgzaamheid. Het zien van deze betekenis is een eerste en noodzakelijke stap om zich naar deze praktijken toe te wenden, erbij aan te sluiten, mee samen te werken en te faciliteren. Mijn verstaan van de morele betekenis van vrijwilligerszorg onderbouwt dan ook de aanbevelingen die ik vanuit het doel van deze studie wil formuleren.

Mijn eerste aanbeveling is om het lokale bestel zorg en welzijn zo te ontwerpen dat dit ruimte bevat voor mede door morele waarden gedragen praktijken van zorgzaamheid, betrokkenheid en directe solidariteit. Vrijwilligerszorg en verge- lijkbare (nieuwe) initiatieven kunnen door gemeenten in deze ruimte geplaatst worden met behoud van eigenheid.

De lokale overheid en de ‘frontlijn’ kunnen verbindingen leggen met dat wat mensen en door morele waarden gedragen initiatieven in de ‘civil society’ reali- seren. Uitvoeringsorganisaties en gemeenten realiseren de ‘frontlijnfuncties’. Deze dienen zich toe te wenden naar, zich te verbinden met genoemde initiatieven en de initiatieven ook te ondersteunen en te faciliteren.

Mijn tweede aanbeveling betreft het realiseren en faciliteren van gedifferentieerde manieren waarin in het bestel horizontaliteit en verticaliteit gecombineerd worden. In de hiervoor genoemde ‘vrije ruimte’ is er sprake van horizontale verhou- dingen. Zorg en steun krijgen vorm op basis van onderlinge betrokkenheid en met inzet van praktische wijsheid en kennis (horizontale epistemologie). Zowel gemeenten als uitvoeringsorganisaties kunnen de morele betrekkingen tussen burgers ondersteunen met hun professionaliteit, die aansluit bij en dienend is aan

onderlinge, horizontale zorgende betrekkingen. Dit versterkt de morele betrek- kingen tussen burgers vanuit de kracht en mogelijkheden die aanwezig zijn. Bij het realiseren van de frontlijnfuncties (versterken verantwoordelijkheid voor eigen en andermans zorg; zorgvraagverheldering; doorgeleiding en verwij- zing) is er meer nevenschikking tussen horizontaliteit en objectiverende kennis en verticale deskundigheid.

Maatwerkvoorzieningen en specialistische zorg en hulp hebben een verticale oriëntatie.

Gemeenten en uitvoeringsorganisaties kunnen op basis van deze driedeling tot een invulling komen van het bestel die recht doet aan de gedifferentieerde ver- houdingen ten aanzien van horizontaliteit en verticaliteit. Zo kunnen vrijwil- ligheid en professionaliteit, horizontale epistemologie en het realiseren van horizontale samenwerkingen met behoud van eigenheid gestalte krijgen.

Mijn derde aanbeveling is om een waarderende benadering bij de (verdere) ontwik- keling van het bestel te hanteren. Een waarderende onderzoeksbenadering versterkt het co-creëren van een toekomst samen met de betrokkenen en maakt gebruik van wat er is aan kracht en mogelijkheden bij burgers, morele initiatieven en uitvoe- ringsorganisaties in zowel het informele als het formele domein. Mede door het aanwenden van door zorgethiek en normatieve professionalisering aangereikte principes ondersteunt een waarderende benadering de methodische ordening van generatieve processen in het perspectief van een moreel geladen toekomst.

Een waarderende benadering kan in het bijzonder ondersteunend zijn aan een passende benadering van de morele initiatieven in het sociale domein, alsook aan het realiseren van gedifferentieerde combinaties van horizontaliteit en verticali- teit in het bestel.

Het opdrachtgeverschap van gemeenten vertaalt zich hier ook in het positio- neren en aansturen van de uitvoeringsorganisaties. Het gaat hier onder meer om het gezamenlijk ontwerpen van manieren van aansluiting en verbinding, het ont- wikkelen van morele competenties, waar nodig en mogelijk het realiseren van de vrijwilligheid dienende professionaliteit, het ontwikkelen van good practices op het snijvlak van informeel en formeel, enzovoort.

Ik richt mijn drie aanbevelingen primair op de gemeenten. Zij zijn de opdracht- gevers van het lokale bestel zorg en welzijn, dat ik zie als het ‘voertuig’ voor het realiseren van het morele doel van het beleid zorg en welzijn.

Ik zie dan ook de opgaven van gemeenten voor het verder realiseren van een bestel met ruimte voor door morele waarden gedragen initiatieven, waarin ver- ticaliteit en horizontaliteit passend zijn gecombineerd als morele opgaven in het perspectief van een versterkte horizontale moraliteit en een meer zorgzame samenleving.

Het overheidsbeleid kan van vrijwilligerszorg leren dat in het sociale domein zorgzaamheid, betrokkenheid en vormen van directe solidariteit aanwezig zijn en een morele betekenis hebben. Gemeenten treden de morele betrekkingen tussen burgers adequaat tegemoet en ondersteunen en versterken deze. Dat doen zij wanneer zij vrijwilligerszorg en vergelijkbare door morele waarden gedragen ini- tiatieven op een geëigende manier inpassen in ‘hun’ lokale bestel. Het is belangrijk dat zij daarbij kiezen voor een waarderende of appreciërende benadering. Hier- mee concretiseren gemeenten hun morele opdrachtgeverschap voor het realiseren van de morele doelen van het beleid zorg en welzijn, zoals die zijn uitgewerkt in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.