• No results found

De dynamiek van de werkgelegenheid neemt af

Hoge Raad voor de Werkgelegenheid

2. D E UITDAGINGEN VOOR DE TOEKOMST VAN DE ARBEIDSMARKT

2.2. De dynamiek van de werkgelegenheid neemt af

Het jaar 2018 zou worden gekenmerkt door een geringere werkgelegenheidscreatie dan de twee voorgaande jaren. Nadat het aantal werkenden in 2016 en 2017 een stijging met respectievelijk 58 000 en 65 000 en 2017 had laten optekenen, zou de toename dit jaar maar 41 000 eenheden meer bedragen en tot 2020 verder blijven afkalven.

Grafiek 9 - Binnenlandse werkgelegenheid, arbeidsduur en productiviteit

(bijdrage aan de bbp-groei, in procentpunt, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens)

Bronnen: INR, NBB.

Dat verloop is het gevolg van de geleidelijke vermindering, over de projectieperiode, van de impact van het beleid dat de laatste jaren werd gevoerd ter bevordering van de nettobanencreatie, met name de loonmatiging. Daarbij komt nog een vertraging van de verwachte bbp-groei gedurende de projectieperiode, want die zou in 2020 niet uitkomen boven 1,4 %. Na 3 jaar van sterke nettobanencreatie en dalende werkloosheid, zouden bovendien tekorten inzake het arbeidsaanbod in sommige geografische en functionele segmenten van de arbeidsmarkt de groei van de werkgelegenheid kunnen intomen. Die twee elementen, hogere arbeidskosten en indienstnemingsmoeilijkheden, dragen bij aan de verlenging van de gemiddelde arbeidsduur en stimuleren de productiviteitswinsten voor de werkenden. Volgens de Nationale Bank van België5 zouden gedurende de periode 2018-2020 echter nog 97 000 banen worden gecreëerd.

De geringere toename van de werkenden zal gepaard gaan met een opleving van de productiviteit per uur, waarvan de groei zou aanknopen bij het tempo dat gemiddeld buiten een crisisperiode wordt opgetekend. Na ondanks het economisch herstel tot 2016 te zijn teruggelopen, zal de gemiddelde arbeidsduur toenemen, met name als gevolg van een geringer beroep op tijdelijke werkloosheid en de afschaffing van de uitkeringen voor tijdskrediet zonder motief (begin 2015) die tal van werknemers ertoe had aangezet hun arbeidstijd tijdelijk te verminderen voordat de regeling werd opgeschort.

Tabel 5 - Arbeidsaanbod en -vraag

(seizoengezuiverde gegevens; veranderingen in duizenden personen, tenzij anders vermeld)

2014 2015 2016 2017 2018r 2019r 2020r Beroepsbevolking 33 21 32 38 15 24 22 Binnenlandse werkgelegenheid 20 40 58 65 41 30 25 p.m. Geharmoniseerde werkgelegenheidsgraad 1 2 67,3 67,2 67,7 68,5 69,5 69,9 70,2 Loontrekkenden 14 30 44 54 30 20 16 Conjunctuurgevoelige bedrijfstakken3 -1 19 29 38 19 10 7 Overheid en onderwijs 8 2 2 4 1 0 0 Overige diensten4 7 9 13 12 10 10 10 Zelfstandigen 6 10 13 11 11 10 9 Niet-werkende werkzoekenden 14 -19 -26 -28 -26 -6 -4 p.m. Geharmoniseerde werkloosheidsgraad1 5 8,6 8,6 7,9 7,1 6,7 6,7 6,8

Bronnen: ADS, FPB, INR, NBB, RVA.

1 Op basis van de gegevens van de enquête naar de arbeidskrachten. 2 Werkenden in % van de bevolking van 20 tot 64 jaar.

3 Landbouw, industrie, energie en water, bouwnijverheid, handel en horeca, vervoer en communicatie, financiële

activiteiten, vastgoed en diensten aan ondernemingen.

4 Gezondheidszorg, maatschappelijk dienstverlening, gemeenschapsvoorzieningen en sociale, persoonlijke en

huishoudelijke diensten.

5 Werkzoekenden in % van de beroepsbevolking van 15 tot 64 jaar.

De meeste banen zullen worden gecreëerd in de conjunctuurgevoelige bedrijfstakken, zij het dat tijdens de projectieperiode een dalende tendens werd opgetekend.

In de werkgelegenheid zelf zal de groei van het aantal werknemers sneller vertragen dan die van de zelfstandigen. De laatstgenoemden worden minder erg getroffen door het einde van de loonmatiging. Voorts lijkt een toenemend aantal werkenden voor dat statuut te kiezen, met name als gevolg van de verbeteringen van de laatste jaren aan dit sociaal stelsel, de aan gepensioneerden geboden mogelijkheden om het pensioen te combineren met een beroepsactiviteit als zelfstandige en de toenemende vraag naar meer flexibiliteit.

De groei van de werkgelegenheid en de matige stijging van de bevolking op arbeidsleeftijd zorgen voor een afname van het aantal niet-werkende werkzoekenden. In 2018 zullen er gemiddeld 26 000 minder zijn dan het jaar voordien. De omvang van de beweging zal in de loop van de projectieperiode evenwel sterk verminderen, ook al wordt zulks geschraagd door de geleidelijke uitstroom van een belangrijke cohorte oudere werklozen naar het pensioen. In 2020 zullen, volgens de NBB, voor het gehele land iets minder dan 490 000 NWWZ worden opgetekend. De werkloosheidsgraad, die sinds 2015 een forse daling had vertoond, zal verder afnemen tot 6,7 % in 2018, dat is een vergelijkbaar niveau met wat in het begin van de jaren 2000 werd opgetekend. Zo komt hij in de buurt van zijn structureel niveau, namelijk een werkloosheidsgraad die bij ongewijzigd beleid nog moeilijk verder kan worden gedrukt. Hij zal vervolgens tijdens de projectieperiode stabiel blijven.

Grafiek 10 – De werkgelegenheid in de gewesten

(verandering in duizenden personen en procenten van het totaal)

Bron: INR.

De bijdrage van de gewesten aan de werkgelegenheid is stabiel en is uitgesplitst als volgt: 15 % voor Brussel, 58 % voor Vlaanderen en 27 % voor Wallonië. De werkgelegenheid werd in elk gewest niettemin op verschillende wijze getroffen door de crisis van 2008 en de daaropvolgende ‘double dip’. In Vlaanderen reageert het verloop van de werkgelegenheid meer op conjunctuurschommelingen dan in Wallonië, terwijl Brussel er minder gevoelig voor is. Sinds 2008 heeft het Brussels Gewest over het geheel genomen namelijk meer weerbaarheid vertoond dan de twee andere gewesten, maar de werkgelegenheid nam er in 2015 af, terwijl ze in Wallonië en Vlaanderen opnieuw een groei vertoonde. Ten gevolge van conjuncturele schokken liet het Waals Gewest echter bij de tweede dip, in 2013 en 2014, een persistentere daling optekenen. Ondanks de in 2009 en 2013 opgetekende afname, was de banencreatie het krachtigst in Vlaanderen. In vergelijking met de prognoses van de NBB zijn die van het FPB6 optimistischer over de werkgelegenheidsgroei. Zo zouden er 60 000 extra banen worden gecreëerd in 2018, 47 000 in 2019 en 46 000 in 2020. De werkloosheid zou dit jaar aanzienlijk dalen; het aantal werkzoekenden zou verminderen met 35 000 eenheden en vervolgens met 16 000 eenheden in 2019 en 19 000 in 2020.

Tabel 6 - Arbeidsmarktvooruitzichten volgens de NBB en het FPB

(données corrigées des effets saisonniers, variations en milliers de personnes)

2016 2017 2018r 2019r 2020r Volgens de NBB Beroepsbevolking 32 38 15 24 22 Binnenlandse werkgelegenheid 58 65 41 30 25 Niet-werkende werkzoekenden -26 -28 -26 -6 -4 Volgens het FPB Beroepsbevolking 33 38 25 31 27 Binnenlandse werkgelegenheid 58 65 60 47 46 Niet-werkende werkzoekenden -25 -27 -35 -16 -19 Bronnen: BFP, NAI, NBB.