• No results found

De bevolking op arbeidsleeftijd zal het volgende decennium afnemen

Hoge Raad voor de Werkgelegenheid

2. D E UITDAGINGEN VOOR DE TOEKOMST VAN DE ARBEIDSMARKT

2.1. De bevolking op arbeidsleeftijd zal het volgende decennium afnemen

Volgens de demografische vooruitzichten van het Federaal Planbureau (FPB), zal de Belgische bevolking toenemen van 11,3 miljoen in 2017 tot 12,4 miljoen in 2040, dat is een stijging met gemiddeld 47 000 personen per jaar. De bevolkingsgroei wordt voornamelijk geschraagd door het externe migratiesaldo en in mindere mate door het natuurlijk saldo.

De bevolkingsgroei en de determinanten ervan verschillen van gewest tot gewest. De vergrijzing van de bevolking blijft meer uitgesproken in Vlaanderen en Wallonië dan in Brussel, waar de bevolking veel jonger is. De voornaamste factor van de groei van de Brusselse bevolking is derhalve het natuurlijk saldo. De bevolking in dat gewest telt immers meer personen met een leeftijd waarop de kans groot is dat ze kinderen en een hogere vruchtbaarheidsgraad hebben. De bevolkingsgroei wordt er eveneens bevorderd door de internationale migratie, als gevolg van de aantrekkingskracht die de hoofdstad heeft voor een groot gedeelte van de immigratie van buitenlanders. Het intern migratiesaldo zou echter negatief bijdragen aan de groei van de Brusselse bevolking. In het Vlaams Gewest wordt de interne migratie, voornamelijk afkomstig uit het Brussels Gewest, de motor van de toename van de bevolking. De externe migratie blijft er vrij stabiel, terwijl de bijdrage van het natuurlijk saldo tussen 2020 en 2040 geleidelijk zal afnemen,

3 In 2016 (laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn voor de internationale vergelijkingen), bedroeg dat

als gevolg van het verdwijnen van de babyboomers. In het Waals Gewest is de bevolkingsgroei in gelijke mate toe te schrijven aan de internationale en de interne migratie (hoofdzakelijk uit het Brussels Gewest). De gevolgen van de vergrijzing zullen geleidelijk verminderen vanaf 2040, wanneer de generatie van de babyboomers een hoge leeftijd bereikt.

Grafiek 5 - Voorspelling van de bevolking op arbeidsleeftijd

(bevolking van 15 tot 64 jaar, verandering in duizenden personen, jaargemiddelden)

Bronnen: ADS, FPB, INR, RVA.

Wegens de vergrijzing van de bevolking, zal de groei van de bevolking op arbeidsleeftijd uitkomen onder die van de totale bevolking en van 2023 tot 2033 zelfs een daling laten optekenen. Gedurende die periode zou de gecumuleerde afname 104 100 personen bedragen. Zulks zal vooral uitgesproken zijn in Vlaanderen (-86 900) en Wallonië (-36 000), terwijl Brussel een positieve bijdrage zou blijven leveren aan de bevolking op arbeidslaaftijd (+18 800).

Grafiek 6 - Vervangingsratio van de actieven naar gewest

(verhouding tussen het aantal personen van 18 tot 24 jaar en het aantal personen van 55 tot 66 jaar, in %)

Bron: FPB.

Zoals eerder aangestipt, komt de vergrijzing van de bevolking tot uiting in een vermindering van de bevolking op arbeidsleeftijd, d.w.z. het potentieel arbeidsaanbod. Ze heeft ook tot gevolg dat de leeftijdsstructuur van de bevolking verandert. Het aantal jongeren (18-24-jarigen) zou minder en minder toereikend zijn om de werknemers van 55 tot 66 jaar die de arbeidsmarkt verlaten, te vervangen. De verslechtering van die vervangingsratio draagt bij tot de verhoging van de spanningen op de arbeidsmarkt (zie paragraaf 2.3). De vraag naar arbeidskrachten om de steeds massalere uittredingen van de babyboomers op te vangen neemt immers toe. De veroudering van de bevolkingsstructuur kan ook een invloed uitoefenen op het groeipotentieel van de economie, en dus op het creëren van welvaart, door het afremmen van de productiviteitswinsten, de ondernemerszin, het innovatievermogen, enz.

In 2017 waren er in België immers 3,5 personen op arbeidsleeftijd (15-64-jarigen) tegen één persoon die de pensioenleeftijd had bereikt (65 jaar en ouder); in 2040 zal die ratio evolueren naar 2,4 actieven tegenover één gepensioneerde. Hoewel die situatie zorgwekkend is voor de financiering van onze sociale zekerheid en meer bepaald voor de pensioenen en de gezondheidszorg, doet ze ook problemen rijzen voor de arbeidsmarkt. Aangezien de ratio met betrekking tot de vervanging van werknemers van 55 tot 64 jaar door jongeren van 18 tot 25 jaar in 2023 haar laagste peil zou bereiken, namelijk 51 %, zou de vlotte werking van de arbeidsmarkt in het gedrang kunnen komen.

Om tegemoet te komen aan de daling van de bevolking op beroepsactieve leeftijd, zou een andere mogelijkheid erin bestaan de basis van de beroepsbevolking te verruimen, door het inzetten van de arbeidsreserve in de ruime zin, die, naast de werkzoekenden, een gedeelte van de inactieve bevolking omvat4.

4 Zie Sourbon M., S. Vansteenkiste en L. Sels (2018), Waar kunnen we nog extra arbeidskrachten vinden in

Grafiek 7 - Werkgelegenheid, werkloosheid en arbeidsreserve1

(in % van de bevolking van 15 tot 74 jaar, 2017)

Bron: Eurostat.

1 De arbeidsreserve wordt gedefinieerd als alle personen die werk zoeken maar tijdelijk onbeschikbaar zijn en de

personen die beschikbaar zijn om te werken maar geen baan zoeken.

Toelichting: De gewestelijke gegevens hebben betrekking op 2016, wat overeenstemt met het laatste jaar waarvoor gegevens voor de arbeidsreserve beschikbaar zijn.

Een gedeelte van de inactieve bevolking zou immers kunnen worden geactiveerd en zou deel kunnen gaan uitmaken van de potentiële arbeidskrachten. Volgens de definitie van Eurostat betreft het personen die willen werken en binnen de twee volgende weken beschikbaar zijn, maar geen werk zoeken, alsook mensen die actief werk zoeken, maar tijdelijk onbeschikbaar zijn. We zouden er 172 200 tellen, namelijk 3,5 % van de klassieke actieve bevolking in 2017.

Een beter gebruik maken van ondertewerkgestelden (dat zijn deeltijdwerkers die een groter aantal uren willen werken en daarvoor beschikbaar zijn) zou eveneens een oplossing kunnen bieden voor de niet-beantwoorde arbeidsvraag van de ondernemingen. Die groep bevatte 171 100 personen in 2017, waarvan bijna 70 % vrouwen.

Door die diverse groepen op te nemen in de definitie van potentiële arbeidskrachten zou het arbeidsaanbod kunnen worden verruimd, in het bijzonder voor vrouwen, die zich om familiale redenen (bijhouden van kinderen of bijstand aan zieke of arbeidsongeschikte familieleden) vaker in die situaties bevinden dan mannen.

Bijgevolg valt op te merken dat België wordt gekenmerkt door de omvang van de groep van inactieven die niet tot de potentiële arbeidskrachten behoren. Het gaat om inactieven die geen werk zoeken en niet beschikbaar zijn. De voornaamste redenen die ze aanvoeren om geen baan te zoeken, zijn het volgen van onderwijs, ziekte en, in het bijzonder voor de vrouwen, de opvang van kinderen of zorgbehoevenden.

Grafiek 8 – Redenen waarom inactieven geen werk zoeken, naar geslacht

(in % van het totale aantal inactieven van 15 tot 64 jaar die een reden hebben aangevoerd, 2017)

Bron: ADS.

De vergrijzing en de geringe arbeidsmarktparticipatie maken het noodzakelijk de loopbanen te verlengen (via een verhoging van de effectieve pensioenleeftijd en op termijn van de wettelijke pensioenleeftijd) en de participatie van de gehele bevolking te stimuleren, temeer daar in sommige segmenten van de arbeidsmarkt spanningen tot uiting komen.