• No results found

4. De Belgische clandestiene pers over de Flamenpolitik en de arbeiderskwestie

4.3 De clandestiene pers en de arbeiderskwestie

De bezetter begon in oktober 1916 met de omstreden deportaties van de Belgische

werklozen en arbeiders naar Duitsland en naar werkkampen achter het front. Ondanks het feit dat de Duitse bezetter dit zoveel mogelijk in de doofpot probeerde te stoppen en hier niet over liet

berichten, was het zeker bekend bij de Belgische bevolking. Behalve dat het van mond-tot-mond ging werd het breed uitgemeten in de clandestiene bladen. Er is één belangrijk woord dat de bladen gebruikten voor de deporaties; slavernij. De Droogstoppel-brochure opende met de titel ‘Terug naar de Barbaarschheid!’.267 Met de deportaties liet de bezetter Middeleeuwse tijden herleven. De

Belgische arbeiders werden ontvoerd om in Duitsland de Duitse arbeiders te vervangen die dan weer naar het front konden worden gestuurd. De Belgische arbeiders hielpen zo in feite mee met het fabriceren van de wapens en munitie die weer gebruikt zou worden voor de strijd tegen de eigen soldaten aan de IJzer.268 Droogstoppel was normaliter zeer filosofisch in zijn teksten, maar zodra het

over de deportaties ging was hij zeer duidelijk in zijn taal. Hij beschreef de wegvoering van de jongemannen tot in detail en schuwde niet de vergelijking te maken met de slavernij uit de oudheid. Er ontbrak nog maar één ding, aldus Droogstoppel, en dat was ‘dat ze elk met een koord om den nek waren vastgebonden!’.269 Dat zelfs bij deze gebeurtenis de activisten hun kaken stijf op elkaar

hielden viel Droogstoppel zwaar. Hij betreurde het feit dat de redactie van Het Vlaamsche Nieuws geen enkele vorm van protest bood tegen de deportaties. Ze stonden in feite toe dat de bezetter zo

265 Geciteerd uit De Vrije Stem 46, 1917, 5. 266 De Vlaamsche Leeuw 11, april 1917, 1. 267 Geciteerd uit Droogstoppel 44, 1916, 1. 268 Ibidem, 3.

met de eigen bevolking omging.270 Uit het hele betoog van Droogstoppel blijkt de walging die men

voelde voor de daden van de bezetter en eenieder die hieraan mee werkte.

Het gevoel dat de deportaties opriep bij de clandestiene bladen was een mix van walging, reddeloosheid en verdriet. De bladen maakten geen onderscheid tussen de Vlaamse en Waalse arbeiders. Iedereen was gelijk en de weigeraars werden als helden vereerd. Degenen die alsnog tekenden stond na terugkomst een zware tijd te wachten. Het spreekwoord ‘bezint eer gij begint’ past dan ook het beste bij de algemene strekking van de berichtgeving. De berichten over de

deportaties waren allemaal ongeveer van dezelfde aard. Telkens weer riepen de bladen de bevolking op om de vaderlandse gevoelens niet te verloochenen. Weigering was het belangrijkste; de eer van het vaderland en de Vlaamse Leeuw stond op het spel. De Vlaamsche Leeuw riep in december 1916 de burgers op om de werklozen niet te verraden bij de bezetter. De tijd van stilzwijgend toekijken hoe de eigen burgers werden weggevoerd naar Duitsland was voorbij. De burgers dienden niet zomaar het vaderland te verlaten en alsnog te tekenen. Deed men dit wel dan zou het vaderland hen verstoten als waren het nooit Belgische burgers geweest, aldus De Vlaamsche Leeuw.271 Er waren

zeker arbeiders die toch tekenden bij de bezetter en zich vrijwillig naar Duitsland lieten vervoeren.

De Vlaamsche Wachter noemden deze mannen lafaards. Zij hadden niet de moed gehad om te

weigeren zoals hun mede-landgenoten. De auteur beschreef de arbeiders als Judassen die hun ziel hadden verkocht aan de duivel. Ze klaagden over de zware omstandigheden in Duitsland en het hongerloon dat ze kregen voor het harde werk. Zij hadden dit lot zelf over zich afgeroepen; medelijden van België verdienden zij niet.272 Velen vertrokken in de hoop een beter te leven te

krijgen voor zichzelf en het gezin. Illusies, volgens De Vrije Stem, want een arbeider die tekende kreeg niet meer rechten dan een weigeraar. De omstandigheden waren hetzelfde en het loon even hoog. Bij terugkeer zouden deze mannen als uitschot behandeld worden door de Belgische samenleving.273

De Vrije Stem verwerkte het gevoel van walging, reddeloosheid en verdriet regelmatig in

gedichten. Zo publiceerde het blad een gedicht waar tot in detail alle stappen van de deportatie werden beschreven. De auteur, Klopstock, gaf in droevige bewoordingen aan hoe de mannen werden opgepakt en gekeurd in verlaten stapelhuizen. Degenen die werden goedgekeurd liepen naar het spoor met de families erachteraan als triest afscheidscomité. De Duitse soldaten dreven de mannen bijeen en stopten ze in de beestenwagons als waren ze vee. De mannen begonnen met het zingen van de Vlaamse Leeuw en schreeuwden dat ze zich nooit zouden laten temmen.274 Het gedicht

schept een realistisch beeld van hoe de Duitsers te werk gingen en wat de gevolgen hiervan waren

270 Ibidem.

271 De Vlaamsche Leeuw 9, december 1916, 1-2. 272 De Vlaamsche Wachter 2, februari 1917, 2-3. 273 De Vrije Stem 62, 1917, 1-2.

voor de bevolking. De vrouwen bleven veelal alleen achter, want ondanks het feit dat de leeftijdsgrens zestien à zeventien jaar was werden nog jongere mannen niet gespaard voor

deportatie.275 In een andere uitgave combineerde het de passivistische gedachte over het vaderland

met de woede over de deportaties. België wenste geen terugkeer naar slavernij, want de twee bevolkingsgroepen leefden al eeuwen in vrijheid naast elkaar.276 Dat er in deze uitgave, die laat 1917

verscheen, nog steeds werd gesproken over Belgische slaven toont aan dat de deportaties nog steeds niet volledig waren gestopt. De Vrije Stem had een zeer fijn gevoel voor het kiezen van de juiste bewoordingen om het gevoel van de bevolking te beschrijven. Er sprak een gevoel van wanhoop en angst uit de gedichten; angst om wie er nog meegevoerd zou worden en wanhoop als de vrouwen en zeer jonge kinderen alleen achterbleven, zonder ook maar enig teken van hoop dat de ellendige situatie snel voorbij zou zijn. Het speelde daarmee feilloos in op het gevoel van de bevolking. Of, althans, wat het gevoel bij de bevolking zou moeten zijn. Het eergevoel was het enige dat de Belgen nog niet volledig was afgepakt door de bezetter en ze dienden hieraan vast te houden. Er mocht niet worden toegegeven aan de angst voor de gevolgen die zich zouden voordoen als er werd geweigerd om te tekenen. De Vlaamsche leeuw mocht niet getemd worden.277

4.4 Conclusie

Ondanks het feit dat clandestiene bladen veel minder talrijk waren dan de gecensureerde pers, hadden ze toch de mogelijkheid om de Belgische bevolking van nieuws te voorzien die door de bezetter veelal opzettelijk werd verzwegen. Hoeveel mensen de clandestiene bladen bereikten is niet geheel in kaart te brengen, maar dat deze verspreid konden worden betekent dat de bezetter niet in staat was om zaken te verzwijgen voor de bevolking. Uiteraard was de informatie die de clandestiene pers publiceerde gekleurd. Toch geeft deze een indruk van de informatie die de bevolking tot haar beschikking kreeg. De Duitsgezinde gecensureerde pers probeerde een beeld te neer te zetten van de bezetter en het beleid, maar de clandestiene bladen gaven hier, geslaagd, tegenwicht tegen. Zo was de bevolking in staat om een mening te vormen over het beleid en haar eigen oordeel te vellen. De clandestiene bladen waren eensgezind in hun oordeel over oprichting van de Gentse Hogeschool, de deportaties van de Belgische arbeiders en de oprichting van de Raad van Vlaanderen tezamen met de bestuurlijke scheiding. Hoewel de Gentse Hogeschool een vooroorlogse wens was van de Vlaamse Beweging mocht deze niet verkregen worden met de hulp van de vijand. De clandestiene bladen waren, over het algemeen, passivistisch en zochten regelmatig de confrontatie met de activistische gecensureerde bladen. De oprichting van de Raad van Vlaanderen en de bestuurlijke scheiding waren de druppel en de activisten werden landverraders. De deportaties verergerden de kwestie alleen

275 Ibidem 39, 1917, 2. 276 Ibidem 79, 1917, 3. 277 Ibidem.

maar aangezien de activisten niet openlijk protest tekenden en zich alleen maar verder lieten inpalmen door de Duitse vijand. Ze waren barbaars en de bezetter voerde de Belgische bevolking weer terug naar de Middeleeuwen. De clandestiene bladen waren echter zeer eentonig in hun bewoording en een daadwerkelijke verlichtende opinie kwam er niet. Ze bleven in herhaling vallen in de hoop dat de bevolking zou luisteren en de bezetter verder zou verachten.

Conclusie

In dit onderzoek heb ik gekeken naar de Belgische pers tijdens de Duitse bezetting in de Eerste Wereldoorlog. Hierbij stelde ik de volgende vraag: wat schreef de Belgische pers over het

beleid van de Duitse bezetter tijdens de Eerste Wereldoorlog? Ik heb gebruikt gemaakt van twee

soorten kranten, namelijk de gecensureerde kranten en de clandestiene kranten. De gecensureerde pers kan verder onderverdeeld worden in een Duitsgezinde activistische pers en een

vaderlandsgezinde, meer passivistische, pers. Sommige Duitsgezinde kranten waren meer activistisch dan andere. Ik heb gekeken naar wat de Belgische bevolking in de pers kon lezen over het beleid van de bezetter, maar ook naar wat er is weggelaten over het beleid. Ik heb de keuze gemaakt om mijn onderzoek te richten op twee beleidspunten. Ten eerste is er gekeken naar de aanpak van de Vlaamse kwestie en de vorming van de Flamenpolitik. Het doel van de Flamenpolitik was om met de hulp van de activisten de Franse invloed in België zoveel mogelijk te beperken zo niet te elimineren. België moest meer gebonden worden aan Duitsland. De bezetter koos ervoor om de Vlaamse kwestie aan te pakken ten eerste door de vervlaamsing van de Gentse Hogeschool en vervolgens door België bestuurlijk te scheiden in een Vlaams en een Waals gebied. De Duitsers deden echt alsof ze

luisterden naar de activisten en hoopten zo dat de activisten zich gepaaid zouden voelen en bereid waren te collaboreren met de bezetter. Ten tweede is gekeken naar de aanpak van de

arbeiderskwestie en de keuze van de bezetter om Belgische arbeiders te deporteren naar Duitsland en de frontgebieden.

De Gentse Hogeschool werd aangekondigd eind december 1915 en geopend op 24 oktober 1916. De bestuurlijke scheiding zou afgekondigd worden op 21 maart 1917. De Duitsgezinde pers drukte het nieuws over de Flamenpolitik veelal groot op de voorpagina en pakte uit met

krantenkoppen als ‘Onze Hoogeschool’ en ‘Vlaanderen begroet zijn Hoogeschool’.278 Ze besteedde

veel aandacht aan de oprichting van de Hogeschool. Ze schreef grote diepteartikelen over de oprichting die vaak meer dan de helft van de krant in beslag namen. Het was een geschenk van de Duitse bezetter aan Vlaanderen dat aan de basis zou staan van een eigen Vlaamse ontwikkeling. De Vlaamse bevolking zou zeer enthousiast gereageerd hebben en Het Gazet van Brussel liet de lezers geloven dat het invloed had uitgeoefend op het besluit van de bezetter. Dit is hoogst

onwaarschijnlijk, want de pers zal niet veel invloed hebben gehad op het beleid van de bezetter en we weten dat zeker niet de gehele Vlaamse bevolking achter de vervlaamsing van de Gentse Hogeschool stond. Het was in feite een leugen van de krant. Het duidelijk maken dat een besluit gedragen werd door de bevolking was het beste argument om de bevolking mee te krijgen en erin te laten geloven. Het was zeer waarschijnlijk een truc die door de Duitse censor was ingegeven. De

bezetter liet verder weinig los over de gang van zaken rond de oprichting. Hierdoor bleven Duitsgezinde kranten de argumenten herhalen waarom het zo belangrijk was dat de Duitsers het recht aan de Vlaamse bevolking toekenden om een hoger onderwijsinstelling in de eigen taal te

hebben. Telkens bleven ze herhalen dat de Franse invloed te groot was geweest en hierdoor de

Vlaamse bevolking nooit echt in de gelegenheid was gesteld om eigen identiteit te ontwikkelen. De vervlaamsing van de Hogeschool kon hier verandering in brengen en een bakermat van de Vlaamse cultuur worden. Door dit constant te herhalen hoopte de kranten dat de Vlaamse bevolking hierin zou gaan geloven en bereid was mee te werken. Dit is beslist ingestoken door de censor, want het was de bezetter er echt om te doen iedereen achter het beleid te krijgen. De vaderlandgezinde pers was veel minder enthousiast over de vervlaamsing van de Hogeschool en schreef er maar enkele dagen later een bericht over. De kranten gaven geen commentaar op de bekendmaking, maar hielden het bij een klein bericht. Dit werd veelal niet op de voorpagina geplaatst, maar op de laatste pagina van de krant. Verder hielden de vaderlandsgezinde kranten het bij de hoogstnoodzakelijk berichten die door de bezetter waren opgegeven en verschenen deze veel verspreider over het jaar. Pas rond de opening van de Hogeschool kwamen de kranten weer met een kort bericht over de opening. Dat de vaderlandsgezinde pers zo weinig over de kwestie schreef, kan gezien worden als een teken van protest. De clandestiene pers liet zich zeer negatief uit over de beslissing om de Gentse Hogeschool te vervlaamsen en wees de bezetter op de bepalingen van de Haagse Conventie. Duitsland had alleen de macht om in te grijpen in binnenlandse kwesties als dat acuut noodzakelijk was. De vervlaamsing van de Gentse Hogeschool was geen acute zaak en met deze maatregel greep de bezetter in op de bestaande Belgische wetgeving. Ook was de kans groot dat de Gentse

Hogeschool een broeinest zou worden van de mogelijke annexatieplannen van de activistische beweging en de bezetter. De Duitsgezinde pers reageerde indirect hierop door te stellen dat de vervlaamsing van de Hogeschool de openbare orde juist zou herstellen, aangezien er dan een goed functionerend onderwijssysteem zou komen waarin alle bevolkingsgroepen binnen België een eigen onderwijsinstituut zouden krijgen.

Bij een gebeurtenis als de oprichting van de Raad van Vlaanderen valt het op dat de Duitsgezinde kranten zich meer op de achtergrond hielden. Er verschenen korte berichten over de oprichting en over het manifest dat de Raad had opgesteld. In het manifest vroeg de Raad om de bestuurlijke scheiding van België. Mogelijk was dit de reden dat de kranten er minder over durfden te publiceren. Het bezoek van de Raad aan de kanselier een maand na de oprichting werd daarentegen breed uitgemeten in de Duitsgezinde pers. Ze schreef enthousiast over dit bezoek. Argumenten van tegenstanders wees de Duitsgezinde pers van de hand. Hoewel tegenstanders meenden dat dit landverraad was wees de Duitsgezinde pers dit van de hand. De Raad was alleen maar opgekomen voor de rechten van de Vlaamse bevolking en deze zou niet langer onderdrukt worden. De

Duitsgezinde kranten haalden hier, net als bij de Hogeschoolkwestie, steeds dezelfde argumenten naar voren en bleven herhalen hoe belangrijk de bestuurlijke scheiding was voor de ontwikkeling van Vlaanderen. Toen de bestuurlijke scheiding officieel werd afgekondigd reageerden de Duitsgezinde kranten zeer verheugd. Na de oprichting van de Vlaamse Hogeschool was er geen betere manier om de Vlaamse identiteit zich nog meer te laten ontwikkelen dan Vlaanderen bestuurlijk te laten

scheiden van Wallonië. Over de oprichting van de Raad schreven de vaderlandse kranten niets. Bij de bekendmaking van het bezoek en de bestuurlijke scheiding onthielden ze zich opnieuw van

commentaar. Ze publiceerden alleen het hoogstnoodzakelijke en plaatsten deze berichten niet groot op de voorpagina. In de clandestiene bladen kreeg de Raad van Vlaanderen al snel de bijnaam ‘Het Verraad van Vlaanderen’. De Raad vertegenwoordigde niet de Vlaamse Beweging en ze had geen recht van spreken. De bestuurlijke scheiding was niet gewenst en maakte Vlaanderen en België alleen maar kapot. Het valt op dat zowel de Duitsgezinde pers als de clandestiene pers zichzelf bleven herhalen als het gaat over de Flamenpolitik. De Duitsgezinde pers bleef aankaarten hoe belangrijk de oprichting van de Gentse Hogeschool en de bestuurlijke scheiding wel niet was voor Vlaanderen. Daarentegen bleef de clandestiene pers herhalen hoe slecht het beleid was voor Vlaanderen en de Belgische eenheid.

Ook op de arbeiderskwestie kon de gecensureerde pers niet openlijk commentaar geven. Door de scheiding van België in het gouvernement-generaal en het Etappengebiet werden niet dezelfde verordeningen ingesteld voor beide gebieden. De verordeningen werden in beide gebieden grotendeels, maar niet allemaal, opgenomen. Er werd door de kranten minder belang aan de publicatie gehecht dan aan die van de verordeningen over de Flamenpolitik. Het onderwerp lag gevoelig en moest zo rustig mogelijk geïntroduceerd worden. Als er verordeningen op dit terrein gepubliceerd werden door de Duitsgezinde of de vaderlandsgezinde pers werd hierop doorgaans geen reactie gegeven. Pas bij de verordening van 3 oktober 1916 publiceerden de vaderlandsgezinde kranten een extra bericht, maar afkomstig van de bezetter. In het bericht ontkrachtte de bezetter de geruchten dat de werklozen als soldaat in het Duitse leger zouden dienen, maar verzweeg dat sommigen wel degelijk te werk gesteld werden achter het front. In de maanden die volgden

publiceerde gecensureerde pers enkel de berichtgeving van de bezetter. De vaderlandsgezinde pers had hier erg onder te leiden, want het was geen optie meer om iets niet te publiceren. De censor zat erbovenop. In de berichten bleef de bezetter herhalen dat de situatie onhoudbaar was. Het feit dat er in Duitsland voldoende werk was zou de redding van de Belgische bevolking zijn en de openbare orde ten goede komen. Het was een zeer moeilijke maatregel om te verkopen aan de Belgische bevolking. Niet alleen herhaalde de bezetter de argumenten, maar van de frequentie van de publicaties in zowel de Duitsgezinde als de vaderlandsgezinde pers kan afgeleid worden dat de Duitsers de pers echt nodig hadden bij de uitvoering van deze impopulaire maatregel. De bezetter

stelde in de gecensureerde kranten de situatie mooier voor dan deze in werkelijkheid was. De clandestiene pers viel massaal over de maatregel en noemde het een terugkeer naar de

Middeleeuwen. De deportaties werden verafschuwd en de weigeraars werden als helden vereerd. Ze gaf niet alleen de verordening en het commentaar weer, maar ze beschreef ook precies wat de werklozen te wachten stond. Hierdoor ontkrachtte ze de al te mooie berichtgeving in de gecensureerde pers.

Zoals hierboven aangegeven zijn er grote verschillen in wijze van behandelen en het geven van aandacht aan de Vlaamse kwestie en arbeiderskwestie en werd dit laatste een heel moeilijk onderwerp gevonden waar de gecensureerde pers liever niet de vingers aan wilde branden. Er zijn verschillen waar te nemen binnen de Duitsgezinde, vaderlandsgezinde en clandestiene pers, maar ook binnen de twee hier behandelde kwesties. Het viel te verwachten dat de gecensureerde pers aan de leiband zou lopen van de Duitse bezetter. De Duitsgezinde pers werd bij de behandeling van de

Flamenpolitik als een propagandistisch middel ingezet. Ze schreef veel meer over de Flamenpolitik

dan de vaderlandsgezinde kranten en ging veel dieper op de kwestie in. Ze wilde echt de

Flamenpolitik ondersteunen. De vaderlandsgezinde kranten publiceerden veel berichten pas later of