• No results found

Hoofdstuk 3 De criminele burgerinfiltrant in het licht van artikel 6 EVRM

3.3 Het gebruik en de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen

3.3.3 Criminele burgerinfiltranten vs. kroongetuigen

Er zijn situaties denkbaar waarin een criminele burgerinfiltrant eerst opereert onder dekmantel om politie en justitie behulpzaam te zijn, wetende dat hem zelf nog een vervolging te wachten staat naar aanleiding van het plegen van strafbare feiten in zijn verleden. De criminele burgerinfiltrant kan na zijn infiltratie-traject dan blijven getuigen in de strafzaak van de

108 De Wilde, NJB 2012/1950, p. 6

109 Idem

110 Idem

verdachte in ruil voor bijvoorbeeld strafvermindering in zijn eigen strafzaak. Hierdoor kan de criminele burgerinfiltrant veel weg hebben van een kroongetuige.

De wettelijke regeling waarin de kroongetuige is opgenomen, betreft artikel 226g Sv. Hierin is vastgelegd dat het voor een verdachte mogelijk is om verklaringen af te leggen tegen personen die in een andere strafzaak als verdachte zijn aangemerkt.111 Het wetsartikel is ingevoerd bij de Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering.112 Volgens de MvT was het doel van de regeling: “het regelen van de wijze waarop rechtmatig een getuigenverklaring kan worden afgelegd en ten behoeve van het bewijs worden gebezigd, die niet op andere wijze dan met behulp van toezeggingen van het openbaar ministerie kan worden verkregen ten behoeve van de opsporing en vervolging van ernstige strafbare feiten.”113 Het doel van de regeling heeft veel weg van de redenen waarom criminele burgerinfiltranten worden ingezet. In beide gevallen gaat het immers om het tegengaan van de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.114

Net zoals in de regeling omtrent criminele burgerinfiltranten is het gelet op artikel 226g lid 1 Sv voor de officier van justitie mogelijk om afspraken te maken met een kroongetuige. Een groot verschil tussen beiden is echter dat hiervoor van tevoren kennis moet worden gegeven aan de R-C.115 De R-C toetst de rechtmatigheid van de voorgenomen afspraak en kijkt of deze voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.116 Daarnaast ziet de gemaakte afspraak tussen de kroongetuige en de officier van justitie uitsluitend op strafvermindering in de zin van artikel 44a lid 2 Sr. De kroongetuige kan door het afleggen van verklaringen maximaal de helft ‘korting’ krijgen op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf, werkstraf of geldboete.117 Daarnaast kunnen ook getuigenbeschermingsmaatregelen worden getroffen op grond van artikel 226l Sv. Deze getuigenbeschermingsmaatregelen worden verder ingevuld aan de hand van het Besluit getuigenbescherming.118 Van zowel strafvermindering als getuigenbeschermingsmaatregelen is bij de inzet van criminele burgerinfiltranten (nog) geen sprake.

111 Groothoff, TPWS 2019/2, p. 2

112 Stb. 2005, 254

113 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1998/99, 26 294, nr. 3, p. 6

114 Idem

115 Sdu commentaar strafvordering, artikel 226g Sv, p. 2

116 Sdu commentaar Strafvordering, artikel 226g Sv, p. 4

117 Enschedé 2017, p. 203

118 Besluit Getuigenbescherming, Stb. 2006, 21

Waar een kroongetuige slechts verklaringen aflegt omtrent de gebeurtenissen en strafbare feiten die binnen de criminele organisatie reeds zijn gepleegd, is de criminele burgerinfiltrant in staat om zowel tijdens als achteraf verklaringen af te leggen over hetgeen zich heeft afgespeeld.

Daarmee zou gezegd kunnen worden, dat de criminele burgerinfiltrant de overtreffende trap is van de kroongetuige. Een voordeel van de criminele burgerinfiltrant ten opzichte van de kroongetuige is dat de informatie die de criminele burgerinfiltrant doorspeelt op zodanige wijze kan worden vastgelegd dat dit de controleerbaarheid van die informatie vergroot. Dit kan goed van pas komen in een uiteindelijke strafzaak.119

Toch kan het gebruik van kroongetuigen en criminele burgerinfiltranten problematisch zijn in het licht van artikel 6 EVRM. In Habran & Dalem erkent het Hof weliswaar dat de rechten van getuigenverklaringen van spijtoptanten in ogenschouw moeten worden genomen, maar dit mag niet ten koste gaan van het recht op een eerlijk proces voor de verdachte.120 Daarnaast wordt in Adamco aangekaart dat het gebruik van verklaringen die getuigen hebben afgelegd in ruil voor immuniteit of andere voordelen, twijfel kan doen rijzen over de eerlijkheid van de procedure tegen de verdachte.121 Dergelijke verklaringen kunnen naar hun aard bijvoorbeeld vatbaar zijn voor manipulatie en louter kunnen zijn afgelegd om de in ruil daarvoor aangeboden toezeggingen te verkrijgen. Het risico dat een persoon wordt beschuldigd en bericht op basis van niet-geverifieerde aantijgingen moet dan ook niet worden onderschat.122

Het inzetten van criminele burgerinfiltranten en kroongetuigen in een strafzaak kan weliswaar bijdragen aan het verschaffen van informatie waar opsporingsambtenaren niet aan kunnen komen. Toch zijn beide figuren problematisch te noemen uit oogpunt van betrouwbaarheid en integriteit van de opsporing. Lochs zegt hierover dat het van het grootste belang is om zo transparant en toetsbaar mogelijk te werk te gaan. Zij is van mening dat hierin nog veel vooruitgang is te boeken.123 Zo is vooralsnog onduidelijk voor de strafrechter welke toezeggingen aan een criminele burgerinfiltrant of kroongetuige worden gedaan. Enerzijds is het begrijpelijk dat deze gelet op de bescherming van de kroongetuige of criminele burgerinfiltrant geheim moeten blijven. Anderzijds kan deze geheimzinnigheid uiteindelijk

119 Janssen 2020, NJB 2020/2165, p. 4

120 EHRM 17 januari 2017, appl. nrs. 43000/11 en 49380/11 (Habran & Dalem/België), §94-96

121 EHRM 12 november 2019, appl. nr. 45084/14 (Adamco/Slowakije), §56

122 Idem

123 Lochs 2021, AA 2021/465, p. 466

leiden tot een gebrek aan adequate toetsingsmogelijkheden voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de afgelegde getuigenverklaringen.124 In het verlengde hiervan stelt Lochs dat het doen van toezeggingen een perverse prikkel kent voor de getuige om meer belastend te verklaren. Hoe meer belastend hij immers verklaart, hoe meer eisen hij aan zijn optreden als kroongetuige of criminele burgerinfiltrant kan stellen. Om de inzet van deze opsporingsbevoegdheden te beoordelen is het dan ook op zijn minst nodig dat de betrokken partijen inzicht krijgen in de gedane toezeggingen.125 Verder is Lochs van mening dat bij de inzet van criminele burgerinfiltranten auditieve of audiovisuele opnames een noodzakelijke voorwaarde zou moeten zijn. Hoewel een wettelijke grondslag hiervoor tot op heden ontbreekt, zou het volgens haar met de huidige stand van de technologie een fluitje van een cent moeten zijn om WOD’ers te voorzien van opnameapparatuur waarbij de kans op ontdekking nihil is.126