• No results found

Correspondentie met Joannes Vollenhove

In document Voortgang. Jaargang 10 · dbnl (pagina 67-73)

Rotgansiana L. Strengholt †

3. Correspondentie met Joannes Vollenhove

Dat Rotgans connecties onderhield met de dichter-predikant Joannes Vollenhove (1631-1708) is vanouds bekend. In 1701 publiceerde hij een rijmbrief aan Vollenhove, die blijkens de inhoud in de winter van 1700-1701 geschreven moet zijn.26.

Mevrouw Halleen gaat in haar eerder genoemde bijdrage op een aantal biografische elementen van het gedicht in.27.

Ook doet zij mededeling van de vondst van een ‘gewone’ brief van Rotgans aan Vollenhove (nr 5 in deze paragraaf). Een deel ervan is in facsimile bij haar artikel afgedrukt.28.

Er bevinden zich alles bijeen in Nederlandse collecties tenminste zes brieven van onze Utrechtse dichter aan de bewonderde Haagse dominee, vijf in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, een in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam. Ze vormen twee groepjes. Drie brieven hebben betrekking op de verschijning van Wilhem de Derde (1697-1698); ze zijn door Smit niet betrokken bij zijn onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van Rotgans' heldendicht. De andere drie dateren van 1705 en betreffen verschillende onderwerpen.

Ik geef thans in chronologische orde de tekst van de zes brieven met alleen in de voetnoten enig commentaar.

(1) KB Den Haag sign. 72 D 20/52. Dubbelblad met de tekst van de brief op 1r0-1v0; 2r0blanco; op 2v0het adres: ‘Aan den Eerwaarden, Hoog = // = geleerden, en godsaligen // Heer J. Vollenhoven, // predikant jn 's Gravenhage. // per couvert.’

1r0Utrecht den 30 Augustij 1697 Mijn Heer

Indien het UE geliefde mijn Heldendicht, waar van de Heer Moonen uE ongetwijfelt gesproken sal hebben, met uwe vol = = maakte, en door gansch Neerland ver = = maarde poesije, aan 't hoofd te verheerlijken, soude ik mij ten hoogsten verplicht achten, en mijn werk met grooter luister zich voor 't oog van de waereld vertoonen. De Heeren Broekhuisen, en Henning Professor tot Duysburg, hebben mij iets in 't latijn toegesonden. Jk wachte ook eenige vaersen van de Heeren Burman, Moonen, en Brandt, so des selfs gesontheyd sulks toelaat.

1v0De tijtel sal sijn

Wilhem de derde. Koning van groot Britanje, [-va] Vrankrijk, en Jerland, Beschermer des geloofs, jn heldendicht beschreven door L. Rotgans. Vergeef mij, mijn Heer, de vrijheid, die ik gebruike, en vergun mij de eer dat ik mij [ik+] m ag noemen

P.S. Het werk sa l binnen veertien dagen, sonder verhinderinge, in 't licht komen.

Mijn Heer UE gehoorsaame en verplichte dienaar L. Rotgans29.

(2) KB Den Haag sign. 72 D 20/52. Dubbelblad met de tekst van de brief op 1r0, het adres op 2v0: ‘Mijn Heer // Mijn Heer J. Vollenhove.’ Zonder plaats en datum.

1r0Mijn Heer

Terwijl door de traagheid van den Plaatsnijd[er] mijne oorlogstoonen noch een korten tijd sullen moeten rusten, sende ik UE mijne vredetriomf. Indien de selve uE aandacht waardig is, [-*...*] achte ik mijne moeite wel besteed, en blijve

Mijn Heer,

Uw genege dienaar L. Rotgans30.

(3) UB Amsterdam sign. 19 E no1. Dubbelblad met de tekst van de brief op 1r0en het adres op 2v0: ‘Mijn Heer // Mijn Heer J. Vollenhove // predikant // In den Hage // met een boek // port.’ Zonder plaats en datum.

1r0Mijn Heer

Ik sende UE, doch schroomende, mijnen Wilhem den derden, wel wetende dat UEsvolmaakt oordeel in de dichtkunst veel feilen in den zelven zal vinden; maar zal met genoegen de aanwijzinge daar van afwachten, opdat ik mij in 't toekomende voor die hinderklippen mag hoeden. Jk hebbe te laat bespeurt dat ik te veel vrijheid gebruike in het stellen van de (d') met

een haakije daar boven, voor (den) bij de genitiv: of accuss: in 't masculin: gelijk. door d' oosten wind gestreelt. van d' akkerman. naar d' oever etc. UE gelieve mijn goede wil aan te sien;

en versekert te sijn dat ik UEsonderrechtin = = gen, so mij die eer mag gebeuren, sal volgen en altijd blijven

Mijn Heer

UEsgehoorzaame dienaar L. Rotgans31.

(4) KB Den Haag sign.72 D 20/52. Dubbelblad met de tekst van de brief op 1r0-1v0; 2r0is blanco en 2v0heeft het adres: ‘Aan den Hooggeleerden // Eerwaarden Heer // Joannes Vollenhove // doctor der H: Theologie // en predikant // jn s'Gravenhage’.

1r0Kromwyk den 27 Januarij 1705. Eerwaarde Heer.

Ik vinde mij verpligt uw Eerw: voor het toegesonde geschenk met alle eerbiedigheit te bedanken. De stoffe, daar in begrepen, verstrekt mij in dese eenzaamheidt, en winteravonden tot een dagelijks onderhoudt, en geen onnutte oefeninge. Ik wensche uw Eerw: 1v0in dit nieuwe jaar veel zegen, en voorspoedt, en een langdurige gezontheit, op dat wij noch lange jaren ons met de vruchten van Uw Eerw: werkzamen en

hoogverlichten geest mogen vermaken; En neme de vrijmoedigheit van my te noemen

Eerwaarde Heer

Uw Eerw: gehoor[s+] z ame en verpligte dienaar L. Rotgans32.

(5) KB Den Haag sign. 72 D 20/52. Dubbelblad met de tekst van de brief op de eerste drie bladzijden; 2v0is blanco; adressering ontbreekt, maar de inhoud laat geen twijfel over inzake de adressaat.

1r0Kromwijk den 23 Junij 1705 Eerwaarde Heer.

Ik vinde mij verpligt mijn dankbaarheit, voor het toezenden der

afscheitrede, door Uw Eerwaardigheit, voor de gemeente van S'gravenhage, uitgesproken, hier nevens te betuigen; en hebbe de zelve niet sonder opmerkinge en beweginge des gemoedts geleezen. Ik wensche Uw eerw: in den hogen ouderdom, nu van den openbaren predikdienst, zo veel jaaren met ongemenen lof en luister waargenomen, ontslagen, eene volkomene en langdurige gezontheit: terwijl ik altijdt met verlangen, indien ik zulks waardig ben, de vruchten van Uw Eerw: volmaakten geest in rijm of onrijm zal te gemoet zien; om [-met] door de zelve het kleen talent, dat mij de natuur in de dichtkunde gegeven heeft, te verrijken. Met het opbouwen van eenen nieuwen toren in ons dorp, Breukelen, en het verniewen van een groot gedeelte der kerke, hebbe ik, op het verzoek der vrouwe van Nienrode, als patronesse der voorschreve kerke, deze acht regels, die voor den ingang uitgehouwen staan, gedicht.

1v0*

Vrou Pergens ijver voor Godts Kerk Leij hier den Steen aan 't metselwerk. [O+] G ij, die dit niew gebou aanschout, Vergaap u niet aan steen of hout: Maar tree, met een' godtvruchten zin, Verniewt van geest, den tempel in. Leg daar uw' oude zonden af. Zo vindt gij 't leven bij uw graf.

Ik voege dit opschrift hier niet bij, om daar door eenigen Lof bij UWEerw: te behalen; maar om de feilen, indien het Uweerw: mogt gelieven mij die aan te wijzen, in het toekomende te verbeteren; die onderrechtinge zal mij altijdt aangenaam zijn, en ik daar uit mijn voordeel trekken, doordien, in dit buitenleven, in de oefeninge der dichtkunst, en het lezen der vermaarde poeeten, mijn meeste tijdtverdrijf bestaat.

2r0Vaarwel, Eerwaarde Heer, en zijt niet schaars in het mededelen uwer lessen aan hem, die zich met veel eerbiedigheit noemt

UWEeerw: gehoor[s+] z aamste en toegenegenste dienaar L. Rotgans33.

(6) KB Den Haag sign. 72 D 20/52. Enkelblad zonder adressering, met de tekst van de brief aan de rectozijde.

r0Kromwyk den 23 julij 1705 Eerwaarde Heer.

De Hr. Halma heeft mij onlangs eenige uittreksels van texten, die in het boek, dat eerstdaags staat uit te komen, verhandelt sullen worden, ter handt gestelt. Indien Uw eerw. dit nevensgaande lofdicht een plaats voor uw[-e] werk gelieft te vergunnen, sal ik mij ten hoogsten vereert en verpligt houden. Den Titel, mij onbekent, [s+] z al Uw Eerw: daar gelieven bij te voegen, en de

goet-heit te hebben van de drukproeve eens na te [s+] z ien. Ik blyve met alle eerbiedigheit

Eerwaarde Heer

Uw Eerw: gehoorsaamste dienaar L. Rotgans34.

In document Voortgang. Jaargang 10 · dbnl (pagina 67-73)