• No results found

Deel 3. Methodologie

1. Context

Het onderwerp van deze thesis is de motivatie en ondersteuningsbehoeften van pleegzorgers die pleegzorg opnemen voor een kind met een beperking. Dit onderzoek situeert zich binnen pleegzorg voor minderjarigen met een beperking binnen de provincie Oost-Vlaanderen en wordt begeleid door Nele Lietaert, coördinator van de werkgroep ‘Volwassenen en minderjarigen met een beperking’ binnen Pleegzorg Oost-Vlaanderen en Cindy Stevens, team-coördinator bij Pleegzorg Oost-Vlaanderen. Hieronder wordt de Vlaamse pleegzorgcontext verder toegelicht.

1.2 DEFINITIE PLEEGZORG

Er zijn verschillende definities voor pleegzorg in de omloop. Hieronder worden enkele ervan weergegeven.

- “Pleegzorg is de zorg waarbij een pleegzorger vrijwillig, onder begeleiding van een dienst voor pleegzorg en tegen een kostenvergoeding, pleegkinderen of pleeggasten opvangt.” (Decreet houdende de organisatie van pleegzorg, 2012, art. 2)

- “Tijdelijke zorg voor kinderen en jongeren of volwassenen met een (vermoeden van) handicap en/of een psychiatrische problematiek die niet thuis kunnen wonen. Pleegzorg gebeurt door vrijwillige pleeg- en gastgezinnen die -met de steun van een dienst voor pleegzorg- een (tijdelijke) thuis bieden aan deze kwetsbare groep.” (Pleegzorg Vlaanderen, z.d.-b)

- “Pleegzorg is een vorm van tijdelijk hulpverlening waarbij een kind of volwassene uit huis wordt geplaatst en in een pleeggezin verblijft. Tijdelijk is hierbij zeer subjectief. Pleegzorg kan namelijk deeltijds, kortdurend of langdurig zijn” (Vanderfaeillie et al., 2012, pp. 12-13).

Hieruit kunnen volgende eigenschappen worden afgeleid:

- Tijdelijk - Vrijwillig

- Kinderen (of volwassenen met een beperking) die niet thuis kunnen verblijven - Kostenvergoeding

- Opvang in een pleeggezin 1.3 BELEID

In Vlaanderen is pleegzorg de eerst te overwegen zorgvorm bij uithuisplaatsing van minderjarigen (Pleegzorg Vlaanderen, 2017, p. 9). Sinds de inwerkingtreding van het Decreet houdende de organisatie van pleegzorg (2012) in 2014 wordt pleegzorg federaal geregeld. Dit decreet bepaalt dat per provincie slechts één pleegzorgdienst wordt vergund. Dit houdt in dat er momenteel vijf pleegzorgdiensten zijn in plaats van de 24 diensten voordien (Decreet houdende de organisatie van pleegzorg, 2012, art. 8; Vlaams Parlement, 2012). Deze pleegzorgdiensten zijn door de Vlaamse overheid erkend om pleeggezinnen te selecteren, matchen en begeleiden (Bronselaer et al., 2011). Binnen elke pleegzorgdienst worden daarom pleegzorgbegeleiders aan de pleeggezinnen gekoppeld.

(Pleegzorg Vlaanderen, z.d.-c).

1.4 VORMEN

Pleegzorg kan vier vormen aannemen (Decreet houdende de organisatie van pleegzorg, 2012, art. 3;

Vanderfaeillie et al., 2012, p. 51; Vandenbroeck, 2017; Pleegzorg Vlaanderen, z.d.-e):

1. Ondersteunende pleegzorg: Hierbij wordt het gezin van het pleegkind voor een korte aaneengesloten periode of voor meerdere periodes, ondersteund door een pleeggezin.

Crisispleegzorg maakt deel uit van ondersteunende pleegzorg en wordt ingezet wanneer kinderen in een crisissituatie uit huis worden geplaatst en dringend een opvangplaats nodig hebben. Het gaat om een kortdurige plaatsing binnen een pleeggezin, waarbij wordt gezocht naar een oplossing op lange termijn.

2. Perspectiefzoekende pleegzorg: Deze vorm gericht op het nagaan of een terugkeer naar de ouders mogelijk en wenselijk is. Indien dit niet het geval is schakelt men over naar perspectiefbiedende pleegzorg.

3. Perspectiefbiedende pleegzorg: Hierbij wordt een terugkeer naar de ouders niet mogelijk geacht. Men richt zich hierbij op het bieden van een nieuw perspectief, binnen een pleeggezin 4. Zowel perspectiefzoekende als -biedende pleegzorg kunnen gecombineerd worden met

behandelingspleegzorg. Hierbij voorziet pleegzorg, al dan niet in combinatie met ondersteuning vanuit een andere vorm van hulpverlening, in een behandeling voor het pleegkind en een intensieve training en begeleiding van de pleegzorger. Deze vorm van pleegzorg is in eerste instantie gericht naar pleegkinderen met ernstige emotionele- en/of gedragsstoornissen (eventueel in combinatie met een beperking), maar niet naar pleegkinderen met een beperking in het bijzonder.

1.5 GROEPEN

Verder wordt pleegzorg aangeboden aan vier groepen: pleegkinderen, pleeggasten, minderjarige vluchtelingen en vluchtelingengezinnen (De Wilde, 2018; Vanderfaeillie et al., 2012). Ondanks men enkele doelgroepen duidelijk onderscheidt, is er geen specifieke groep voor pleegkinderen met een beperking voorzien. Men beschouwt pleegkinderen met een beperking als gewone kinderen, wat als positief kan worden beschouwd. Dit brengt echter het risico met zich mee dat deze doelgroep weinig specifieke aandacht krijgt binnen beleid, onderzoek en praktijk. Om deze reden werd de focus binnen deze masterproef op deze doelgroep gelegd.

1.6 ACTOREN

Binnen elke pleegzorgsituatie zijn verschillende actoren betrokken. Ondanks deze masterproef slechts op één van deze actoren is gericht (de pleegzorger) spelen ook het pleegkind, de ouder en de pleegzorgdienst een rol binnen elke pleegzorgsituatie. Men spreekt hierbij ook wel over de ‘pleegzorgdriehoek’ (Willemse, 2004, p. 15) (Figuur 2). Deze triade wordt gevormd door het pleegkind, de ouders en het pleeggezin. De pleegzorgdienst staat vervolgens in voor de begeleiding van de onderlinge relaties tussen deze actoren. Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat een pleegzorgsituatie niet kan worden gereduceerd tot deze triade. Vaak spelen naast deze drie kernactoren nog verschillende andere actoren een belangrijke rol binnen de pleegzorgsituatie. Daarnaast is het in praktijk zeer moeilijk om het evenwicht tussen deze drie actoren te bewaren. Hieronder worden enkele van deze actoren kort toegelicht.

Figuur 2 Pleegzorgdriehoek

1. Ouders

De ouders van het kind zijn de biologische ouders. Zij beschikken over de ouderlijke rechten over dit kind (Vanderfaeillie et al., 2012).

2. Pleegkind

Wanneer we spreken over een pleegkind, hebben we het over een minderjarige die aan een pleeggezin is toevertrouwd (Bronselaer et al., 2011). Het gaat hierbij om kinderen die tijdelijk of langdurig niet thuis kunnen verblijven. Naast pleegkinderen kunnen ook pleeggasten worden opgevangen binnen een pleeggezin. Een pleeggast is een meerderjarige met een beperking of een psychiatrische problematiek die in een gastgezin woont of ondersteund wordt door een pleegzorger (Bronselaer et al., 2011; Pleegzorg, z.d.-f).

2. Pleegzorger

De term ‘pleegzorger’ geniet de voorkeur op de term ‘pleegouder’ aangezien het kind reeds ouders heeft, namelijk de biologische ouders (De Wilde, 2018). Pleegzorgers zijn personen die hun gezin vrijwillig openstellen voor andere personen die niet in hun gezin kunnen of mogen blijven wonen. De pleegzorger staat tijdelijk in voor de dagelijkse zorg en opvoeding van het pleegkind of de pleeggast (decreet pleegzorg, 2012; Vanderfaeillie et al., 2012; Bronselaer et al., 2011). Het gezin dat dit pleegkind tijdelijk een thuis biedt, noemt men een pleeggezin.

(Pleegzorg, z.d.-b). In Vlaanderen worden pleegzorgers niet beschouwd als professionele werkkrachten (Vanderfaeillie et al., 2012). Pleegzorgers krijgen een kostenvergoeding, maar geen loon. Het bedrag van deze pleegzorgvergoeding wordt bepaald op basis van het recht op kinderbijslag en de leeftijd en zorgzwaarte van het pleegkind (Pleegzorg, z.d.-g).

3. Pleegzorgdienst

Pleegzorgdiensten zijn erkend door de Vlaamse Overheid om gezinnen te selecteren en te matchen (Bronselaer et al., 2011). Verder voorziet de pleegzorgdienst in begeleiding en ondersteuning voor zowel pleegkind, pleeggezin en ouders. De vijf Vlaamse pleegzorgdiensten worden overkoepeld door de partnerorganisatie

‘Pleegzorg Vlaanderen’, die de perspectieven van pleegkinderen, -gasten, ouders, pleegzorgers en diensten voor pleegzorg samenbrengt. Deze organisatie doet op Vlaams niveau aan beleidsbeïnvloeding en positieve beeldvorming over pleegzorg (Pleegzorg, z.d.-h).

4. Pleegzorgbegeleider

De pleegzorgbegeleider is een persoonlijke begeleider die aan het pleeggezin wordt toegewezen. Deze begeleider volgt de opvang van het pleeggezin op en ondersteunt alle betrokkenen binnen de pleegzorgsituatie.

Daarnaast biedt deze begeleider ook administratieve en praktische ondersteuning aan het pleeggezin (Pleegzorg, z.d.-c).

Kind

Ouder

Pleeg-zorger

1.7 PROCEDURE

Alvorens pleegzorg kan worden opgestart, moeten kandidaat-pleegzorgers een procedure (Figuur 3) doorlopen. Eerst en vooral kunnen geïnteresseerden zich informeren via één van de infosessies, georganiseerd door de verschillende pleegzorgdiensten. Nadien kunnen gezinnen zich kandidaat stellen en volgt een screeningstraject. Elke positieve screening leidt tot een attest. Dit attest kan worden ingetrokken zodra het pleeggezin niet meer voldoet aan één van de voorwaarden. Ten slotte volgt de matching van het gezin aan een pleegkind.

(Agentschap Jongerenwelzijn, z.d.; Pleegzorg Vlaanderen, z.d.-i) Een goede matching van pleegkind en pleegzorger vermindert de kans op breakdown. Het is dan ook een zeer belangrijke fase binnen het pleegzorgproces (Vanderfaeillie et al., 2012).