• No results found

Concretisering van voorrangsregel in de GMO-verordening

Kartelverbod van toepassing: Activiteit verboden

Hoofdstuk 4. De hiërarchie tussen PO-regels en het kartelverbod

4.4. Concretisering van voorrangsregel in de GMO-verordening

Niet alleen de Landbouwafwijking (art. 209 GMO-verordening) biedt ruimte voor mededingingsbeperkende overeenkomsten, maar ook andere regels in de GMO- verordening, aangezien alle eerdere sectorale verordeningen in de IGMO-verordening zijn opgenomen en deze verordening is weer vervangen door de GMO-verordening. De voorrang van het landbouwrecht impliceert dat de GMO-verordening regels kan bevatten die gezien hun inhoud en effect een beperking van de mededinging inhouden.

De PO-regels uit meerdere sectorale verordeningen zijn voor zover mogelijk ook gebundeld in de IGMO-verordening. Deze IGMO-verordening is in de jaren daarna aangevuld en ook gewijzigd. In 2013 is deze IGMO-verordening vervangen door de GMO- verordening.

De regels voor de PO’s zijn algemener geformuleerd voor alle sectoren met voor enkele sectoren aanvullende of afwijkende regels.20 De PO-regels staan in de GMO-verordening in deel II: interne markt.

Zowel de PO-regels als ook de specifieke mededingingsregels voor de landbouw zijn dus opgenomen in de GMO-verordening, maar staan wel in verschillende delen van de GMO- verordening.

Het eerste artikel in het deel van het mededingingsrecht (artikel 206 GMO-verordening) maakt de verbinding:

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, en overeenkomstig artikel 42 VWEU, gelden de artikelen 101 tot en met 106 VWEU, evenals de daarvoor vastgestelde

19 Conclusie A-G. Tesauro 12 september 1995, ECLI:EU:C:1995:277, gev. Zaken C-

319/93, C-40/94 en C-224/94 en zaak C-993/93, concl.15. (Dijkstra e.a., Oude

Luttikhuis e.a.),

66

uitvoeringsbepalingen, voor alle in artikel 101, lid 1, en artikel 102 VWEU bedoelde overeenkomsten, besluiten een feitelijke gedragingen die betrekking hebben op de productie van of de handel in landbouwproducten, onder voorbehoud van de artikelen 207 tot en met 210 van deze verordening.

De eerste zinsnede (onderstreping door auteur): Tenzij in deze verordening anders is

bepaald…. verwijst naar andere regels in deze verordening die voorgaan op de

mededingingsregels.

De eerste zinsnede Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is bij de bundeling van de sectorale verordeningen in de IGMO-verordening voor het eerst opgenomen, namelijk in artikel 175 van Verordening (EG) 1234/2007.21 De zinsnede geeft aan dat elders in de verordening regels staan die voorgaan op de mededingingsregels zonder deze regels concreet te benoemen. Gezien de systematiek van de regels en de analyse van A-G G. Tesauro vallen hieronder ook de PO-regels. Dit gegeven is in de juridische literatuur over de GMO-verordening bevestigd.

Erlbacher (2011) merkt de vaagheid in artikel 175 Verordening (EG) 1234/2007 op en betreurt het dat hierdoor niet duidelijk is of en op welke manier de regels betreffende PO’s en BO’s buiten het kartelverbod vallen.22 Vervolgens maakt hij een analyse om de

effet utile van de zinsnede Tenzij in deze verordening anders is bepaald.. te duiden.

Hierbij benoemt hij het probleem dat de regels voor de organisaties een zodanig los raamwerk vormen dat het moeilijk is aan te geven hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd. Een PO kan immers aan de genoemde doelstellingen werken, maar kan als private organisatie ook hele andere activiteiten uitvoeren. Bij toetsing aan het kartelverbod moeten autoriteiten en rechters nagaan of het doel en de effecten van overeenkomsten en handelingen beperkt blijft tot hetgeen noodzakelijk is om de

doelstellingen genoemd in de PO- en BO regels te halen.23 De overeenkomsten en

handelingen van PO’s die beperkt blijven tot deze doelstellingen vallen volgens Erlbacher buiten het kartelverbod.

Van Rijn (2015) bevestigt de visie van Erlbacher, daarbij refererend aan de GMO- verordening:

Art. 206 der VO (EU) Nr. 1308/2013 erklärt die Art. 101–106 AEUV für anwendbar, sofern in dieser Verordnung nichts anderes bestimmt ist. Obwohl dieser Halbsatz nicht klar ist – in der einheitlichen GMO wird nicht auf Art. 206 Bezug genommen – kann zu Recht angenommen werden, dass auf Art. 152, Art. 157, Art. 164 und Art. 167 verwiesen wird, laut der Erzeuger- und Branchenorganisationen für ihre Mitglieder verbindliche Entscheidungen treffen

21 Zie par B1. 7.

22 Erlbacher, 2011, Article 175, nr. 6. 23 Erlbacher, 2011, Article 175, nr. 9.

67

können, die unter den Anwendungsbereich des Art. 101 AEUV fallen würden.24

Anders dan in het Maizena-arrest, waarbij het gaat om beperking van de vrijheid van ondernemingen om zelf te bepalen hoeveel zij mogen produceren, gaat het bij een PO om het toestaan van samenwerking in het kader van de genoemde doelstellingen. Het kartelverbod (art. 101 VWEU) is van toepassing op (verenigingen van) landbouwondernemingen, maar de eerste zinsnede in art. 206 GMO-verordening geeft voorrang aan overeenkomsten en handelingen van PO’s en BO’s die gericht zijn op de doelstellingen genoemd in artikel 152 GMO-verordening.

Op deze wijze zijn afspraken en gedragingen in het kader van de doelstellingen geformuleerd in artikel 152 Verordening (EU) 1308/2013 een uitwerking van maatregelen die hun basis hebben in artikel 40 lid 2 VWEU. De maatregelen genoemd in artikel 40 lid 2 VWEU staan ten dienste aan de doelstellingen genoemd in artikel 39 en hebben daarmee voorrang boven het mededingingsrecht. De onthouding van de toepassing van het kartelverbod blijft dus beperkt tot de overeenkomsten en handelingen van PO’s en BO’s gericht op de doelstellingen genoemd in artikel 152 GMO-verordening. Alvorens handelingen van PO’s getoetst kunnen worden aan het kartelverbod moet eerst bekeken worden of deze handelingen gericht zijn op de doelstellingen en daardoor deel uitmaken van maatregelen gericht op realisatie van de GLB-doelstellingen. In dat geval is het kartelverbod niet van toepassing. Bij een ander soort maatregel of overeenkomst van een PO kan er wel aan het kartelverbod getoetst worden. Als de maatregel of overeenkomst betrekking heeft op de landbouw, maar niet bijdraagt aan de doelstellingen genoemd in artikel 152 GMO-verordening dan zou in het kader van toetsing aan het kartelverbod ook nog Landbouwafwijking van toepassing kunnen zijn. Aldus wijst artikel 206 GMO-verordeningen voor PO’s twee kanten uit, namelijk eerst door de eerste zinsnede naar andere regels in de GMO-verordening, zoals PO-regels, waaraan uitvoering gegeven kan worden zonder verstoring door het mededingingsrecht en in de laatste zinsnede, na de vaststelling dat het kartelverbod van toepassing is, naar de Landbouwafwijking.

4.5. Conclusies

Het GLB gaat voor het mededingingsrecht. De voorrangsregel in het primaire recht impliceert dat maatregelen gericht op de doelstellingen van het GLB zonder verstoring door mededingingsregels ter uitvoering kunnen worden gebracht. Deze maatregelen zelf zijn uitgewerkt in het secundaire recht, waarvan de GMO-verordening deel uitmaakt.

24 Van Rijn, 2015, art 42 AEUV rn. 4. Van Rijn noemt alleen die artikelen die Erlbacher genoemd heeft. De regels voor PO’s zijn in de GMO-Verordening veelomvattender en zij bouwen voort op de basisregels in artikel 152.

68

De GMO-verordening omvat zowel de PO-regels als de specifieke mededingingsregels in de landbouw. De voorrangsregel in het primaire recht komt in dit secundaire recht ook tot uiting in de eerste zinsnede van het eerste artikel van de mededingingsregels Tenzij

in deze verordening anders is bepaald (…). Op basis van de voorrangsregel gaan de PO-

regels, die elders in de verordening staan, voor op de regels van het kartelverbod.

Dit impliceert dat bij PO’s voorafgaande aan een eventuele toetsing aan de regels van het kartelverbod eerst bezien moet worden of het kartelverbod wel van toepassing is. Het kartelverbod is niet van toepassing op activiteiten van een PO passend bij de PO- doelstellingen, zoals vormgegeven in de GMO-verordening.

69