• No results found

Concretisering van de verdenkingen: Generaal-majoor Pjotr Grigorenko

In de tweede helft van de jaren 1960 kwamen er voor het eerst berichten vanuit de dissidentenbeweging naar het westen die het psychiatrisch misbruik ter discussie stelden. Deze berichten verschilden op twee belangrijke punten van het nieuws over Tarsis en Belov. In de eerste plaats waren Tarsis en Belov geen leden van de dissidentenbeweging. Tarsis was een einzelgänger die zich niet met dissidenten inliet. Hij was een artistieke outsider, die neerkeek op de politiek en voor het communisme slechts minachting kende. Belov daarentegen was duidelijk een product van de Sovjet samenleving. Tijdens zijn adolescentie ontwikkelde hij echter een kritische kijk op het communistisch systeem. Wellicht was hij een dissident in de dop, maar voordat hij aansluiting had gevonden bij de opkomende dissidentenbeweging, werd hij al in een psychiatrische inrichting opgenomen. Wat Tarsis en Belov gemeen hadden was dat toen zij in de jaren 1960 met de sovjet autoriteiten botsten, geen van beiden kon terugvallen op de steun van het dissidentennetwerk. Vanaf eind jaren 1960 deden zich echter gevallen van psychiatrisch misbruik voor, die dat wel konden. Eén van de bekendste voorbeelden hiervan was de oorlogsheld generaal-majoor Pjotr Grigorenko.

Pjotr Grigorenko werd in 1907 geboren in een kleine Oekraïense dorpsgemeenschap. Hij was een communist van het eerste uur. Op jonge leeftijd werd hij als eerste kind van het dorp lid van de Konsomol, de communistische jeugdorganisatie. Op zijn twintigste werd hij lid van de Communistische Partij. Daarop volgde een succesvolle academische carrière, die hem ingenieur in het Rode Leger maakte. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, vocht hij als soldaat voor de Sovjet Unie. Daarbij raakte hij tweemaal zwaar gewond. Hij ontving diverse onderscheidingen voor zijn oorlogsinspanningen en werd in 1959 voor zijn prestaties tot generaal-majoor bevorderd. Dat deze promotie tot 1959 op zich liet wachten had als oorzaak dat Grigorenko nog tijdens de oorlog kritiek had geuit op Stalin’s militaire strategie tijdens de invasie van de nazi’s. Dit had hem tijdens Stalin’s bewind tot persona non grata gemaakt. Toen Chroesjtsjov in 1956 de Destalinisatie inzette, keerde het tij echter. Grigorenko werd alsnog gepromoveerd. Na de oorlog was hij werkzaam als wetenschapper aan de Froenze Academie, de hoogst aangeschreven militaire academie van de Sovjet Unie. Grigorenko was een tekstboekvoorbeeld van iemand die zich van boerenzoon had weten op te werken tot een man van aanzien binnen de Sovjet samenleving. Hij was een symbool van Sovjet emancipatie.59

58 Bloch, Psychiatrie in de Sowjetunie, pp. 68-70; Van Voren, Politieke psychiatrie, pp. 21-22; Van Voren, Soviet

Psychiatry, p. 7.

59 Abuse of Psychiatry for Political Repression in the Soviet Union; hearing before the subcommittee to investigate the administration of the internal security act and other internal security laws of the Committee on

Pjotr Grigorenko was gedurende zijn hele leven zeer maatschappelijk betrokken. Hij was een kritische geest die streefde naar vooruitgang en verbetering van de Sovjet samenleving. Dit bracht hem vanaf de jaren 1960 regelmatig openlijk in conflict met de autoriteiten. In 1961 bekritiseerde Grigorenko Chroestjsov’s leiderschap op een partijbijeenkomst. Hij maakte bezwaar tegen de hoge salarissen en speciale privileges van hoge partijfunctionarissen. Verder was hij van mening dat het bestuur van de Communistische Partij dagelijks zou moeten rouleren om zo machtsaccumulatie aan de top te voorkomen. Hij waarschuwde ook voor het ontstaan van een nieuwe persoonscultus rondom Nikita Chroesjtsjov.60

Als straf voor zijn kritische uitlatingen werd Grigorenko uit zijn academische post ontheven. Ook kreeg hij een corrigerende tik op de vingers van het partijbestuur. Grigorenko voelde zich hierdoor miskent en onterecht bejegend. Hij beschouwde zijn kritiek gegrond en van belang voor de Sovjet samenleving. Hij weigerde monddood gemaakt te worden. Met hun repercussies bereikten de autoriteiten dus niet het beoogde effect. Grigorenko ging na 1961 gewoon door met het bekritiseren van Chroestsjov’s bewind. In 1963 richtte hij samen met enkele andere dissidenten de ‘Groep voor de strijd tot herstel van het leninisme’ op. Deze groep pleitte voor het herstel van Leninistische bestuursprincipes binnen de Communistische Partij. De oprichting van deze groep was bijzonder pijnlijk voor de Sovjet autoriteiten, omdat Chroesjtsjov’s nieuwe koers ook beroep deed op Leninistische beginselen. Grigorenko’s groep ondergroef dit motief. De Communistische Partij vreesde voor imagoschade. Vanaf 1963 werd het duidelijk dat Grigorenko niet lang meer op vrije voet zou zijn. De autoriteiten bereidden zich voor op verder strekkende maatregelen.61

Uiteindelijk werd Grigorenko in februari 1964 gearresteerd voor de publicatie van een artikel waarin hij zijn afkeuring voor Stalins militaire besluiten na de invasie van de nazi’s uiteen had gezet. Hij werd op grond van artikel 70 beschuldigd van anti-sovjetagitatie. Een aantal weken later werd hij op bevel van de rechter in het Serbski Instituut opgenomen om onderzocht te werden. Daar werd vastgesteld dat Grigorenko leed aan een ‘psychische ziekte in de vorm van een paranoïde persoonlijkheidsontwikkeling die waanvoorstellingen veroorzaakte’. Hij werd door een commissie ontoerekeningsvatbaar verklaard. Het verslag van de commissie haalde hiervoor de volgende gronden aan: “[Grigorenko’s] psychische toestand wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van reformistische ideeën, met name om de staatsorganen te reorganiseren; dit gaat samen met een zelfoverschatting die Messiaanse proporties aanneemt. Hij beleeft zijn ervaringen zeer intens en is onwankelbaar the Judiciary United States Senate, ninety-second congress, second session, September 26, 1972 (New York

1973) pp. 48-49; Fireside, Soviet Psychoprisons, p. 17; Grigorenko, Grigorenko Papers, pp. 2-4; Reddaway en Bloch, Psychiatrie in de Sowjetunie, pp. 110-111.

60 Grigorenko, Grigorenko Papers, pp. 3-4; Fireside, Soviet Psychoprisons, p. 17; Reddaway en Bloch, Psychiatrie

in de Sowjetunie, pp. 11-112; Henk Wolzak, ´Grigorenko´, de Tijd 19 januari 1971, p. 4.

61 Abuse of Pscyhiatry, pp. 48-49; Grigorenko, Grigorenko Papers, pp. 4-5; Reddaway en Bloch, Psychiatrie in de Sowjetunie, pp.111-112; Wolzak, ´Grigorenko´, p. 4.

overtuigd van de juistheid van zijn daden. Tegelijkertijd vertoont hij elementen van een pathologische interpretatie van zijn omgeving, samen met een ziekelijke achterdocht en een overdreven prikkelbaarheid.” De politieke aard van deze diagnose moge duidelijk zijn. Van augustus 1964 tot april 1965 verbleef Grigorenko in een speciale inrichting in Lengingrad. Twee weken na zijn opname werd hij uit de Communistische Partij gezet. Zijn onderscheidingen werden ingetrokken en hij werd tot gewoon soldaat gedegradeerd. Dit had als gevolg dat zijn pensioen met twee derde werd gereduceerd. 62

In april 1965 werd Grigorenko uit de speciale inrichting in Leningrad ontslagen. Hoewel hij volgens de onderzoekscommissie aldaar nog niet genezen was, zag zij geen reden om hem langer te behandelen. Zij besloot Grigorenko in vrijheid te stellen op voorwaarde dat hij zich regelmatig voor controle zou melden bij de psychiatrische kliniek van zijn district. Zo kwam Grigorenko in 1965 ongenezen weer op vrije voet. Hoewel het commissierapport beweerde dat er verbeteringen in zijn geestelijke gesteldheid waren opgetreden, had zijn ontslag uit de kliniek in Leningrad weinig met zijn psychische toestand van doen. Grigorenko was überhaupt nooit ziek geweest. Doorslaggevend voor zijn ontslag in 1965 was dat Chroesjtsjov enkele maanden eerder gedwongen was af te treden als secretaris-generaal van de Communistische Partij. Nu de man waarop Grigorenko zo hevige kritiek had geuit niet langer aan de macht was, zagen de autoriteiten blijkbaar geen reden meer om hem vast te houden.63

Na zijn vrijlating probeerde Grigorenko het onrecht dat hem in 1964 was aangedaan recht te zetten. Hij schreef brieven naar Brezjnev en Kosygin waarin hij om rehabilitatie verzocht. Directe antwoorden van de communistische top bleven echter uit. Wel lieten derden Grigorenko weten dat de autoriteiten hem zijn resterende pensioen ook konden afnemen als hij zijn protesten niet staakte. Ook werd er gedreigd met een nieuwe psychiatrische opname. Grigorenko’s degradatie werd dus niet teruggedraaid. Het gekorte pensioen waarvan hij zijn gezin vanaf 1964 moest onderhouden was niet toereikend. Daarom moest Grigorenko op 57-jarige leeftijd op zoek naar werk. De autoriteiten saboteerden dit proces achter gesloten deuren. Zij wilden voorkomen dat Grigorenko een geschikte baan zou bemachtigen. Hun doel was hem marginaliseren, hem te veroordelen tot een bestaan als paria. Uiteindelijk kon Grigorenko aan de slag als havenarbeider, wat gezien zijn leeftijd en fysieke gesteldheid bepaald niet ideaal was.64

62 Abuse of Pscyhiatry, pp. 48-49; Grigorenko, Grigorenko Papers, p. 4; Reddaway en Bloch, Psychiatrie in de Sowjetunie, pp .110-111; ´Grigorenko nu in een andere psychiatrische inrichting´, Nederlands Dagblad 26 september 1973, p. 7; Wolzak, ´Grigorenko´, p. 4.

63 Grigorenko, Grigorenko Papers, p. 5; Reddaway en Bloch, Psychiatrie in de Sowjetunie, pp.113-114. 64 Abuse of Pscyhiatry, pp. 48-49; Fireside, Soviet Psychoprisons, p. 17; Grigorenko, Grigorenko Papers, p. 7;

De vijandelijke houding van de autoriteiten veranderde Grigorenko van model communist in een uitgesproken dissident, een tegenstander van het Sovjet regime. In 1966 kwam hij in contact met de schrijver Aleksej Kosterin, die zich inzette voor de rechten van nationale minderheden binnen de Sovjet Unie. Via Kosterin kwam Grigorenko in aanraking met de geschiedenis van de Krimtataren. Dit volk was in 1944 op bevel van Stalin naar Centraal Azië gedeporteerd, omdat het tijdens de Tweede Wereldoorlog geheuld zou hebben met de nazi’s. In 1976 werd deze aantijging ingetrokken, maar daarmee mochten de Krimtartaren nog niet terug naar de Krim migreren. Grigorenko maakte zich vanaf 1966 hard voor de zaak van de Krimtartaren en eiste dat zij weer naar hun thuisland mochten terugkeren. Ook zette Grigorenko zich in voor de naleving van mensenrechten in de Sovjet Unie. In 1968, het jaar dat door de Verenigde Naties was uitgeroepen tot het Internationale Jaar van de Rechten van de Mens, stelde Grigorenko samen met elf andere activisten een petitie op voor de conferentie van alle communistische partijen ter wereld die dat jaar in Boedapest plaats vond. In deze petitie riepen de twaalf activisten de communistische partijen op om de schending van mensenrechten in de Sovjet Unie onder de aandacht te brengen. Zo werd Grigorenko in de tweede helft van de jaren 1960 een belangrijk figuur binnen de nog prille mensenrechtenbeweging van de Sovjet Unie en maakte hij veel contacten in activistenkringen in zowel binnen- als buitenland. Hij ontwikkelde zich tot één van de voornaamste figuren van de dissidentenbeweging. Hij was een vaderfiguur voor de veelal jonge dissidenten. 65

Grigorenko ontwikkelde zich tot een luis in de pels van de Sovjet Unie. De autoriteiten zullen als snel met groot ongenoegen teruggekeken hebben op het besluit hem in 1965 uit de speciale inrichting van Leningrad te ontslaan. Zij bereidden eind jaren 1960 een nieuwe arrestatie voor. De KGB hield Grigorenko sinds zijn vrijlating nauwlettend in de gaten. Zowel Grigorenko als zijn gezinsleden en bezoekers aan zijn adres werden constant door de geheime dienst geschaduwd. Ook werden zijn telefoongesprekken afgetapt en zijn brieven onderschept, gecontroleerd en soms vernietigd. Tot 1969 slaagde de KGB er echter niet in hem te arresteren. Pas in mei van dat jaar kwam het zover. Grigorenko werd onder valse voorwendselen naar Tasjkent gelokt. Er werd hem verteld dat hij was opgeroepen om een groep Tataren die in Tasjkent terecht stonden te verdedigen. Grigorenko werd vervolgens bij aankomst op het vliegveld van Tasjkent in de boeien geslagen op grond van artikel 190-1; verspreiding van literatuur die politieke laster bevatte. De arrestatie vond plaats in Tasjkent om Grigorenko zover mogelijk te verwijderen van vriend en familie. Tasjkent was meer dan duizend kilometer van zijn woonplaats gelegen. De autoriteiten hoopten op deze manier complicaties rondom zijn arrestatie te minimaliseren. Daarin waren zij succesvol.66

65 Abuse of Pscyhiatry, pp. 49-50; Fireside, Soviet Psychoprisons, pp. 17, 23-24; Grigorenko, Grigorenko Papers, pp. 3-5; Reddaway en Bloch, Psychiatrie in de Sowjetunie, pp. 75-78, 114-116; Van Voren, Soviet Psychiatry, p. 8. 66 Abuse of Psychiatry, p. 50; Fireside, Soviet Psychoprisons, pp. 24-25; Reddaway en Bloch, Psychiatrie in de

Niet lang na zijn arrestatie werd Grigorenko opnieuw aan een psychiatrisch onderzoek onderworpen. Ditmaal vond het onderzoek plaats in een speciale inrichting in Tasjkent onder leiding van professor Detengov, een vooraanstaand sovjetpsychiater. Tot Grigorenko’s verbazing werd hij in Tasjkent serieus onderzocht. Gedurende drie uur werd hij door meerdere psychiaters ondervraagd. Grigorenko had verwacht dat de uitslag van het onderzoek op voorhand door de autoriteiten bepaald zou zijn, maar dit bleek niet het geval. De commissie kwam tot de conclusie dat er niets mis was met zijn geestelijke gesteldheid. In het verslag van de commissie van Tasjkent wordt Grigorenko zelfs geprezen. Zo wordt hij omschreven als een leider en een leraar. Ook wordt er opgemerkt dat hij blijk gaf van goede intellectuele capaciteiten. Het verslag besluit als volgt: “Onderzoek tijdens een opname op dit moment, zou ons inzicht in zijn persoon niet verdiepen, maar zou integendeel, gezien zijn leeftijd, zijn sterk negatieve houding ten opzichte van een verblijf in een psychiatrische inrichting en zijn grote gevoeligheid, het stellen van een diagnose moeilijker maken.”67 Het verslag van de

commissie in Tasjkent is verbazingwekkend objectief. De psychiaters achtten zijn gedrag en denkbeelden volstrekt rationeel. Het oordeel van de Tasjkentse commissie in 1969 stond daarmee lijnrecht tegenover dat van het Serbski Instituut vijf jaar eerder.68

Hoe deze episode verklaard kan worden is een raadsel. Harvey Fireside stelt in Soviet Psychoprisons dat het psychiatrisch ziekenhuis in Tasjkent mogelijkerwijs niet op de hoogte was van het gebruik van de psychiatrie als onderdrukkingsmiddel tegen dissidenten, omdat het zover van Moskou en het Serbski Instituut verwijderd was. Dit is echter een aanname waarvoor bewijs ontbreekt. Hetzelfde geldt voor de aanname dat de commissie van Degentov niet duidelijk door de autoriteiten geïnstrueerd zou zijn. Een gebrek aan instructies zou kunnen verklaren waarom de commissie Grigorenko benaderde als een gewone patiënt. Hoewel beide scenario niet vallen uit te sluiten zijn ze onwaarschijnlijk. Grigorenko was een bekende dissident. Detengov wist ongetwijfeld met wie hij van doen had en zal zich beseft hebben wat hem te doen stond. Toch verklaarde de commissie Grigorenko toerekeningsvatbaar. Het heeft er alle schijn van dat het verslag van de commissie in Tasjkent een zwijgend protest tegen het misbruik van de psychiatrie was. Misschien dat Detengov een integere arts was die weigerde zich de wet te laten voorschrijven door de sovjet autoriteiten. Detengov was een welbekende oudere psychiater. Hij had veel aanzien binnen de psychiatrie. Misschien dat hij daarom een confrontatie met de autoriteiten niet uit de weg ging. Wellicht was hij een eerlijke psychiater die de druk van de KGB wist te trotseren.69

Grigorenko Papers, p. 7; ´Grigorenko in andere inrichting´, p. 7; Grigorenko’s verslag van de wreedheden’, Het vrije volk 13 mei 1970, p. 13; ´Kritische generaal nu in inrichting´, de Telegraaf 31 oktober 1969, p. 11; ‘Stel Pjotr

Grigorenko in vrijheid’, Het Vrije Volk 2 juni 1970 p. 5. 67 Reddaway en Bloch, Psychiatrie in de Sowjetunie, p. 118.

68 Abuse of Psychiatry, p. 50; Bloch, Psychiatrie in de Sowjetunie, pp. 116-123; Boekovski, Kasteel, p. 339; Fireside, Soviet Psychoprisons, pp. 25-26; Medvedev en Medvedev, Question of Madness, pp. 100-101. 69 Fireside, Soviet Psychoprisons, pp. 25-27.

Wat ook de motieven achter het oordeel van de commissie in Tasjkent geweest mogen zijn, uiteindelijk haalde haar verslag weinig uit. De autoriteiten waren niet tevreden met het rapport en vlogen Grigorenko twee weken na het onderzoek in Tasjkent naar Moskou. Daar werd hij opnieuw aan een onderzoek onderworpen in het Serbski Instituut. Het onderzoek daar duurde slechts een half uur. De uitslag stond van te voren vast. Zowel Loents als Morozov hadden zitting in de commissie die Grigorenko beoordeelde. Het moge dan ook geen verrassing zijn dat hij ditmaal wel ontoerekeningsvatbaar verklaard werd. Dat de commissie in Tasjkent tot de tegenovergestelde conclusie was gekomen werd als volgt verklaard: “… pathological changes in [Grigorenko’s] psyche … could not be revealed in the conditions of an outpatient examination because of his outwardly well- adjusted behavior, his formally coherent utterances and his retention of his past knowledge and manners – all of which is characteristic of a pathological development of the personality .70 Opvallend

is dat de commissie van het Serbski Instituut in feite dezelfde waarnemingen deed als de commissie in Tasjkent, maar deze anders verklaarde. Waar Grigorenko’s gedrag en politieke denkbeelden in Tasjkent rationeel beschouwd werden, bestempelde de commissie van het Serbski Instituut zijn ‘reformistische overtuigingen’ als waanideeën. In deze diagnose klinkt de ideologie van de Sovjet Unie door. De sovjetmaatschappij was immers perfect en hoefde niet hervormd te worden. Wie daar anders over dacht was logischerwijs gek. Na het onderzoek aan het Serbski Instituut werd Grigorenko op 26 mei 1970 weer teruggevlogen naar Tasjkent. Hij werd daar opgenomen in een SPK te Tsjernjachovsk, waar hij drie jaar zou verblijven. Daarna ging hij door met zijn strijd tegen het Sovjet regime.71

De opname van Grigorenko in 1969 ging ditmaal niet zonder slag of stoot. In het westen wisten mensenrechtenactivisten inmiddels van zijn bestaan. Daarnaast had Grigorenko inmiddels invloedrijke vrienden in eigen land, waaronder de wereldberoemde kernfysicus Andrej Sacharov. Deze tekende publiekelijk protest aan tegen Grigorenko’s opname. Mede dankzij Sacharov kreeg Grigorenko’s zaak veel aandacht in het westen. Zijn arrestatie en opname werden besproken in de westerse pers. Opvallend is dat Grigorenko’s verhaal weinig aandacht kreeg in Nederlandse kranten. Een uitzondering vormde de driedelige serie in het Vrije Volk van mei 1970. In deze artikelen werden gesmokkelde aantekeningen uit het gevangenisdagboek van Grigorenko geciteerd. Ook publiceerde de krant een oproep van mevrouw Grigorenko aan de mensenrechtenbeweging om zich voor haar man in te zetten. De Leeuwarder Courant, het Limburgsch Dagblad en De Telegraaf maakten in 1969 weliswaar stuk voor stuk melding van Grigorenko’s arrestatie en opname, maar voorzagen deze nauwelijks van context. Alleen Het Vrije Volk stelde de kwestie aan de kaak, maar ook deze krant lijkt

70 Fireside, Soviet Psychoprisons, p. 29.

71 Bloch en Reddaway, Psychiatrie in de Sowjetunie, pp. 118-125; Fireside, Soviet Psychoprisons, pp. 26-30; Medvedev en Medvedev, Question of Madness, pp. 100-101.

zijn verhaal in 1969 nog als een incident gezien te hebben. Grigorenko werd vooralsnog gezien als een geval dat op zichzelf stond, maar daar zou snel verandering in komen.72