• No results found

Conclusie wet en regelgeving

Het Productenbesluit asbest, Asbestverwijderingsbesluit en Arbobesluit zouden meer dan nu

geformuleerd moeten zijn vanuit het plan om asbesthoudende bronnen snel, efficiënt en effectief uit de maatschappij te verwijderen. Dat impliceert dat zowel de inventarisatieverplichting,

certificeringsverplichting, indeling in risicoklassen, arbeidshygiënische regimes en eindcontroles doelmatig worden beschreven. Doordat de marktinvloed op de certificatieschema's en NEN-normen groot is wordt het steeds meer van belang in de wetgeving zeer heldere doelen te stellen, zodat afwijken en het stellen van bovenwettelijke eisen, tijdig zichtbaar worden.

14 MIDDELEN

Men mag verwachten dat bij werkzaamheden met asbest alle aandacht uitgaat naar het voorkomen van risico's voor mens en milieu. Dat is ook wat de wetgever heeft beoogd met het asbeststelsel.

Toch blijkt uit de praktijk dat dit, ten aanzien van de middelen die worden ingezet bij de verwijdering van asbest, niet op gaat:

Adembeschermingsmiddelen

Hoewel de adembeschermingsmiddelen die op dit moment worden gebruikt als zodanig waarschijnlijk wel geschikt zijn en (nu nog) voldoen aan de normen, is uit onderzoek van RIR gebleken dat deze functioneel onvoldoende beschermen. Maskers moeten om goed te kunnen beschermen passen bij de drager. Dat kan worden bepaald door het uitvoeren van een fittest of paslektest. Deze testen zijn voor asbestsaneerders in Nederland echter niet gangbaar, in tegenstelling tot de landen om ons heen. Werkgevers worden door hun personeel niet aangesproken op het verstrekken van niet-passende adembescherming. Werkgevers zijn hierdoor dus in overtreding. Handhaving lijkt nauwelijks mogelijk omdat dan per persoon moet worden aangetoond dat een masker (liefst tijdens het gebruik) niet passend is.

De bescherming via een adembeschermingsmiddel, maar ook andere filterinstallaties zoals de onderdrukmachines en asbeststofzuigers, kan worden uitgedrukt in een factor. Met een factor 1.000 wordt de concentratie die wordt ingeademd of opgenomen met een factor 1.000 gereduceerd. Met de komst van nieuwe grenswaarden voor asbest is de beschermingsfactor te laag en zijn de meeste

gebruikte/gangbare adembeschermingsmiddelen, stofzuigers en onderdrukmachines ongeschikt voor werkzaamheden in risicoklasse 2 en 3.

Oplossingsrichtingen:

 Paslektesten voor adembeschermingsmiddelen verplicht maken binnen het asbeststelsel.

 Zorgdragen dat er 'geschikte' middelen (adembescherming, onderdruk, stofzuigers) beschikbaar zijn bij het invoeren van de nieuwe grenswaarden.

Stofzuigers en onderdrukmachines

Beide middelen staan direct in contact met het asbest en hebben als doel om de asbest af te vangen. De verbazing is daarom groot dat de meest gangbare en gebruikte apparaten als zodanig zeer slecht reinigbaar zijn en dat de filtercomponenten lastig veilig te verwijderen zijn. Dit wordt dan ook per definitie op een onveilige manier gedaan en vaak ook nog in een onveilige ruimte. Het is technisch echter bijzonder eenvoudig om wel veilig reinigbare apparaten te bouwen. Dergelijke investeringen worden echter niet gedaan. Hier moet dus innovatie worden gestimuleerd.

Luchtbemonsteringspompen

Ten behoeve van metingen bij de eindcontrole na de asbestverwijdering worden

luchtbemonsteringspompen in het containment gebracht. Deze kunnen daardoor besmet raken met asbestvezels. Omdat de pompen niet waterdicht geproduceerd worden, zijn deze niet goed decontamineerbaar. In het meest gunstige geval wordt een vochtige doek gebruikt om eventuele besmettingen (die niet zichtbaar zijn) te verwijderen. In de praktijk worden de pompen meestal zonder reiniging buiten het containment gebracht.

In het verleden is binnen de branche onderzoek gedaan naar het besmettingsniveau van deze luchtbemonsteringspompen. Hierbij is geconcludeerd dat alle luchtbemonsteringspompen van alle bedrijven besmet zijn met asbestvezels. Deze conclusie is gedeeld met VOAM/VKBA en Fenelab. De markt heeft hierop niet gereageerd door andere pompen of voorzieningen aan te schaffen, die er overigens wél zijn.

Deze pompen worden natuurlijk ook voor metingen gebruikt om vast te stellen of er blootstellingsrisico's zijn in niet-saneringssituaties, zoals conform NEN 2991. Het mag duidelijk zijn dat de asbestvezels dan met de pompen mee naar binnen worden gebracht. Als we binnenkort moeten meten op het niveau van de nieuwe grenswaarde zal dat van significante invloed zijn.

Ten aanzien van steigermateriaal, ladders, verlichting, kabelhaspels, impregneerspuiten, bezems, leefluchtslangen en gereedschappen kan hetzelfde worden gezegd. Ook deze materialen worden vaak ongereinigd buiten het containment gebracht, al dan niet verpakt. De verpakte middelen worden dan bij de volgende sanering uitgepakt en brengen asbestvezels mee naar binnen. Het is ook herhaaldelijk waargenomen dat dit materieel op enig moment buiten een containment, bijvoorbeeld bij een buitensanering, uit de verpakking wordt gehaald en de omgeving vervuilt.

Het is bekend dat platendouches, vouwsluizen en decontaminatiewagens niet of onvoldoende worden gereinigd.

Het is bekend dat saneerders soms de schoenen/slippers die in containment/werkgebied worden gedragen ook buiten het containment/werkgebied dragen.

Het is bekend dat saneerders onvoldoende decontamineren. Oplossingsrichtingen:

Dwing via regelgeving en/of certificatieschema’s af dat alle apparatuur en middelen die met asbest in aanraking komen:

- eenvoudig reinigbaar zijn via douche of onderdompeling;

- de filters eenvoudig verwisseld kunnen worden (stofzuigers, onderdrukmachines) et cetera;

- als zodanig herkenbaar zijn, zodat geen twijfel bestaat of deze onverpakt buiten het containment mogen voorkomen;

- elementen van vuile zijde van platendouche moet als zodanig herkenbaar zijn;

- onderzoek naar indicator voor afdoende reinigbaarheid (financiering researchproject RIR); - indicator als filters ongeschikt, overbeladen of overtijd zijn;

- periodieke handhavingsactie: door middel van kleefmonsters of gebruikte middelen en ruimten (zoals auto) die schoon zouden moeten zijn dat ook daadwerkelijk zijn.

Tot slot: er bestaan nauwelijks eisen waaraan folie, plakband, decontaminatievoorzieningen, impregneermiddelen, coatings, afvalzakken, bigbags, enzovoort aan moeten voldoen.

Ook processen zoals reinigen goederen, verpakken, decontamineren, uitsluizen, transit route, opbouwen containment et cetera zijn niet (langer) beschreven. Voorheen was dit overigens wel het geval (SC531 serie).

Keuringen en kalibraties

Adembeschermingsmiddelen (ABM) moeten conform de regelgeving een CE-keur hebben. De eisen waaraan ABM's moeten voldoen zijn beschreven in certificatieschema SC530. Echter, aan de keurende instanties zijn geen eisen gesteld. Iedereen mag blijkbaar maskerkeuringen doen en een CE-keurmerk verstrekken.

Ten behoeve van asbestverwijdering moeten een aantal zaken onderhouden en gekeurd worden. Dat zijn naast de adembeschermingsmiddelen onder andere: onderdrukmachines, onderdrukregistratiemeters en stofzuigers. Het onderhoud en de keuringen aan deze kwaliteitsbepalende instrumenten mag

blijkbaar ook door iedereen worden uitgevoerd. Er zijn bedrijven bekend die hun eigen apparatuur vanuit een andere onderneming onderhouden en keuren. Het mag duidelijk zijn dat de kwaliteit daarmee niet geborgd is en dat daardoor risico's voor blootstelling kunnen ontstaan.