• No results found

- Degene die zelf een bouwwerk of object geheel of gedeeltelijk afbreekt, doet afbreken, uit elkaar neemt

of doet uit elkaar nemen beschikt {met betrekking tot het bouwwerk of object, dan wel het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de handeling wordt verricht,} over een asbestinventarisatierapport indien hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zich in het bouwwerk of object asbest of een asbesthoudend product bevindt.

- Degene die zelf asbest of een asbesthoudend product uit een bouwwerk of object verwijdert of doet

verwijderen, beschikt met betrekking tot het bouwwerk of object over een asbestinventarisatierapport.

- Degene die materialen of producten doet opruimen die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen,

beschikt met betrekking tot de materialen of producten over een asbestinventarisatierapport indien hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zich in de materialen of producten asbest of een asbesthoudend product bevindt.

Dus als je een gebouw of object geheel of gedeeltelijk sloopt moet je van dat deel een

inventarisatierapport hebben. Maar als je slechts een bepaalde asbesthoudende bron verwijdert moet je dan van het gehele gebouw een inventarisatierapport hebben?

De doelmatigheid van dit verschil is onduidelijk. Het gaat er om dat bekend is waar de asbest zit en wat de omvang is van het te saneren gebied. Hiermee wordt voorkomen dat er bij de sanering risico’s worden gelopen en dat bij de sanering niet alles wordt weggehaald.

In het certificatieschema wordt dit opgelost door te werken met ‘bouwkundige eenheden’ en te werken met het begrip ‘ volledig’ en ‘onvolledige’ inventarisatie, waarbij nog altijd begrip verwarring ontstaat tussen volledig in omvang en volledig in kwaliteit (type A en type B).

Hierdoor komt het voor dat een melding voor een asbestsanering nog altijd afgewezen kan worden omdat deze vermeldt dat deze onvolledig is. Onvolledig slaat dan terug op dat bijvoorbeeld niet het gehele gebouw is onderzocht, of omdat een type B-advies bestaat. Beide hoeven echter geen enkele relatie te hebben met de te saneren bron, die wordt gemeld.

Het asbestverwijderingsbesluit moet in dit opzicht logischer worden opgesteld, de afgeleide SC540 in harmonie en de gemeenten beter geïnstrueerd.

Artikel 4

In dit artikel is een opsomming gegeven van de uitzonderingen op de inventarisatieplicht in samenhang met het Arbobesluit (zie aldaar).

De keuze om deze objecten uit te zonderen is gedateerd en zou moeten worden herbezien. Een argument is bijvoorbeeld dat pakkingen dusdanig veel voorkomen dat de inventarisatiekosten

aanzienlijk worden. Omdat ook andere bronnen veelvuldig kunnen voorkomen kan de uitzondering dus ook voor die bronnen worden uitgebreid. Beter is om, binnen het certificatieschema, op basis van pragmatische argumenten uitzonderingen te formuleren.

Verwijdering door particulier

Een particulier mag, zo staat in artikel 4, zonder inventarisatie zelf <35 m2 geschroefde hechtgebonden platen (niet dakleien) uit woning (niet bedrijfsgebouw), opstallen of vaartuig verwijderen.

Een particulier mag zonder inventarisatie zelf colovinyltegels en los zeil < 35 m2 uit woning (niet bedrijfsgebouw), opstallen of vaartuig verwijderen.

Gezien de risico’s die worden gelopen door onoordeelkundig verwijderen en de te verwachten

overschrijding van de nieuwe grenswaarde (Bouwbesluit) daarbij, zou deze uitzondering moeten komen te vervallen. Een particulier weet niet of een plaat hechtgebonden is en hoe hij/zij dat veilig moet verwijderen.

Omdat saneren in de toekomst onbetaalbaar zal gaan worden is het zeer belangrijk om te gaan voorzien in een methode om te voorkomen dat particulieren alles zelf gaan doen, met alle risico’s van dien.

Breng bijvoorbeeld de saneringen die het meest voorkomen bij particulieren onder in een subsidietraject, zoals ook gedaan is voor asbestwegen en -erven.

Overigens is het onderscheid tussen geschroefd en niet geschroefd onzinnig. Alle ‘geschroefde’ golfplaten zijn in het verleden met de schroeven gespijkerd en niet ingeschroefd. En zowel bij

geschroefde als gespijkerde platen vind je restanten op de gordingen en gaten terug, die je niet veilig door particulieren kunt laten weghalen en dus wel geïnventariseerd zouden moeten worden. Het verwijderen van platen en dakleien is wat risico’s betreft gelijk, dus waarom is daar ooit verschil in aangebracht. Vloertegels kunnen te allen tijde veilig worden verwijderd door een particulier. Echter, deze zijn vrijwel altijd gelijmd met een asbesthoudende lijm, die niet door de particulier kan worden verwijderd. Vloertegels zouden dus eigenlijk nooit door particulieren verwijderd mogen worden en zouden dus (met de lijm) moeten worden geïnventariseerd.

Het verwijderen van asbesthoudend zeil is zeer risicovol, ook als deze los ligt. Er zijn waarschijnlijk duizenden woningen ondeskundig ontdaan van asbesthoudend zeil, met daardoor besmetting van woningen tot gevolg. Dit zou dus moeten worden geïnventariseerd.

Milieukwaliteitseisen

Een belangrijk punt dat wordt gemist in het Asbestverwijderingsbesluit is dat er geen milieukwaliteitseisen zijn gesteld.

Uit het besluit blijkt niet wat een acceptabel concentratieniveau is voor de buitenlucht tijdens het saneren. En ten aanzien van de eindbeoordeling wordt aangehaakt bij het Arbobesluit. Het Arbobesluit gaat echter (bij invulling van de eindbeoordeling in NEN2990 via SC530) uit van een acceptabel risiconiveau voor arbeiders en nadien bewoning. Vanuit milieu geredeneerd, voor buitenlucht en bij sloop en

hergebruik, zouden andere eisen moeten gelden. Is het noodzakelijk een pand te reinigen alsof het daarna gaat worden bewoond als het in werkelijkheid daarna gesloopt gaat worden?

Is het wenselijk dat een buitensanering in risicoklasse 3 in een tent wordt uitgevoerd (met arbeidsrisico’s tot gevolg) en buitensanering risicoklasse 2 zonder tent, waardoor verontreiniging van de buitenlucht optreedt. Gezien het feit dat bij emissie via een schoorsteen in een verwerkingsinstallatie (inrichting) wel milieueisen zijn gesteld, lijkt dat voor asbestsaneringen in de buitenlucht ook noodzakelijk.

Vervallen beleidsregels

In het verleden zijn er door de minister beleidsregels geformuleerd die ervoor moesten zorgdragen dat het verwaarloosbaar risiconiveau (VR, 1.000 vezelequivalenten/m3 jaargemiddeld) voor asbest in de buitenlucht niet zou worden overschreden. Een van de beleidsregels voorzag erin dat asbesthoudend afval van bepaalde concentraties uitsluitend verpakt mocht worden getransporteerd. Die beleidsregels zijn vrijwel allemaal vervallen, zonder dat daar altijd passende alternatieven in de regelgeving voor zijn teruggekomen.

Hoewel dit rapport een uitvoerig onderzoek naar de vervallen beleidsregels niet toestaat, is dat wel te adviseren.

Oplossingsrichtingen:

 Leg op heldere wijze vast wat het doel is van een asbestinventarisatie conform het asbestverwijderingsbesluit.

 Leg vast dat uitsluitend het bouwkundige deel dat wordt gesloopt en het deel waaruit asbesthoudende toepassingen moeten worden gesaneerd geïnventariseerd moeten zijn.

 Leg vast wat 'volledig' in de zin van het Asbestverwijderingsbesluit betekent.

 Harmoniseer met het Arbobesluit.

 Informeer Ascert, toezichthouders en handhaving, zodat geen interpretatieverschillen bestaan.

 Heroverweeg de uitzonderingen. Met name de uitzonderingssituatie voor particulieren.

 Leg milieukwaliteitseisen vast bij de sanering, bij de eindcontrole voor onderscheidenlijk te slopen bouwwerken, te bewonen bouwwerken en industriële situaties.

 Onderzoek of er via de werking van het Asbestverwijderingsbesluit voldoende maatregelen zijn getroffen om het milieu afdoende te beschermen en/of de vervallen beleidsregels voldoende nader zijn ingevuld.