• No results found

De effectiviteit en efficiency van overheidstoezicht kan aanzienlijk worden verhoogd door de wet- en regelgeving, waaronder de certificatieschema's en NEN-normen die bindend zijn verklaard, veel duidelijker op te schrijven.

Als het geheel duidelijker is opgeschreven zal alleen daardoor al de navolging worden vergroot. Ook de handhavers krijgen daardoor sneller door wanneer wordt afgeweken en wat dus moet worden gehandhaafd.

De criteria, waaraan alle wet- en regelgeving zou moeten voldoen, zijn nu in het algemeen ongeschreven en liggen voor de hand (navolgbaar, eenduidig, handhaafbaar, etc.). Gezien de teksten die er nu liggen is daar nog veel te verbeteren. Daarom zouden de criteria moeten worden uitgeschreven en als toets worden gebruikt voordat nieuwe wet- en regelgeving en dan met name de certificatieschema's en NEN- normen en revisies daarvan, kunnen worden geaccepteerd.

Een van de criteria zou kunnen zijn dat tussen de verschillende onderdelen van de wet- en regelgeving geen overlap of hiaten mogen bestaan. Dat zou betekenen dat bij formulering van alle onderdelen regie wordt gevoerd om de samenhang te bewaken.

Niet alle regelgeving wordt nu gehandhaafd. Een deel van de regelgeving, zoals persoonscertificering, asbestmetingen- en analyses, eindbeoordelingen, asbestverwijderingswerkzaamheden in containments en een groot deel van de certificatieschema's worden effectief niet gehandhaafd. Wat is dan het doel van de regelgeving als naleving niet wordt afgedwongen?

De effectiviteit van het toezicht kan aanzienlijk worden uitgebreid als alle capaciteit die er is ook volledig wordt benut. De toezichthouders zouden niet mogen worden beperkt tot de formele rol die hen is aangereikt. Elke toezichthouder zou, ondersteund met de nodige middelen, elke misstand of afwijking van welk onderdeel dan ook in de asbestketen moeten kunnen handhaven of tenminste registreren en zodoende handhaving of opsporing door de specialisten initiëren. Dat impliceert dat iedereen in een specifieke toezichthoudende rol dus de 'ogen' zijn voor de andere toezichthouders. Dat betekent ook dat iedereen in een handhavende rol als zodanig moet zijn uitgerust en dat daarvoor eisen worden gesteld die de deskundigheid en onafhankelijkheid garanderen.

GEBRUIKTE AFKORTINGEN

VVTB Vereniging voor Verwijdering van Toxische en gevaarlijke Bouwmaterialen VAVB Vereniging van asbestverwijderende bedrijven

VERAS Vereniging van Sloopaannemers, fusie van de voormalige VS en BABEX VOAM Vereniging voor Onderzoek naar Asbest en Milieubedreigende stoffen CI/CKI Certificerende (en keurende) Instellingen

CCvD Centraal College van Deskundigen

Ascert Stichting Certificatie Asbest, voorheen SCA SCA Stichting Certificatie Asbest, nu Ascert AVS Asbestvolgsysteem

SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid I-SZW Inspectie SZW, voorheen arbeidsinspectie

IenM Ministerie van Infrastructuur en Milieu ILT Inspectie Leefomgeving en Transport

NEN voorheen NNI Nederlands Normalisatie Instituut SC530 SCA certificatieschema asbestverwijderen SC540 SCA certificatieschema asbestinventarisatie RVA Raad voor Accreditatie

VCA Veiligheid Checklist Aannemers VBN Vereniging Bouw- en Woningtoezicht IWI Inspectie Werk en Inkomen

SMA-rt Stoffen Manager Asbest- risicoclassificatie tool DTA Deskundig Toezichthouder Asbest, SC510 DIA Deskundig Inventariseerder Asbest, SC560 DAV Deskundig Asbest Verwijderaar, SC520 ADK Asbestdeskundige, SC570

DAA Deskundig Asbest Acceptant, SC580

BIJLAGEN

CHECKLIST LASTENARM MAKEN NORMEN

Nederlands Normalisatie-instituut, Doc. Nr. 2012-14

1. Draagvlak en doelgroep Een normalisatietraject zal pas starten wanneer uit een marktonderzoek blijkt dat er voldoende draagvlak bestaat bij de doelgroep, de belanghebbende partijen. Om dit draagvlak te analyseren zal een stakeholderanalyse worden uitgevoerd. De resultaten hiervan worden samen met het met de norm te bereiken doel ter besluitvorming voorgelegd aan de desbetreffende beleidscommissie. Ook keuze of norm het juiste instrument is voor het behalen van het doel van de norm wordt voorgelegd;

2. Proportionaliteit Bij de vaststelling van een norm wordt een weloverwogen keus gemaakt van de te maken afspraken. Het proportionaliteitsprincipe is hierop van toepassing. De te maken keuzen in de norm dienen te zijn afgesteld op het te bereiken doel;

3. Alle belanghebbenden en consensus De norm wordt vastgesteld in consensus tussen alle belanghebbenden. Normcommissies moeten zijn samengesteld uit leden die gezamenlijk de

belanghebbende groeperingen vertegenwoordigen bij een onderwerp waarover deze partijen via NEN een afspraak willen maken. Om ervoor te zorgen dat alle partijen geïnformeerd een beslissing tot deelname kunnen nemen wordt een stakeholdersanalyse uitgevoerd. Dit geldt voor zowel nieuwe normcommissies als al bestaande commissies. Deze toets vindt ten minste iedere vier jaar plaats. De Beleidscommissies evalueren de resultaten van de stakeholderanalyse en beslissen over de samenstelling van normcommissies;

4. Eenduidigheid Een norm zal te allen tijde eenduidige eisen en afspraken moeten bevatten die niet voor meerder uitleg vatbaar zijn;

5. Leesbaarheid Een norm zal in duidelijke taal gesteld zijn en niet onnodig complex, zodat de gebruiker deze goed toe kan passen. Waar mogelijk zal een eenvoudige toepassingsvariant worden opgenomen; 6. Herziening Bij een herziening worden de voorafgaande versies van de norm genoemd met hun ingangsdatum. Significante technische wijzigingen ten opzichte van eerdere versie moeten worden gespecificeerd en de redenen voor de herziening van de norm moeten in het voorwoord worden gegeven;

7. Verhouding baten lasten Een norm mag niet leiden tot niet gerechtvaardigde verhoging van de (administratieve en nalevings) lasten voor de gebruiker. De lasten dienen in een gezonde verhouding te staan tot het te bereiken doel;

8. Compatibiliteit Een norm moet compatibel zijn met de organisatieprocessen binnen de sector waar hij moet worden toegepast, extra aandacht voor de processen van organisaties die de norm uiteindelijk gebruiken;

9. Doorverwijzingen Een norm zal zo weinig mogelijk doorverwijzingen bevatten naar andere normen die voor de toepassing essentieel zijn;

10. Doel versus middel Waar mogelijk zal de norm geen keuze maken in de in te zetten middelen om het doel te bereiken;

11. Niet boven wettelijke eisen De norm zal in principe geen eisen stellen die strenger zijn dan de in een wet vastgelegde eisen;

12. Mededinging De norm zal in principe geen afspraken bevatten die in strijd zijn met de regels voor mededinging. De norm bevat geen zodanige eisen dat sprake is van gedwongen winkelnering;

13. Keurings- en beproevingseisen Normen behoren geen onnodige beproevingen ,onnodige eisen of onnodige keuringsfrequenties voor te schrijven. In de norm behoren geen aspecten te worden behandeld die niet duidelijk onder het onderwerp en toepassingsgebied van die norm zijn beschreven.