• No results found

Brits-Indië

In document 1939-1945 D E E L I I b (pagina 164-186)

In het kader van dit, aan het beleid van de Japanse regering gewijde hoofdstuk hebben wij in het voorafgaande het accent laten vallen op de besluitvorming te Tokio — van de politieke ontwikkelingen in bezet Nederlands-Indië hebben wij niet meer meegedeeld dan tot goed begrip van die besluitvorming nodig was. O ver die ontwikkelingen hebben wij in volgende hoofdstukken meer te schrijven. In dit hoofdstuk w illen wij evenwel land voor land ook nog weergeven hoe op het Japanse beleid werd gereageerd en speciaal nagaan o f er inheemse krachten naar voren kwamen die zich tegen de Japanners keerden. Dat w illen wij beknopt schetsen met betrekking tot Birma, Thailand, Malakka, de Philippijnen, Oceanië, Frans-Indo-China en bezet China — zeven door de Japanners gedomineerde gebieden dus. Daaraan dient evenwel één belangrijk ge­ bied vo oraf te gaan dat door hen niet werd bezet maar dat in geen enkele schets van wat zich tijdens de Tw eede W ereldoorlog aan politieke ont­ wikkelingen in Azië heeft voorgedaan, mag ontbreken: Brits-Indië, de grootste en belangrijkste Britse kolonie.

Brits-Indië

Het uitbreken van de oorlog met Japan stelde de Britse regering voor de vraag o f zij aan de nationalisten in Brits-Indië wezenlijke concessies moest doen, in de eerste plaats om dat gebied tot een grotere oorlogsin­ spanning te stimuleren en in de tweede plaats om de tegenstelling op te heffen welke daarin gelegen was dat een mogendheid die in Europa oorlog voerde ter verdediging van een democratische samenleving, in Azië haar koloniaal bewind ongewijzigd handhaafde. Aan die concessies hadden Churchill en de Britse conservatieve partij geen enkele behoefte — Churchill ging er van uit dat men van Brits-Indië geen wezenlijk grotere bijdrage aan de oorlogvoering mocht verwachten en had zich

bovendien ten doel gesteld, het Britse Empire ongeschonden in stand te houden. De Labour-partij meende evenwel dat serieus moest worden nagegaan o f een accoord met de Brits-Indische nationalisten mogelijk was en op aandrang van haar vertegenwoordigers in het War Cabinet ging Churchill na het verlies van Singapore, toen zijn positie danig verzwakt was en een Japanse invasie van Brits-Indië verre van denkbeeldig leek, er accoord mee dat de socialist Sir Stafford Cripps, die ambassadeur in M oskou was geweest, naar Brits-Indië zou vertrekken teneinde er na te gaan o f de Brits-Indische nationalisten en de Britse regering het eens konden worden.

In maart en begin april '42 verbleef Cripps drie weken in Brits-Indië. Het aanbod dat hij er deed, was dat Groot-Brittannië het zelfbeschik­ kingsrecht van Brits-Indië zou erkennen (het zou dus desgewenst uit het Empire kunnen treden), dat er na afloop van de oorlog een grondwetge­ vende vergadering zou bijeenkomen en dat, nog tijdens de oorlog, in de centrale regering, die onder toezicht zou blijven staan van de Britse Vice-Roy, vooraanstaande leden van de Brits-Indische Congress-partij als ministers zouden worden opgenomen, evenwel niet met portefeuilles van wezenlijke betekenis. Van haar kant zou de Congress-partij zich dan achter de Britse oorlogsinspanning moeten scharen.

D it aanbod ging de Congress-partij niet ver genoeg: zij had er geen vertrouwen in dat Groot-Brittannië, als het de oorlog won, werkelijk bereid zou zijn de politieke macht in Brits-Indië aan haar over te dragen en zij had bovendien fundamenteel bezwaar tegen een belangrijke voor­ waarde die Cripps aan die overdracht verbond: dat zij het recht erkende van delen van Brits-Indië die in hoofdzaak door M oslem s werden bewoond, om zich van een onafhankelijk India a f te scheiden wanneer in die delen bij een volksstemming zou blijken dat de bevolking er in meerderheid niet voor voelde deel te gaan uitmaken van een staat die door Hindoes zou worden gedomineerd. Die voorwaarde was door Cripps gesteld omdat gebleken was dat talrijke M oslem s, aanhangers van M oham m ed A li Jinnah’s AU India Moslem League, de pretentie van de Congress-partij, dat zij heel Brits-Indië vertegenwoordigde, afwezen.

H oew el de Amerikanen zich moeite gaven, een accoord tussen Cripps en de Congress-partij te bevorderen, keerde Cripps, zoals Churchill ver­ wacht had, met lege handen naar Londen terug: de Congress-partij had zijn voorstellen verworpen, zulks ook conform het advies van de grote voorm an van het Brits-Indisch nationalisme, Gandhi. Deze had zich op het standpunt gesteld dat men van de Britten maar één ding moest vragen: dat zij onm iddellijk Brits-Indië zouden verlaten, en na de mislukking

C R I S I S I N B R I T S - I N D I Ë

van Cripps’ missie scherpte hij zijn actie aan. Hij verkondigde dat er, oorlog o f geen oorlog, op geen enkele wijze meer met de Britten moest worden samengewerkt.

D ie verkondiging bleek effect te hebben: begin augustus ’42 nam de Congress-partij, in conferentie bijeen, een resolutie aan waarin de eis werd gesteld dat de Britten zich uit Brits-Indië zouden terugtrekken; daaraan werd de toezegging verbonden dat een onafhankelijk India zich in de oorlog aan Britse zijde zou scharen. N u greep de Vice-Roy, Lord Linlith- gow , in: Gandhi en alle overige leidende figuren van de Congress-partij, onder w ie Pandit Nehroe, werden gearresteerd en geïnterneerd (zij zijn tot het einde van de Tw eede W ereldoorlog vastgehouden). Het bericht van die arrestaties deed in Brits-Indië onder de Hindoes grote deining ontstaan: het kwam tot massale stakingen en tot sabotage-acties op grote schaal. Na enige tijd begonnen de stakingen evenwel te verlopen en nam ook de sabotage af. Van novem ber '42 a f bleef het in Brits-Indië rustig.

Verm elding verdient nog dat het er in de zomer van '43 als gevolg van misoogst en van de concentratie van het transportwezen op de oorlogsinspanning tot een grote hongersnood kwam in de dichtbevolk­ te provincie Bengalen in het oosten des lands die volgens schatting twee m iljoen mensenlevens vergde. De Combined Chiefs o f Staff moesten tal­ rijke vrachtschepen ter beschikking stellen om met aangevoerde levens­ middelen de ergste nood te lenigen.

Het spreekt vanzelf dat de politieke crisis die zich in '42 in Brits-Indië voordeed, door Japan alsook door Duitsland propagandistisch terdege werd uitgebuit. In Brits-Indië had die propaganda nauwelijks effect: tot de onontwikkelden, de overgrote meerderheid van de bevolking, drong zij niet door, de Moslem League (die haar actie kon voortzetten) voelde er niets voor, zich op een niet-Islamietische staat als Japan te oriënteren en de ideologie van de Congress-partij was onder invloed van personen als Nehroe, die aan een Britse universiteit was gevormd, uitgesproken anti-totalitair.

In die Congress-partij was in de loop van de jaren '30 een meer militante groepering ontstaan die daadwerkelijke actie tegen het Brits koloniaal bewind eiste en van die opvatting uit geneigd was, steun te zoeken bij de mogendheid die de Britse positie in Europa ondermijnde: Duitsland.

Leider van die groepering was de jurist Subhas Chandra Bose, in 1897 geboren, die in Cam bridge had gestudeerd, in de jaren '30 voorzitter was geworden van de Congress-pattij in Bengalen en zich steeds duidelijker had gekeerd tegen Gandhi’s tactiek van de geweldloosheid.' Drie jaar lang reisde Bose in het midden van de jaren '30 in Europa rond. Hij ging gunstig oordelen over het fascisme en ook de autoritaire wijze waarop Kem al Atatürk Turkije trachtte te moderniseren, sprak hem aan. Voor zijn nieuwe denkbeelden vond hij in de Congress-partij geen steun. Hij was partijvoorzitter toen het Congress in '38 in jaarvergadering bijeen­ kwam, en werd, na een principiële koerswijziging bepleit te hebben, afgezet. In '39 brak hij volledig met de Congress-partij en met Gandhi. D uidelijker nog dan te voren deed hij uitkomen dat de Brits-Indiërs in hun streven naar onafhankelijkheid het geweld niet moesten schuwen en toen zijn actie (hij was een man van charismatische invloed en een begaafd spreker) bleek aan te slaan, werd hij op last van de Vice-Roy gearresteerd en opgesloten. Hij ging in hongerstaking; dit leidde er toe dat hij, na beloofd te hebben zich in Brits-Indië van actie te zullen onthouden, werd vrijgelaten. In januari '41 verliet hij in het geheim Calcutta; hij wist Afghanistan binnen te komen, reisde vandaar naar M oskou en werd in het kader van het Duits-Russisch bondgenootschap door de Russen in de gelegenheid gesteld, naar Berlijn te vertrekken. Daar betoogde hij dat men hem moest toestaan, onder de Brits-Indische militairen die in mei en ju n i '40 in België en Frankrijk krijgsgevangen waren gemaakt, vrijw illigers aan te werven voor de vorm ing van een Indian Legion. Dat verlo f werd hem verleend en Bose kreeg in '41 en '42 (de Duitsers hadden toen ook in N oord-Afrika Brits-Indische krijgsge­ vangenen gemaakt) ca. tweeduizend vrijw illigers bijeen.2

Naast die Duitse poging om Brits-Indiërs in een militaire formatie bijeen te brengen welke tegen Groot-Brittannië te velde zou trekken, kwam het tot een Japanse. Wij schreven daar al over in ons vorige deel toen wij vermeldden dat eind '41 de Japanse m ajoor Iwaitsji Foedjiwara naar Thailand werd gezonden met de opdracht om zich te zijner tijd bij de Japanse troepen op Malakka te voegen teneinde contact op te nemen met de Brits-Indische minderheid die er zich gevestigd had en speciaal ook met de Brits-Indiërs onder de militairen die Malakka en Singapore

1 Bose was geen fam ilielid van de in ons vorige deel genoem de Brits-Indische nationalist Ras Behari Bose die in de jaren '20 naar Japan was gevlucht. 2 Van mei

tot september '43 zijn tw ee Brits-Indische bataljons in W est-N ederland gelegerd gew eest, het ene in Zandvoort, het andere op Texel.

S U B H A S C H A N D R A B O S E

zouden verdedigen. Foedjiwara (die, zoals eveneens in ons vorige deel vermeld, in Atjeh en elders op Sumatra de geheime F-organisatie liet oprichten) slaagde er in, op Malakka uit de door de Japanners gevangen­ genomen Brits-Indische m ilitairen1 een formatie bijeen te brengen, het Indian National Army, die verscheidene duizenden leden ging tellen.2 Foedjiwara’s belangrijkste helper was daarbij een n eef van een van de Brits-Indische vorsten, Captain Mohan Singh. Deze, die als commandant van het Indian National Army optrad, kon op Malakka waarnemen hoe onbarmhartig de exploitatie-politiek der Japanners was, ging hen in toenemende mate wantrouwen en deed hun eind '42 weten dat hij slechts bereid was zijn arbeid voort te zetten, indien Japan verklaarde dat het steun w ilde verlenen aan het totstandkomen van een geheel onafhanke­ lijk India. Niet alleen voelden de Japanners daar niets voor maar het afleggen van zulk een verklaring was voor hen ook bezwaarlijk doordat zij, zoals in het vorige hoofdstuk vermeld, begin '42 voor hun operatie- sfeer en de Duitse een grens hadden afgesproken, de 70ste lengtegraad, die dwars door Brits-Indië liep. Captain Singh werd gearresteerd en naar Sumatra overgebracht waar hij Fort de Koek3 in de Padangse Bovenlanden als gedwongen verblijfplaats kreeg4 — het Indian National Army was zijn commandant kwijt.

N u was Singh van meet a f aan door talrijke Brits-Indiërs die in Malakka, op Singapore, in Thailand en in Birma gevestigd waren, hoofd­ zakelijk als handelaren, en die de bereidheid hadden, met Japanse steun een beweging te vorm en die van buiten a f op de onafhankelijkheid van Brits-Indië zou aandringen, niet gezien als de figuur wiens naam de volksmassa’s in Brits-Indië in beweging zou brengen. D ie zagen zij wèl in Bose en toen eind februari ’42 bekend werd dat deze in een radiotoe­ spraak van Berlijn uit had opgeroepen tot strijd tegen de Britten en voorspeld had dat Brits-Indië op korte termijn onafhankelijk zou worden, werd op een bijeenkomst van vooraanstaande Brits-Indiërs uit de door Japan beheerste gebieden het voorstel aangenomen om Bose het opper­ bevel over het Indian National Army aan te bieden. Bose, daarvan in kennis gesteld, had eind mei '42 zijn eerste (en enige) onderhoud met Hitler,

1 Tijdens de strijd op M alakka hadden ca. dertigduizend Brits-Indische m ilitairen zich vrijw el zonder slag o f stoot aan de Japanners overgegeven. 2 Als vrijw illigers van het Indian National A rm y vertrokken in april '43 ca. honderdzeventig Brits-Indiërs van Java naar Singapore; gegevens over groepen die later vertrokken zijn, hebben w ij niet. 3 Thans: Boekittingi. 4 Singh g a f zich in september '45 in M edan aan een N eder­ lands officier over.

aan w ie hij vroeg te bevorderen dat hij zich naar Tokio mocht begeven. De Japanners weigerden m edewerking maar toen zij in de herfst in het defensief waren gedrongen en bovendien besloten hadden, de Birma- spoorweg aan te leggen die, naar zij hoopten, hun Vijftiende Leger in staat zou stellen, diep in Brits-Indië door te dringen, wijzigden zij hun houding: Bose mocht naar Tokio komen. Deze, die inmiddels met een Duitse vrouw in het huwelijk was getreden, scheepte zich begin februari '43 in op een U-Boot die naar de wateren bij Madagascar voer, en stapte daar op een Japanse onderzeeboot over; na een reis van ca. drie maanden kwam hij in Tokio aan.

Tot in de herfst van '42 hadden de Japanners de hoop niet opgegeven dat Duitsland hetzij van N oord-Afrika, hetzij van de Kaukasus uit tot het gebied van de Indische Oceaan zou kunnen doordringen, maar die hoop was na Romm els nederlaag bij El Alamein (eind oktober '42) en na de insluiting van het Duitse Zesde Leger bij Stalingrad (november '42) vervlogen — ten aanzien van de toekomst van Brits-Indië behoefden zij niet meer zo scrupuleus te letten op de 70ste lengtegraad. Zij keurden goed dat Bose in Singapore een Voorlopige regering van vrij India zou oprichten, verklaarden zich bereid, te zijner tijd de ‘onafhankelijkheid’ van India te erkennen, maar eisten dat Bose’s Voorlopige regering aan Groot-Brittannië en de Verenigde Staten de oorlog zou verklaren. Bose vorm de zijn bewind, liet het tot de twee oorlogsverklaringen komen en nam vervolgens in Tokio deel aan de al genoemde Groot-O ost-Aziati- sche conferentie. Daarna ging hij w eer naar de Nanjo en toen het daar in maart '44 van Birma uit tot het offensief kwam van het Japanse Vijftiende Leger, kondigde hij aan dat dat offensief tot in de regeringszetel van het Brits-Indische gouvernement, N ew Delhi, zou worden voortgezet. Ca. vijfduizend militairen van het Indian National Army, van w ie evenwel drieduizend als hulptroepen fungeerden, namen aan het Japanse offensief deel. Dat werd, zoals de lezer al bekend is, een fiasco en met het gezag dat Bose in Japanse kringen had opgebouwd, was het gedaan doordat bij de gevechten meer dan de helft van de militairen van het Indian National Army naar het Britse Veertiende Leger was overgelopen.

faose’s Voorlopige regering bleef in stand en zette haar propaganda voort maar had geen invloed van betekenis meer. Toen op 15 augustus '45 Japans capitulatie bekend werd, stelde veldmaarschalk Teraoetsji Bose een vliegtuig ter beschikking om zich via Formosa naar Japan te begeven. Naar Formosa onderweg stortte dat vliegtuig in zee. Bose kwam om.

Birma

In ons vorige hoofdstuk vermeldden wij reeds dat de Japanners, toen zij begin '42 Birma binnenvielen, de steun hadden van een uit Birmanen bestaande militaire formatie, het Birmaans Onafhankelijkheidsleger, dat samen met hen optrok, en dat dat leger onder bevel stond van Aung San die zich, na in Birma een nationalistisch-revolutionaire groep, de Thakin (‘M eester’)-groep, geleid te hebben, in de loop van '41 naar Hainan had begeven waar hij door de Japanners met open armen was ontvangen. Andere leiders van de Thakin-grotp w ier sympathie eerder naar de Sow jet-U n ie uitging, waren in Birma gebleven; zij ageerden in de periode van de Duits-Russische samenwerking (augustus ’39-jun i '41) tegen de Britse oorlogsinspanning, waarna, toen de Britse Gopernor, Sir Reginald Dorman-Sm ith, ingreep, enkelen hunner onderdoken en an­ deren geïnterneerd werden. D ie geïnterneerden maakten, toen de Duit­ sers de Sow jet-U nie aanvielen, duidelijk dat zij bereid waren met de Britten samen te werken, maar D orm an-Sm ith reageerde daar traag op en zij zaten nog gevangen toen het Japanse Vijftiende Leger Birma bezette. De Britse Governor verliet Rangoon en een nieuwe Birmaanse regering, geleid door een oud-premier, de jurist Ba M aw (hij was door de Britten gevangen gezet), verklaarde zich bereid, volgens Japanse aanwijzingen en onder Japans toezicht het land verder te besturen.

M et het Birmaanse Onafhankelijkheidsleger kregen de Japanners spoedig m oeilijkheden: het ontwikkelde zich tot een politieke formatie die van de Japanners, conform hun propagandistische beloften, de on­ middellijke erkenning van een onafhankelijk Birma ging eisen. O ok Ba M aw wenste die erkenning maar vertrouwde dat hij deze langs de weg van geleidelijkheid kon bereiken. In ju n i '42 hadden de Japanners genoeg van Aung San en de zijnen: zij gaven het Birmaans Onafhankelijkheids­ leger bevel, alle politieke activiteit te staken, en hielden het als een louter militair hulpkorps in stand.

Ba M aw bleef op de Japanners pressie uitoefenen om Birma onafhan­ kelijk te maken. Zoals wij al schreven, bereikte hij dat doel in '43: in maart werd in Tokio besloten, Ba M aws wens in te w illigen; in Rangoon ging een Com m issie ter voorbereiding van de onafhankelijkheid aan het w erk en per 1 augustus werd Birm a’s ‘onafhankelijkheid’ door de Japan­ ners erkend. D e nieuwe staat kreeg een eigen leger, het Birmaans N atio­ naal Leger, waar het Onafhankelijkheidsleger in opging.

Van een werkelijk onafhankelijk Birma was geen sprake. Ba M aw moest alle Japanse aanwijzingen blijven volgen, zulks in een situatie

waarin onder de Birmaanse volksmassa’s alsook onder de militairen van het Birmaans Nationaal Leger een steeds grotere weerzin tegen de Ja ­ panners groeide. Weerzin omdat dezen een groot deel van de rijstoogst vorderden en honderdduizenden Birmanen gedwongen arbeid lieten verrichten, weerzin wegens de wreedheden die vooral door de uit China afkomstige Japanse divisies bedreven werden, en weerzin tegen het hardhandige optreden van de overige Japanse militairen. D e meeste Birmanen, hun land mocht dan ‘onafhankelijk’ zijn geworden, kregen grondig genoeg van de Japanners en begonnen uit te zien naar de dag waarop die harde meesters verdreven zouden zijn.

Tegen die achtergrond kwam het eind '43 en in de loop van '44 tot samenwerking tussen Aung San en de meer op de Sow jet-U n ie georiën­ teerde voormannen van de Thakin-groep. Zij verdeelden de rollen: enkelen, onder w ie Aung San die minister van defensie werd, aanvaard­ den functies in Ba M aws regering teneinde van binnen uit voor een werkelijk onafhankelijk Birma te ageren, anderen traden in verbinding met twee voormannen, Thein Pe en Tin Sjw e, die van meet a f aan geen vertrouwen hadden gehad in de Japanners en in ju li '42 naar Brits-Indië waren ontsnapt waar zij contact met de Britten hadden opgenomen. Dezen werd duidelijk dat de Thakin-gtotp voor de beëindiging van het Brits koloniaal bewind zou blijven ijveren — een doelstelling die Chur­ chills kabinet mede met het oog op de situatie in Brits-Indië niet wilde

In document 1939-1945 D E E L I I b (pagina 164-186)