• No results found

Bezet Indië, eerste jaar

In document 1939-1945 D E E L I I b (pagina 195-199)

Aangezien wij in dit hoofdstuk een beeld w illen geven van de structuur van de Japanse bezettingsbesturen in Indië en van het beleid dat zij in het eerste jaar van de bezetting met betrekking tot de er aanwezige volksgroepen hebben gevoerd (zulks met uitzondering van de groep der Europeanen die in hoofdstuk 5 aan de orde komt), lijkt het ons zinvol, allereerst te herinneren aan de instructies welke die Japanse bestuurders uit Tokio hadden ontvangen. Daar had het hoogste regeringsorgaan, de Contactraad, op 20 novem ber '4 1, d.w.z. nog voordat tot oorlog besloten was, de ‘Beginselen voor het bestuur van de bezette gebieden in de N anjo’ vastgesteld1, waaruit wij, zoals wij reeds in ons vorige deel deden, de belangrijkste bepalingen w illen citeren:

‘V o o r het o g e n b lik zu llen m ilitaire besturen in d e bezette geb ied en w o rd en in g esteld ten ein d e de open bare o rd e te h an dhaven , het v e rw e rv e n v an v o o r de n ation ale v e rd e d ig in g v itale h u lp b ro n n en te b esp o ed igen en de z e lfv o o rz ie n in g v a n d e m ilitairen te w a arb o rg en ’

-die militairen moesten dus om te beginnen gevoed worden en ook overigens zoveel m ogelijk verzorgd ten laste van de inheemse econo­ mieën.

‘ D e u itein d elijk e status van de bezette ge b ied en . . . zal apart vastgesteld w o rd en .

Bij d e u ito e fen in g van het m ilitaire bestuur zu llen de bestaande bestuurs­ o rgan en z o ve el m o g e lijk geb ru ik t w o rd e n , zulks m et e e rb ied ig in g v an d e b e­ staande bestuursstructuren en v an d e in h eem se g e b ru ik e n ’

-met die ‘bestaande bestuursorganen’ werden, wat Nederlands-Indië be­ trof, niet zozeer de organen van het Nederlands algemeen bestuur be­ doeld als w el de inheemse bestuursorganen die onder dat algemeen bestuur werkzaam waren geweest. Van de terreinen van werkzaamheid

van die inheemse organen werden overigens bij voorbaat verscheidene uitgezonderd waarop het Nederlands algemeen bestuur actief was ge­ weest:

‘D e bezettingsstrijdkrachten zu llen de con tro le b eh o u d en o ve r de sp o orw e gen , de scheepvaart, d e havens, de lu ch tverb in d in gen , de P T T -d ien sten en de radio.

W an n eer het v e rw e rv e n van v o o r de nation ale v e rd e d ig in g v itale hu lpbronn en en d e z e lfv o o rz ie n in g der m ilitairen schade to eb ren ge n aan het leven sp eil der in h eem sen , dan m o et zulks aanvaard w o rden .

A m erik aan se, B ritse en N ed erla n d se burgers zu llen er toe gebracht w o rd en , m et het m ilitaire bestuur sam en te w e rk en en tegen w e ersp an n igen zu llen gepaste m aatregelen gen o m en w o rd en zoals v erb a n n in g ’

-in deze richtlijnen werd dus, wat Nederlands-Indië betrof, niet de internering, d.w.z. de afzondering, van de ‘Nederlandse burgers’ voor­ geschreven.

‘ D e bestaande b elan gen van D u itse en Italiaanse burgers zu llen ontzien w o rd e n m aar d e u itb re id in g van d ergelijk e belangen zal z o ve el m o g e lijk beperkt w o r ­ d e n ’ —

wij herinneren aan Japans vrees dat Duitsland aan de bezetting van Nederland een argument zou ontlenen om Nederlands machtspositie in de Indische archipel over te nemen.

‘ C h in e se in gezeten en zu llen er toe gebracht w o rd e n , het regim e van T sjia n g K a i-s je k in d e steek te laten, m ed e w e rk in g te v e rlen e n en zich aan te slu iten bij o n ze politiek.

O p in h eem se in gezeten en zal een in v lo e d w o rd e n u itg e o efe n d d ie bij hen v e rtro u w en w e k t in d e k eizerlijke strijdkrachten en een v o o rtijd ig aan m o ed igen v an in h eem se o n afh an k elijkh eid sb ew eg in g en zal v e rm e d e n w o rd e n .’

Op die politieke richtlijnen volgden economische die op 12 december '4 1 door de Contactraad werden goedgekeurd. Zij behelsden, wat N e- derlands-Indië betrof, dat het gebied volledig in de eigen behoeften zou moeten voorzien, dat bij het verhogen van de grondstoffenproductie prioriteit moest worden gegeven aan de aardolie, dat de inheemse in­ dustrie alleen moest worden bevorderd voorzover zij voor Japan van belang was, dat vijandelijke eigendommen onder beheer gesteld o f door onteigening verworven moesten worden (dat sloot in Indië de N eder­ landse ondernemingen in) en dat Japanse importgoederen in de eerste plaats aan diegenen ter beschikking gesteld moesten worden die recht­

streeks werkzaam waren ten behoeve van Japan, bijvoorbeeld dus aan de inheemse arbeiders in de aardolie-industrie.

A l deze richtlijnen golden zowel voor de twee legerbesturen die in Indië zouden worden ingesteld: dat van het Zestiende Leger op Java en dat van het Vijf-en-tw intigste op Sumatra, als voor het marinebestuur dat zou worden ingesteld op Borneo en in de Grote Oost.

Het departement van marine achtte het nodig, voor de door de marine bestuurde gebieden ook nog eigen richtlijnen uit te geven. Zij werden neergelegd in een stuk d.d. 14 maart '42 ' waarin o.m. opgemerkt werd dat inheemse hoofden en ambtenaren ‘die een oprecht verlangen tonen om met Japan samen te werken’, zoveel mogelijk ingeschakeld moesten worden, Nederlanders ‘en andere buitenlanders’ evenwel slechts ‘in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld wanneer hun werkzaamheid een groot voordeel is om de inheemse bevolking te besturen’ ; dat er zo w einig m ogelijk contact moest zijn tussen Japanse burgers en de plaat­ selijke bevolking; dat ‘voorlopig’ niet ingegrepen moest worden in inheemse gebruiken; dat ‘nationalistische bewegingen niet aangemoe- digd’ moesten worden (het adjectief ‘voortijdig’ werd, zoals wij al opmerkten, weggelaten); dat ‘met uitzondering van diegenen die oprecht met ons samenwerken’, deportatie ‘en andere gepaste maatregelen’ m oes­ ten worden toegepast op burgers van de Verenigde Staten, G root-Brit- tannië, Nederland ‘en andere vijandelijke landen’ ; dat de normale recht­ spraak moest worden voortgezet, met dien verstande dat een Japanse militaire rechtbank jurisdictie zou hebben over ingezetenen die de be­ palingen van verordeningen o f andere regelingen van de m arinebevel- hebbers zouden overtreden; dat de bestaande politie moest worden ingeschakeld voor het bewaren van rust en orde; dat de bestaande gebruiken en godsdiensten, speciaal de Islam, geëerbiedigd dienden te w orden; dat bij het onderwijs vooral aandacht moest worden besteed aan het technische onderwijs en dat de kennis van de Japanse taal en van de Japanse cultuur moest worden verbreid; dat de leiding van de aardolie- en van de steenkoolproductie aan de marine moest worden toevertrouwd

en dat belangrijke buitenlandse ondernemingen, met uitzondering van die w elke het eigendom waren van burgers van Duitsland, Italië en hun bondgenoten1, onder beheer gesteld dienden te worden; dat de plaatse­ lijke Japanse garnizoenen prioriteit moesten hebben bij de verdeling van de visvangst; dat Japanse handelaren geleidelijk toegelaten moesten w orden; dat de handel en de prijzen onder controle gesteld dienden te worden en de lonen zo laag m ogelijk gehouden; en, tenslotte, dat ‘vijandelijke onroerende goederen’ onder beheer genomen dienden te worden en hun eigenaren gecompenseerd, ‘teneinde hen te helpen, hun minim um-kosten van levensonderhoud te bestrijden’.

Tot w elke verordeningen o f andere regelingen deze richtlijnen in het marinegebied hebben geleid, is over het algemeen niet bekend, maar aangenomen moet worden dat zij min o f meer identiek waren aan die w elke voor Java en Sumatra werden getroffen en waarvan die voor Java, neergelegd in het Japanse Verordeningenblad, de Kan Po, bewaard ge­ bleven zijn. M en dient hierbij in het oog te houden dat èn de marine- èn de legerbestuurders ondergeschikt waren aan Tokio. Intensief contact tussen die twee groepen bestuurders bestond overigens slechts op de gebieden van defensie en economische leveranties, ‘het leger en de vloot’ , aldus later de Japanse chef-staf op Sumatra, ‘bestuurden hun gebieden alsof zij twee vreemde, soevereine staten waren’ 2 — het in Japan bestaande dualisme werkte in Indië door, maar dat stond het zelfstandig treffen van identieke regelingen niet in de weg.

DE J A P A N S E R I C H T L I J N E N

H ier is de plaats voor een algemene opmerking en wel deze dat van het Japanse bestuur in bezet Indië heel veel minder bekend is dan van het Duitse in bezet Nederland. Van dat Duitse bestuur is een belangrijk deel van de archieven bewaard gebleven, hetgeen ons in staat heeft gesteld, in de delen 4 t.e.m. 10 van ons werk niet alleen de Duitse verordeningen en andere regelingen weer te geven maar ook de gedachtenwisselingen die er aan ten grondslag lagen, en de reacties waartoe zij leidden; ook hebben wij van de personen der belangrijkste Duitse machthebbers een,

1 Dat waren Finland, Slow akije, H ongarije, Roem enië, Bulgarije en Kroatië. 2 Aan­ gehaald in G eorge S. Kanahele: The Japanese occupation o f Indonesia: Prelude to

naar wij hopen, duidelijk en genuanceerd beeld kunnen geven. Stukken van de Japanse besturen in Indië zijn daarentegen nauwelijks bewaard (ze zijn door de Japanners zelf na hun capitulatie op grote schaal ver­ brand), van de bedoelde gedachtenwisselingen weten w ij, op een enkele uitzondering na, niets, van de Japanse machthebbers kennen wij w einig meer dan de namen en ons beeld van de reacties waartoe de Japanse maatregelen leidden bij de grote bevolkingsgroep der inheemsen, bij de Chinezen en bij de Arabieren, is rudimentair — slechts omtrent die reacties bij de groepen der Nederlanders en Indische Nederlanders zijn wij redelijk ingelicht. Als gevolg van dat alles is het beeld van het Japanse beleid dat wij in de rest van dit deel zullen geven, zow el onvolledig als onevenwichtig. Wij kunnen niet anders doen dan, deze tekortkomingen ten volle beseffend, datgene weergeven wat ons bekend is.

Het zal de lezer daarbij niet ontgaan dat wij over het algemeen van Java meer afweten dan van Sumatra, Borneo en de Grote Oost.

In document 1939-1945 D E E L I I b (pagina 195-199)