• No results found

Boltanski en Thévenot

In document Waardering van cultureel (pagina 36-40)

Waarden in het beleid van Nederlandse orkesten

3.1 Boltanski en Thévenot

Waarden in het beleid van Nederlandse orkesten

In dit onderzoek wordt gekeken welke waarden beleidsmakers van het Noord Nederlands Orkest en Het Gelders Orkest gebruiken met betrekking tot cultureel ondernemerschap. Daarnaast wordt onderzocht tussen welke waarden spanningen voorkomen en hoe de beleidsmakers denken dat die opgelost kunnen worden. Om deze waarden te onderzoeken wordt de waardentheorie van Boltanski en Thevenot (2006) gebruikt. In dit hoofdstuk wordt deze theorie uitgelegd en worden hypothesen opgesteld. In deze hypothesen wordt de waardentheorie van Boltanski en Thevenot toepasbaar gemaakt voor dit onderzoek.

3.1 Boltanski en Thévenot

In het boek On Justification (2006) van Boltanski en Thévenot worden onderzoeksinstrumenten beschreven die meningsverschillen en overeenkomsten kunnen analyseren. In hun boek proberen zij vergelijkbare elementen te vinden die zowel meningsverschillen als overeenkomsten kunnen verklaren. Volgens Boltanski en Thévenot onderzoeken veel studies uit de sociologie en de economie gedragskeuzes die alleen gericht zijn op het collectief of het individu. Boltanski en Thévenot proberen een model te ontwikkelen dat zowel het gedrag van het collectief als het individu kan verklaren. Dit doen zij door overeenkomsten en verschillen te zoeken in opvattingen van mensen. Boltanski en Thévenot vinden deze overeenkomsten in eerst instantie in zes verschillende waardenregimes. In latere werken van Boltanski (1999) en Boltanski en Chiapello (2005) worden twee extra waardenregimes toegevoegd aan de zes originele. Al deze waardenregimes komen voort uit één model. Met de waardenregimes kan geanalyseerd worden vanuit welke gedachtegangen gedragskeuzes gemaakt worden. Door erachter te komen waar gedrag vandaan komt kunnen meningsverschillen en overeenkomsten geanalyseerd worden (Boltanski en Thévenot, 2006).

Gedrag komt voort uit bepaalde waarden die een persoon of collectief hoog in het vaandel heeft staan. Het gedrag van mensen is gebaseerd op verschillende waarden die uit acht waardenregimes kunnen voortkomen: het geïnspireerde, domestiek-, faam-, civiele, industriële, markt-, project- en groene regime. De laatste twee waardenregimes zijn er later bij gekomen (Boltanski, 1999; Boltanski en Chiapello, 2005). Het groene regime is voor dit onderzoek niet belangrijk en zal daarom ook minder aandacht krijgen in de omschrijving van de waarden. Het gedrag hoeft niet voort te komen uit één specifiek waardenregime, maar kan een compromis zijn vanuit verschillende waardenregimes. In overeenkomsten tussen verschillende personen wordt een compromis gesloten tussen de waardenregimes van beide partijen. In een compromis wordt een samenstelling gemaakt van waarden waardoor de conflicterende waardenregimes verenigd kunnen worden. Spanningen tussen mensen komen voort uit botsende idealen die samenhangen met verschillende waardenregimes. Wanneer er geen compromis gesloten kan worden ontstaat er een conflict tussen de partijen. Zo’n conflict kan alleen opgelost worden met een compromis tussen de conflicterende waardenregimes. Hiervoor moeten beide partijen inleveren op hun standpunt en waarden uit het andere waardenregime toelaten en accepteren (Boltanski en Thévenot, 2006; Boltanski en Chiapello, 2005).

37

In de samenleving baseren actoren dus hun acties en keuzes op een bepaald waardenregime, vaker impliciet dan expliciet. Door de geschiedenis heen zijn er periodes geweest waarin bepaalde waardenregimes leidend waren. Zo was het industriële waardenregime belangrijk tijdens de Industriële Revolutie en het geïnspireerde waardenregime in de Renaissance. Het dominante waardenregime per periode kan alleen empirisch vastgesteld worden. Dit betekent echter niet dat andere waardenregimes niet bestonden in die periode (Boltanski en Thévenot, 2006). Het is belangrijk om te realiseren dat alle waardenregimes altijd aanwezig zijn bij het maken van een keuze. Alle waardenregimes worden gebruikt, maar niet in een gelijke mate of op een gelijke manier. Sommige regimes zijn dominanter dan andere in een bepaalde situatie. Daarbij is de kanttekening belangrijk dat waarden vaak onbewust naar voren komen in het maken van keuzes.

In de volgende subparagrafen worden de acht verschillende waardenregimes nader uitgelegd. Het project- en groene regime worden in één sub-paragraaf behandeld, omdat deze waardenregimes er later bij gekomen zijn.

3.1.1 Het geïnspireerde regime

Het geïnspireerde regime heeft te maken met het geestelijk denken in een hogere macht. Boltanski en Thévenot (2006) definiëren het geïnspireerde regime als alles wat een metafoor is van het hemelse of goddelijke. De gedachten uit het regime bestaan niet echt en zijn niet tastbaar, maar bestaan als een geloof of idee. In hun boek gebruiken Boltanski en Thévenot een voorbeeld van twee soorten steden: een wereldse stad en de stad van God. De stad van God bestaat in het echt niet en wordt gebruikt als een metafoor. Het is een idee van de mensheid. Het geïnspireerde regime past bij alle gedragingen en keuzes die gebaseerd zijn op een conceptueel idee (Boltanski en Thévenot, 2006). Creativiteit staat centraal in het geïnspireerde regime, met waarden als autonomie en ontwikkeling van de kunst. Belangrijke actoren uit het geïnspireerde regime in de samenleving zijn kunstenaars en filosofen. Zij staan hoog in aanzien in het geïnspireerde regime. Voorbeelden van organisaties waar het geïnspireerde regime domineert zijn universiteiten en musea.

3.1.2 Domestiekregime

Het domestiekregime berust op het idee dat er een hiërarchie bestaat in de samenleving die grotendeels vaststaat bij de geboorte. Een persoon is gedefinieerd door zijn of haar identiteit en is een schakel in een ketting in de samenleving. Deze ketting bestaat uit familieleden en kennissen die hoger of lager in de hiërarchie staan dan de desbetreffende persoon. Alles wordt volgens Boltanski en Thévenot (2006) gedefinieerd in termen van familierelaties. Zo is een persoon bijvoorbeeld een vader van mensen lager in de hiërarchie en een zoon van mensen hoger in de hiërarchie. Boltanski en Thévenot gebruiken in hun boek (2006) een citaat van Claverie en Lemaison (1982) dat het domestiekregime typeert:

Each one moves around under a halo constituted by the history of his rank, his family, his patrimonial lineage, the space, time, and memory occupied in the village by his ousta, his household. His house is a second skin, and even if he has the opportunity to prove his strength as an individual, he ultimately remains

38

defined by his rank or his family status. Without his family, he is nothing (Claverie and Lamaison, 1982 in: Boltanski en Thévenot, 2006: 90).

Uit dit citaat komt precies naar voren waar het domestiekregime op gebaseerd is. De familie en identiteit zijn het belangrijkst; zonder de familie is een persoon niets, staat er letterlijk. Keuzes vanuit het domestiekregime zijn daardoor altijd gemaakt vanuit waarden over hiërarchie en familie (Boltanski en Thévenot, 2006).

3.1.3 Faamregime

Waar in domestiekregime waarden op het individu en de directe familie rusten, zijn waarden in het faamregime gebaseerd op de publieke opinie. De mening van anderen telt zwaar in het faamregime. Iemand met een groter aanzien kan volgens het faamregime meer voor elkaar krijgen dan iemand met minder aanzien. Veel van de gedragingen en keuzes rusten dus op een hiërarchisch systeem van aanzien in de maatschappij. Keuzes worden ook gebaseerd op het verwerven van een zo hoog mogelijk aanzien. Een voorbeeld dat Boltanski en Thévenot aanhalen is een koning die regeert over zijn rijk. Een koning is niets meer dan iemand met meer aanzien dan een burger. Als het aanzien en de eer worden weggenomen is de koning net zo belangrijk als een burger (Boltanski en Thévenot, 2006). Hier ligt een link met het domestiekregime. Een prins wordt namelijk geboren als een zoon van een koning en heeft daarmee door zijn afkomst een voorsprong als het gaat om aanzien ten opzichte van een boerenzoon. Er wordt dus niet uitgegaan van een gelijke start in aanzien, maar het is in het faamregime wel degelijk mogelijk om in aanzien te stijgen. In het domestiekregime zit de schakel in de ketting vast, in het faamregime is het mogelijk om de schakel te verplaatsen zowel omhoog als omlaag in de hiërarchie.

3.1.4 Civiele regime

Net als in het domestiekregime worden in het civiele regime collectieve waarden boven individuele waarden geplaatst. Waarden als gemeenschappelijk goed, vrede en gelijke verdeling zijn belangrijk in het civiele regime. Het grote verschil met het domestiek- en faamregime is dat er in het civiele regime geen sprake meer is van hiërarchie. Een koning stond in het domestiek- en faamregime hoog in de hiërarchie en heeft aanzien en wordt in het civiele regime gelijkgesteld aan de burgers. Boltanski en Thévenot (2006) halen Rousseau’s Contract

Social aan. Rousseau stelt dat mensen die op één gedachtelijn zitten met elkaar moeten

communiceren. Wanneer dit het geval is kan er gedacht en gestreefd worden naar een gezamenlijke belang en naar vrede. Op het laagste niveau van het civiele regime denken mensen nog voornamelijk aan zichzelf, maar op het tweede niveau laten zij de egocentrische gedachten achterwege en richten zich op het gemeenschappelijke goed of algemeen belang.

But persons are endowed with the ability to escape this selfish, deficient state and to reach a second state in which they are concerned not with their own interest but with the interest of all; the possibility of establishing a just civil peace depends on the extent to which they implement this ability, which they are free to cultivate or leave dormant (Boltanksi en Thévenot, 2006; 110).

39

Het aan de kant zetten van de eigen belangen voor het gemeenschappelijk belang is een belangrijke gedachtegang voor het civiele regime (Boltanski en Thévenot, 2006). Voorbeelden van waarden uit het civiele regime zijn te vinden in de politiek en in belangenorganisaties zoals Unicef en Amnesty International.

3.1.5 Industriële regime

Het industriële regime is gebaseerd op de sociologische term ‘georganiseerde machine’. Deze machine is een metafoor voor de samenleving die bestaat uit organen die verschillende functies hebben. De georganiseerde machine wordt natuurlijk gevormd en niet geconstrueerd door mensen. Volgens Boltanski en Thévenot (2006) kunnen mensen de machine herkennen maar niet zelf bedenken, omdat het een sociaal construct is dat op natuurlijke wijze ontstaat. Het industriële regime zorgt ervoor dat behoeftes voorzien worden op een systematische efficiënte manier. In die zin lijkt het industriële regime op het civiele regime: het bereiken van een gemeenschappelijk goed. Er zit echter wel een hiërarchie in het industriële regime. Fabrieksarbeiders en boeren uit de onderste klassen staan lager in de industriële hiërarchie dan bijvoorbeeld bankiers. De overheid moet in het industriële regime alleen zorgen voor budgetten waarmee gewerkt kan worden. De samenleving functioneert goed door beloningen te geven aan producenten en consumenten (Boltanski en Thévenot, 2006). Belangrijke waarden in het industriële regime zijn efficiëntie en de kwaliteit van de uitvoering. Deze waarden zijn bijvoorbeeld belangrijk voor grote bureaucratische bedrijven die op een zo efficiënt mogelijke manier willen werken.

3.1.6 Marktregime

Het laatste regime van de originele zes regimes die Boltanski en Thévenot (2006) definiëren is het marktregime. Dit regime is gebaseerd op de ideeën van Adam Smith. Op het eerste gezicht is het marktregime verbonden met het industriële regime, maar er wordt hier geredeneerd vanuit een andere hoek. Het marktregime, zoals de naam al aangeeft, richt zich meer op de consumentenmarkt in plaats van op de producenten. Het gaat niet alleen om handelsrelaties in dit regime, maar ook om andere competitieve activiteiten in de samenleving (Boltanski en Thévenot, 2006). Het marktregime is een stuk bewegelijker dan het industriële regime. Doordat de vraag uit de consumentenmarkt veranderlijk is, wordt in het marktregime flexibel ingespeeld op die vraag om zoveel mogelijk geld te verdienen. Belangrijke waarden bij het marktregime zijn competitie en het streven naar winst. Voorbeelden uit de praktijk waar deze waarden gebruikt worden zijn ondernemingen, maar bijvoorbeeld ook sportwedstrijden. Het gaat hier dus niet alleen om geld verdienen, maar juist ook om competitie.

3.1.7 Overige regimes

In een latere uitgave voegen Boltanski en Chiapello (2005) twee nieuwe waardenregimes toe aan de originele zes: het groene en projectregime. Het groene regime is minder belangrijk voor dit onderzoek. In dit regime komen de waarden naar voren die te maken hebben met de natuur. Duurzaamheid en de natuuromgeving zijn belangrijk in het groene regime. Duurzaamheid moet hier niet verward worden met duurzaam ondernemen. Dat zou een waarde zijn die zou passen bij het industriële regime, omdat het gekoppeld is aan efficiëntie. In het groene regime wordt met duurzaamheid het onderhouden van de natuur bedoeld. Het

40

groene regime heeft weinig connecties met cultureel ondernemerschap en zal daarom ook niet verder uitgelegd worden (Boltanski en Chiapello, 2005)

Het projectregime is daarentegen wel een belangrijke toevoeging voor deze thesis. In het projectregime gelden waarden van tijdelijkheid en korte relaties. Een netwerk waar flexibel door bewogen kan worden is van belang in dit regime (Boltanski en Chiapello, 2005). Het projectregime is een gedachtegang die tot voor kort nog niet veel invloed had. In veel ondernemingen van de 20ste en 21ste eeuw spelen korte-termijnrelaties een belangrijke rol. Projectgroepen, zie ook het Ad-hoc systeem van Mintzberg (1980) in hoofdstuk 2, werken kort met elkaar samen op freelance basis om daarna weer uit elkaar te gaan om nieuwe projecten te starten. Dit waardenregime is belangrijk bij cultureel ondernemerschap, omdat ondernemers steeds weer op zoek moeten naar nieuwe winstgevende activiteiten in de markt. Door risico’s te nemen zijn netwerken van ondernemers vaak maar van korte duur. Het netwerk is belangrijk om samenwerking met verschillende organisaties mogelijk te maken. Om die reden wordt het projectregime in tegenstelling tot het groene regime wel gebruikt in het empirisch deel van dit onderzoek.

In document Waardering van cultureel (pagina 36-40)