• No results found

Bevolkingsgroei in stad, groeikern en

In document De stad: magneet, roltrap en spons (pagina 38-42)

ommeland

Gijs Beets & Andries de Jong

EEN

Sinds de jaren tachtig neemt de bevolking in Nederlandse steden toe. De laatste jaren is er zelfs sprake van een versnelling van die groei. In het ommeland en de meeste (voormalige) groeikernen is dat niet het geval; daar stabiliseert de groei. De acceleratie van de groei van de steden wordt veroorzaakt door een toegenomen vestiging, een afgenomen vertrek en een oplopende natuurlijke bevolkingsgroei. In het ommeland en de groeikernen is een omgekeerde trend bespeurbaar. Daar is sprake van een geleidelijke vergrijzing.

In de tweede helft van de vorige eeuw kende Nederland een sterke bevolkingsgroei. Van 10 miljoen mensen in 1950 naar 13 miljoen in 1970. Inmiddels staat de teller op bijna 17 miljoen.

De bevolkingsgroei kwam aanvankelijk niet in de grote steden terecht: decennialang trokken hier veel inwoners weg en zij vestigden zich in het ommeland en in de groeikernen. In die omvangrijke suburbanisatie gingen vooral jonge stellen ruimer en groener wonen dan in de grote stad mogelijk was. Na de eeuwwisseling maakte die ontwikkeling een draai: de grote steden gingen steeds sneller groeien, in de groeikernen liep de bevolkingsgroei terug naar nul en in het ommeland was de groei bescheiden. Voor een groot deel kwam dit doordat de verhuisstromen van en naar de stad, groeikernen en het ommeland fundamenteel waren gewijzigd en dit had weer effecten op de natuurlijke bevolkingsgroei.

De recente sterke bevolkingsgroei van de grote steden kan worden toegeschreven aan een groeiende populariteit. In steeds grotere aantallen trekken jongeren naar de stad, zowel uit het binnenland als het buitenland. In deze steden volgen ze vaak hoger onderwijs en zetten ze de eerste stappen op de arbeidsmarkt. Als de fase van gezinsvorming aanbreekt, verlaten ze vaak weer de grote stad; ze trekken doorgaans

EEN EEN

37

1 Bevolkingsgroei in stad, groeikern en ommeland |

Figuur 1.1 De zes stadsgewesten Grote steden Ommeland Groeikernen Overig Nederland pbl.nl Bron: CBS

1.1

Van gebundelde deconcentratie naar Vinex-wijken

Nederland is een klein land met een hoge bevolkingsdichtheid; daarom wordt er zorgvuldig gewikt en gewogen wat te doen met iedere vierkante meter. Vooral na de Tweede Wereldoorlog nam de bevolking gestaag toe, wat de aanzet was tot het ‘overloopbeleid voor het Westen des Lands’ (1958) en daarop volgend de ‘gebundelde deconcentratie’ (Tweede Nota Ruimtelijke Ordening, 1966). De stad had een slecht imago gekregen voor startende gezinnen en gezinnen met opgroeiende kinderen; zij trokken massaal naar het ommeland. Om ongecontroleerde suburbanisatie tegen te gaan, werd het ‘groeikernenbeleid’ (1972) geïntroduceerd. Hierdoor kon de zogenoemde urban sprawl worden voorkomen en kon het platteland zijn groene en rustieke karakter behouden. Ook werden de grote steden zo ‘ontlast’ en kregen deze te maken met een periode van bevolkingsverlies. In de jaren negentig was het compactestadbeleid (Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra, 1991) een nieuwe loot aan de boom van de nationale ruimtelijke ordening. De ‘Vinex’ markeerde de revival van de grote stad en bepleitte de ontwikkeling van nieuwe woonwijken in of aan de randen van de bestaande steden.

EEN

naar een plaats in de omgeving. Dit mechanisme is veranderd. In toenemende mate zijn gezinnen in de stad blijven wonen. De groeiperspectieven van de grote stad, het ommeland en de groeikernen zijn onderling afhankelijk en worden voor een groot deel bepaald door vestiging, verblijf (inclusief gezinsvorming) en vertrek.

In dit rapport worden de recente demografische ontwikkelingen in de grote stad, het stedelijke ommeland en de (voormalige) groeikernen besproken.

In dit eerste hoofdstuk schetsen we een beeld van de (groot)stedelijke bevolkings- ontwikkelingen in de afgelopen decennia. Aan bod komen de demografische feiten: hoeveel mensen wonen er in de stad, hoeveel worden er geboren, verhuizen ernaartoe of vertrekken er juist vandaan en, ten slotte, hoeveel mensen overlijden in de stad? En wat kunnen we hieruit afleiden over de samenstelling van de stedelijke bevolking? Daarbij besteden we ook aandacht aan de rol van het beleid, aangezien dit de

bevolkingstrends duidelijk heeft gestuurd. Zo was in de jaren zestig van de vorige eeuw ‘gebundelde deconcentratie’ het Nederlandse antwoord op de mogelijk anders ongebreidelde suburbanisatie (zie tekstkader 1.1).

Bij de beschrijving van de bevolkingsontwikkeling hebben we ons beperkt tot zes stadsgewesten1: die van de vier grote gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) en, buiten de Randstad, die van de universiteitssteden Eindhoven en Groningen (zie figuur 1.1). De stadsgewesten worden hierbij onderscheiden in de centrale stad, de groeikernen die in deze zes stadsgewesten vallen en de overige gemeenten in het stadsgewest, die als ommeland worden aangeduid.

In dit hoofdstuk staan de demografische trends centraal zonder diep in te gaan op de economische en sociaal-culturele ontwikkelingen die daarbij een belangrijke rol hebben gespeeld. In andere hoofdstukken van deze publicatie wordt daarop dieper ingegaan.

1.1 Trends in de bevolkingsgroei

In alle zes onderzochte stadsgewesten is de bevolking in de loop der decennia toegenomen, maar er zijn wel duidelijke verschillen (zie figuur 1.2). De bevolkingsgroei in het stadsgewest Amsterdam is het meest opvallend. Na een lichte stijging vanaf 1960, volgt er een lichte daling in de jaren zeventig. Vanaf halverwege de jaren tachtig zet een sterke stijging in die tot op heden doorgaat. Ook de stadsgewesten Rotterdam en Den Haag beginnen pas in de jaren tachtig duidelijk te groeien, terwijl de stadsgewesten Utrecht, Groningen en Eindhoven een continue groei kennen vanaf de jaren zestig. In een vergelijking met de groei van Nederland blijft de bevolkingsgroei voor het totaal van de zes stadgewesten tot het midden van de jaren tachtig duidelijk achter bij het landelijk cijfer, terwijl hierna de groei juist sterker is.

Bij het inzoomen op de drie onderdelen van de stadsgewesten – de grote stad, groeikernen en het ommeland – worden opvallende trends zichtbaar (figuur 1.3). Als gevolg van de suburbanisatie in de jaren zestig en zeventig worden de zes grote steden geconfronteerd met een sterke bevolkingskrimp: een verlies van bijna een half

39

1 Bevolkingsgroei in stad, groeikern en ommeland |

EEN

EEN

miljoen inwoners brengt het inwonertal in 1985 op rond 2,3 miljoen inwoners. Hierna zet een gestage bevolkingsgroei in die enkele jaren na de eeuwwisseling lijkt te accelereren en het inwonertal in 2012 op 2,7 miljoen brengt.

De sterke bevolkingskrimp in de jaren zeventig en tachtig geldt overigens alleen voor Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. De andere drie, wat minder grote steden werden daardoor amper getroffen, hoewel ook Utrecht laat in de jaren zeventig bevolkings- verlies kende. Weliswaar begonnen de drie grootste steden na 1985 weer te groeien, maar anno 2015 kennen ze nog steeds minder inwoners dan in 1960. De andere drie gemeenten hebben wel een grotere bevolkingsomvang dan in 1960. In relatieve zin maakten van alle zes grote steden, Groningen en Eindhoven de sterkste groei door (figuur 1.4).

De bevolkingskrimp van de grote steden gaat vanaf de jaren zestig gepaard met een sterke groei van het ommeland en een wat minder sterke groei van de groeikernen (zie figuur 1.3). In eerste instantie profiteerde vooral het ommeland van de suburbani- satie, de groeikernen in wat mindere mate. In de jaren zeventig en tachtig gaat het beeld schuiven: in de groeikernen versnelt de bevolkingsgroei, in het ommeland zwakt deze af. De suburbanisatie uit de grote stad richt zich nu dus vooral op de groeikernen. In de jaren negentig zwakt de bevolkingsgroei in de groeikernen weer af, terwijl deze in het

Figuur 1.2 1960 1970 1980 1990 2000 2010 2020 0,0 0,4 0,8 1,2 1,6 miljoen inwoners Bron: CBS pb l.n l Amsterdam Rotterdam Den Haag Utrecht Eindhoven Groningen Aantal

Inwoners per stadsgewest

1960 1970 1980 1990 2000 2010 2020 -20 0 20 40 60 80

% ten opzichte van 1960

pb

l.n

l

EEN

In document De stad: magneet, roltrap en spons (pagina 38-42)