Voorwaardelijke opmaak (uitzonderingen markeren)
2. Kies in het menu de berekening die u wilt verwijderen en klik vervolgens op Verwijderen
11.4 Beschrijvingen van berekeningen
De volgende berekeningen zijn beschikbaar:
Eenvoudige berekeningen
Beschrijving Eenvoudige
berekeningen
Telt de waarden in twee of meer rijen of kolommen bij elkaar op.
Optellen
Trekt de waarden in een rij of kolom af van de waarden in een andere rij of kolom.
Aftrekken
Vermenigvuldigt de waarden in twee of meer rijen of kolommen.
Vermenigvuldigen
Deelt de waarden in een rij of kolom door de waarden in een andere rij of kolom.
Delen
Beschrijving Eenvoudige
berekeningen
Geeft de procentuele afwijking van operand1 uit operand2 als resultaat. Als operand1 kleiner is dan operand2, is het resultaat negatief.
Voorbeelden:
Hiermee wordt de procentuele verhouding tussen operand1 en operand2 als resultaat gegeven.
Geeft de huidige minimumwaarde, binnen een hiërarchieniveau, in vergelijking tot de vorige waarden als resultaat.
Zwevende minimumwaarde
Geeft de huidige maximumwaarde, binnen een hiërarchieniveau, in vergelijking tot de vorige waarden als resultaat.
Zwevende maximumwaarde
Geeft de accumulatieve som, binnen een hiërarchieniveau, van alle voorgaande waarden als resultaat. Dit is gebaseerd op de door de server ingedeelde waarde.
Accumulatieve som
Geeft de accumulatieve som, binnen een hiërarchieniveau, van alle voorgaande waarden als resultaat. Dit is gebaseerd op de weergegeven waarde.
Accumulatieve som van afgeronde waarden
Geeft het accumulatieve aantal, binnen een hiërarchie, van alle vorige waarden als resultaat.
Accumulatief aantal van alle gede-tailleerde waarden
Geeft het accumulatieve aantal, binnen een hiërarchie, van alle vorige waarden die niet nul, null of fout zijn als resultaat.
Accumulatief aantal van alle gede-tailleerde waarden die niet nul, null of fout zijn
Geeft het zwevende gemiddelde, binnen een hiërarchie, van de vorige waarden als resultaat.
Zwevend gemiddelde
Geeft het zwevend gemiddelde, binnen een hiërarchie, van alle Zwevend gemiddelde van alle
Beschrijving Dynamische berekeningen
Geeft het rangnummer voor elke waarde, waarbij de grootste waarde het rangnummer 1 heeft, als resultaat. Items met dezelfde waarde hebben hetzelfde rangnummer.
Rangnummer
Geeft het rangnummer voor elke waarde, waarbij de grootste waarde het rangnummer 1 heeft, als resultaat. Items met dezelfde waarde hebben hetzelfde rangnummer, maar het rangnummer van het volgende item neemt aan dat de vorige waarden anders waren. Bijvoorbeeld, 100 = rangnummer 1, 90
= rangnummer 2, 90 = rangnummer 2, 80 = rangnummer 4.
Olympisch rangnummer
Geeft de procentuele bijdrage van elke waarde aan de er bovenliggende waarde als resultaat.
Procentuele bijdrage aan boven-liggend element
Geeft de procentuele bijdrage van elke waarde aan de eindto-taalwaarde als resultaat.
Procentuele bijdrage aan eindtotaal
Functies voor aangepaste berekeningen
Beschrijving Syntaxis
Percentage berekeningen
Geeft de procentuele afwijking van operand1 uit operand2 als resultaat. Als operand1 kleiner is dan operand2, is het resultaat negatief.
Hiermee wordt de procentuele verhouding tussen operand1 en operand2 als resultaat gegeven.
Voorbeelden:
Geeft uitsluitend numerieke waarden voor <expressie>
als resultaat, en onderdrukt eenheden en valuta's.
NODIM(<expressie>) NODIM
Beschrijving Syntaxis
Gegevens berekenin gen
De waarde wordt gezien als het aantal dagen vanaf 01.01.0000 en wordt uitgevoerd als een datum. De waarde kan liggen tussen 0 en een miljoen, wat resulteert in een datum tussen 01.01.0000 en 27.11.2738.
DATE("operand1") DATE
De operator TIME kan elke meetwaarde aannemen en creëert een meetwaarde van het type TIME. Deze functie is ontworpen voor offsetberekeningen. Als u bijvoorbeeld tijdmeetwaarden hebt en u 4 uur wilt aftrekken, kunt u de operator TIME gebruiken.
TIME("operand1") TIME
Geeft 0 als resultaat als de berekening van <expressie>
tot een rekenkundige fout leidt. Anders is het resultaat de waarde van de expressie. Dit wordt gebruikt om fout-berichten te voorkomen, zodat u de berekening kunt voortzetten met een gedefinieerd resultaat.
NOERR(<expressie>) NOERR
Geeft 0 als resultaat als de berekening van <expressie>
een deling door 0 veroorzaakt. Anders is het resultaat de waarde van de expressie. Dit wordt gebruikt om fout-berichten te voorkomen, zodat u de berekening kunt voortzetten met een gedefinieerd resultaat.
NDIV0(<expressie>)
De waarden van operand1 en operand2 bij elkaar optellen.
"operand1" +
"operand2"
SUMMATION
De waarde van operand1 delen door de waarde van operand2.
"operand1" /
"operand2"
DIVISION
De waarde van operand1 vermenigvuldigen met de waarde van operand2.
"operand1" *
"operand2"
MULTIPLICA TION
De waarde van operand2 aftrekken van de waarde van operand1.
"operand1"
-"operand2"
SUBTRAC TION
Exponentiële functie. Is gelijk aan e ** operand1, waarbij e = 2,7182818284590452.
EXP("operand1") EXP
Natuurlijke logaritme is de logaritme naar de basis-e, waarbij e = 2,7182818284590452. LOG is het omge-keerde van EXP.
LOG("operand1") LOG
Beschrijving Syntaxis
Wiskundige berekeningen
Geeft de rest van de deling van operand1 door operand2 als resultaat.
"operand1" MOD
"operand2"
REST
Geeft de vierkantswortel van operand1 als resultaat.
SQRT("operand1") WORTEL
Geeft de logaritme, naar basis 10, van operand1 als resultaat.
LOG10("operand1") LOG10
Geeft de absolute numerieke waarde van operand1 als resultaat, zonder rekening te houden met het teken.
ABS(-1) geeft bijvoorbeeld 1 als resultaat en ABS(1) ook.
ABS("operand1") ABS
Geeft de kleinste gehele waarde die niet kleiner is dan operand1 als resultaat. CEIL(2,7) geeft bijvoorbeeld -2 als resultaat, maar CEIL(-2,7) geeft 3 als resultaat.
CEIL("operand1") CEIL
Geeft het gehele getal van operand1 gedeeld door operand2 als resultaat en negeert het restant.
DIV("operand1",
"operand2") DIV
Geeft de grootste gehele waarde die niet groter is dan operand1 als resultaat. FLOOR(-2,7) geeft bijvoorbeeld -3 als resultaat, maar FLOOR(2,7) geeft 2 als resultaat.
FLOOR("operand1") AFRON
DEN.BENE DEN
Geeft het decimale gedeelte van operand1 als resultaat.
FRAC(2,7) geeft bijvoorbeeld 0,7 als resultaat.
FRAC("operand1") FRAC
Vergelijkt operand1 en operand2 en geeft de maxi-mumwaarde als resultaat.
MAX("operand1",
"operand2") MAX
Geeft het maximum van 0 en operand1 als resultaat.
Dit houdt in dat alle negatieve waarden als 0 worden behandeld.
MAX0("operand1") MAX0
Vergelijkt operand1 en operand2 en geeft de mini-mumwaarde als resultaat.
MIN("operand1",
"operand2") MIN
Geeft het minimum van 0 en operand1 als resultaat. Dit houdt in dat alle positieve waarden als 0 worden behan-deld.
MIN0("operand1") MIN0
Geeft het gedeelte met het gehele getal van operand1 als resultaat. TRUNC(2,7) geeft bijvoorbeeld 2 als resul-taat.
TRUNC("operand1") GEHEEL
Verheft operand1 tot de macht van operand2.
"operand1" **
"operand2"
POWER
Beschrijving Syntaxis
Overige berekenin-gen
Geeft de sinus van een hoek als resultaat, die wordt vertegenwoordigd door operand1, opgegeven in radianen.
SIN("operand1") SIN
Geeft de cosinus van een hoek als resultaat, die wordt vertegenwoordigd door operand1, opgegeven in radialen.
COS("operand1") COS
Geeft de tangens van een hoek als resultaat, die wordt vertegenwoordigd door operand1, opgegeven in radialen.
TAN("operand1") TAN
Geeft de boogsinus van operand1 (tussen -pi/2 en pi/2) als resultaat, wanneer de waarde van operand1 tussen -1 en 1 ligt.
ASIN("operand1") BOOGSIN
Geeft de boogcosinus van operand1 (tussen 0 en pi) als resultaat, wanneer de waarde van operand1 tussen -1 en 1 en ligt.
ACOS("operand1") BOOGCOS
Geeft de boogtangens van operand1 (tussen -pi/2 en pi/2) als resultaat.
ATAN("operand1") BOOGTAN
Geeft de hyperbolische sinus van een hoek als resultaat, die wordt vertegenwoordigd door operand1, opgegeven in radialen.
SINH("operand1") SINH
Geeft de hyperbolische cosinus van een hoek als resul-taat, die wordt vertegenwoordigd door operand1, opgegeven in radialen.
COSH("operand1") COSH
Geeft de hyperbolische tangens van een hoek als resul-taat, die wordt vertegenwoordigd door operand1, opgegeven in radialen.
TANH("operand1") TANH
Geeft 1 als resultaat als zowel <expressie1> als <ex-pressie2> niet gelijk zijn aan 0. Anders is het resultaat 0.
Alleen de numerieke waarden van <expressie1> en
<expressie2> worden gebruikt. Er wordt geen rekening gehouden met eenheden.
<expressie1> AND
<expressie2>
AND
Geeft 1 als resultaat als <expressie1> of <expressie2>
niet gelijk is aan 0. Anders is het resultaat 0. Alleen de numerieke waarden van <expressie1> en <expressie2>
worden gebruikt. Er wordt geen rekening gehouden met eenheden.
<expressie1> OR <ex pressie2>
OF
Beschrijving Syntaxis
Overige berekenin-gen
Geeft 1 als resultaat als <expressie1> of <expressie2>
(maar niet beide) niet gelijk is aan 0. Anders is het resul-taat 0. Alleen de numerieke waarden van <expressie1>
en <expressie2> worden gebruikt. Er wordt geen rekening gehouden met eenheden.
<expressie1> XOR
<expressie2>
XOR
Geeft 1 als resultaat als <expressie> 0 is, anders is het resultaat 0. Alleen de numerieke waarde van <expressie>
wordt gebruikt. Er wordt geen rekening gehouden met eenheden.
NOT(<expressie>) NOT