• No results found

De beschouwing van de mode ligt een paar stappen voor

5 Invalshoeken uit andere disciplines

5.2 Samenhang tussen de beschouwing van het sieraad en die van mode en kleding

5.2.1 De beschouwing van de mode ligt een paar stappen voor

Bij haar installatie in 2005 als lector modetheorie aan de artez Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem behandelde José Teunis -sen de veranderingen in de kijk op de mode gedurende de laatste honderd jaar aan de hand van de theorieën van enkele pioniers. Zij beschreef hierin het gebruikelijke wantrouwen tegen de mode als onderwerp van serieuze studie – mode als uitlaatklep voor ijdele zielen en mode als uitwas van het kapitalisme – maar zij ein-digde haar betoog met de optimistische constatering dat er de laatste decennia enorm veel modeonderzoek is geïnitieerd. (97)

Tot een jaar of dertig geleden hadden beschouwers van de mode grote moeite om het aura van oppervlakkigheid dat aan mode vastkleeft van zich af te schudden. Als mode vanuit weten-schappelijke disciplines serieus genomen werd, dan was dat vaak vanuit een economisch perspectief, bijvoorbeeld als uitwas van het kapitalisme. Die redenering is gelukkig ook om te keren: sinds de opkomst van de industrialisatie en het ontstaan van het kapita-lisme vormt de mode het beste blijk dat mensen iets in hun leven kunnen bereiken als zij openstaan voor maatschappelijke impul-sen en interessante culturele ontwikkelingen uit hun eigen tijd. Kleding heeft als minder beladen begrip nooit erg te lijden gehad van kritische benaderingen, omdat de conventie nu eenmaal voorschrijft dat wij ons kleden zodra wij ons onder andere men-sen vertonen. Met de termen kostuum en kostuumgeschiedenis werden de scherpe kantjes in het onderscheid tussen mode en kleding in de beschouwing hiervan lange tijd verdoezeld.

Sinds het eind van de jaren zeventig is via de filosofie en de se-miotiek, via het postmodernisme en zelfs het deconstructivisme lijn gebracht in de duiding van kleding en mode. Kleding als louter functioneel middel tot bescherming van het lichaam is door mo-decritici zelfs de hoge status van anti-mode toebedeeld. José Teunissen stelt in haar inaugurele rede: ‘Het hebben van smaak – weten hoe je te kleden – is een vitaal statussymbool van onze mo-derne, visuele cultuur, waarin klasse en status niet meer per defi-nitie aan afkomst gebonden zijn, maar steeds opnieuw gedefini-eerd worden in het alsmaar wisselende en veranderende teken-systeem van de mode.’ Zij voert op dat zich hieraan onttrekken

niet mogelijk is, want ook dat heeft zijn plaats binnen het sys-teem. ‘Zelfs de intellectueel in slobbertrui die denkt de mode links te laten liggen, neemt een plek in binnen het spectrum van de mode. Ook hij is een onderdeel van het systeem, want al zijn collega-denkers dragen niet toevallig een vergelijkbare trui; het maakt hem onderdeel van zijn groep. Iedereen communiceert zijn identiteit en persoonlijkheid via zijn uiterlijk.’ (98)

Het verband tussen de geschiedenis van het sieraad en de ont-wikkelingen in zowel mode als kleding vormt een belangrijk in-grediënt in de literatuur over sieraden. Menig sieraad vormde een integraal onderdeel van een modebeeld door een belangrijk as-pect van dat beeld te accentueren en qua kleur en stijl de kenmer-ken van dat beeld te bevestigen. Dit uitgangspunt vormt de be-langrijkste leidraad voor de verhandeling van Margaret Flower over Victoriaanse sieraden uit 1951, omdat zij toen nog niet op een geschiedenis van het sieraad kon terugvallen. Ook Joan Evans, M.H. Gans, Graham Hughes en andere vroege auteurs over de schiedenis van het sieraad zochten terecht houvast bij de ge-schiedenis van de mode, omdat die al wel onderzocht en beschre-ven was. In haar boekje over juwelen uit 1961 stelt Giltay-Nijssen keurig: ‘Omdat juwelen de glanspunten van het toilet zijn, of be-horen te zijn, zijn ze ook nauw verbonden met en vaak afhankelijk van de mode.’ (99) Haar bedoeling was daar iets meer over te ver-tellen en zodoende na te gaan hoe juwelen tot hun vormen zijn gekomen. Gezien het onderwerp (juwelen) en gezien de tijd waarin het verscheen (begin jaren zestig) is deze opvatting type-rend voor de betreffende periode. Giltay-Nijssen besteedt, net als Joan Evans in A History of Jewellery, voornamelijk aandacht aan de tooi van de hoogste standen, ze geeft de vormgeving van de sieraden een bepaald reliëf met snelle en interessante verwijzin-gen naar stijl en mode, en politieke en maatschappelijke ontwik-kelingen, om ten slotte uit te komen bij de vrouw als belangrijkste drager van sieraden, met ijdelheid en het streven naar schoon-heid als hoekstenen in het betoog, ook ten aanzien van vroegere periodes.

Graham Hughes deed in zijn boek Modern Jewelry uit 1963 het-zelfde, alhoewel hij op zeer Engelse wijze wat genuanceerder kan zijn en zich in zijn functie als art director bij de Worshipful

Company of Goldsmiths in the City of London ook wat meer ver-diepte in het beroep van goudsmid en sieraadontwerper. Andere boeken uit deze jaren, zoals Juwelen en Mensen van M.H. Gans uit 1961, en Jewellery Through The Ages van Guido Gregorietti uit 1969, volgen in principe hetzelfde patroon door het sieraad te koppelen aan wisselende kledingbeelden. Zij hebben daarmee een waarde-volle doch eenzijdige basis gelegd voor overzichtswerken van la-tere beschouwers van het sieraad als Clare Philips en Christianne Weber-Stoiber.

Hugh Tait betrok het sieraad meer op tradities en gebruiken. Zijn overzichtswerk over zevenduizend jaar geschiedenis van het sieraad is gebaseerd op de collectie van het British Museum en is tot stand gekomen met inbreng van andere experts die aan dit museum verbonden waren, waaronder specialisten voor het Midden-Oosten en het Verre Oosten. (100) Daarmee vervalt in deze publicatie grotendeels het verschil tussen mode en kleding, want dat is typisch een West-Europese preoccupatie. Natuurlijk zijn landen als de Verenigde Emiraten of China en Japan tegen-woordig ook bevangen door westers consumentisme, maar dat is niet de norm aan de hand waarvan de sieraden uit die culturen bestudeerd worden. Over het algemeen wordt binnen de etnolo-gie geen onderscheid gemaakt tussen mode en kleding. Dat kan als een simplificatie gezien worden, want er moet ook in het ver-leden in niet-westerse culturen wel zo’n onderscheid geweest zijn, met name in hofkringen. Maar het kan ook als winst be-schouwd worden, want het houdt de relatie tussen het sieraad en de bijbehorende kleding simpel.

De grote revolutie in de mode die zich in de late jaren zestig en aan het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw begon af te tekenen, was dat verschillende stijlen in de mode naast elkaar ontstonden. Mode werd in de loop van de jaren zeventig en tach-tig een ingewikkeld samenstel van trends, kleurindicaties en meer constante silhouetten en stijlen. Het was een weerspiegeling van allerlei veranderingen in maatschappelijke verhoudingen, seksue-le moraal en het groeiende belang van de media, waaronder in-middels ook de televisie. Het complexe proces van verandering uit de jaren zestig en zeventig wordt meestal met de term cultu-rele revolutie aangeduid. Voor die tijd waren de ontwikkelingen

in de mode lineair. Er was in principe één dominante stijl, waar-voor de normen bepaald werden door de hoogste standen en zij fungeerden als model voor alle sociale lagen daaronder.

Deze ontwikkelingen in de mode vanaf de late jaren zestig vormden het kader waarbinnen individuele sieraadontwerpers hun eigen wereld vol persoonlijke uitspraken en stijlkenmerken konden creëren. Daarom kan de geschiedenis van het sieraad tot dat moment op basis van de stijlgeschiedenis goed gekoppeld worden aan de mode en andere culturele uitingen, maar wordt het daarna een stuk lastiger.

De auteurs die zich in hun beschouwing voornamelijk richtten op de generaties sieraadontwerpers die vanaf de jaren zestig de toon hebben gezet in hun vak, zoals Peter Dormer en galeriehou-ders als Ralph Turner, Helen Drutt en Paul Derrez, besteedden wei-nig of geen aandacht aan de relatie tussen mode en sieraad. Zij concentreerden al hun aandacht op de creativiteit in het siera-denvak zelf en hebben daarmee de toon gezet voor de wijze van beschouwen van de afgelopen decennia. Hun benadering is een breekpunt in de beschouwing van het sieraad dat direct verbon-den is met de ontwikkeling van de mode. Het verband tussen beide blijkt in dit geval juist uit de ontkenning van dit verband.

De aanval op vastgeroeste hiërarchieën in cultuur en maat-schappij bracht menige filosoof en cultuurcriticus in de jaren tachtig ertoe zich het hoofd te breken over de aard en de oorza-ken van deze ontwikkelingen, die vaak aangeduid worden met de term postmodernisme. Menigeen betrok zijn werk zelfs op de mode als discipline die dicht op de huid zit en waarvan alle nieu-we uitingen onmiddellijk in de media zichtbaar worden. De mode werd een serieus onderwerp van studie en werd met name opge-vat als een systeem van tekens.

Een vroeg en uitzonderlijk voorbeeld van een beschouwelijke tekst waarbij het sieraad betrokken werd op de veranderingen die zich toen aftekenden in de mode is Des joyaux aux bijoux uit 1961 van Roland Barthes. Eerst beschrijft hij juwelen als levenloze klei-noden, gemaakt van koude materialen die uit de sombere dieptes van de aarde gehaald zijn, maar die de mens toch hebben weten te verleiden. Het zijn symbolen van macht en mannelijkheid. Hij vraagt zich terecht af waarom ze dan in zijn tijd voornamelijk met

vrouwen geassocieerd worden en stelt dat dat zo is omdat man-nen de taak om hun rijkdom en macht te etaleren aan hun vrou-wen gedelegeerd hebben. Zo is de vrouw zelf ook een koud ju-weel geworden. Hij constateert dat dat in zijn eigen tijd gelukkig aan het veranderen is. Als onderdeel van de mode worden siera-den of bijoux gemaakt van hout, glas, niet-kostbare metalen en namaakstenen. Het sieraad wordt zodoende gedeconfessionali-seerd en gedemocratigedeconfessionali-seerd. Smaak wordt belangrijker dan geld en als levendig detail in een kledingbeeld wordt het sieraad be-vrijd van haar levenloze koelte. Het is een betekenisvolle indicatie van stijl geworden en opgenomen in de taal van de mode.

Met deze tekst markeerde Barthes in 1961 trefzeker een omslag in de sieraadvormgeving en de manier waarop ze als stijlvol detail in het alledaagse kledingbeeld opgenomen werden. Barthes pu-bliceerde in 1963 zijn proefschrift Système de la mode, waarin hij de mode beschrijft als een complex systeem van tekens waarmee mensen onderling communiceren en informatie verstrekken. Hij leverde hiermee de fundamenten voor de semiotiek van de mode en daarmee een basis voor veel theoretici na hem die zich in het fenomeen van de mode verdiept hebben. (101)

Het sieraad deelde evenwel niet of nauwelijks in deze belang-stelling van gerenommeerde theoretici. Ter vergelijking: 1961 was ook het jaar waarin Graham Hughes zijn opzienbarende tentoon-stelling Modern Jewelry in Londen presenteerde, die een aantal jaren langs allerlei Europese steden reisde. Deze tentoonstelling kan als een signaal van de nieuwe ontwikkelingen in het sieraden-vak beschouwd worden. De democratiseringsgolf van de jaren zestig en zeventig liet duidelijke sporen na in de manier waarop sieraden gemaakt, gepresenteerd en gedragen werden. Om die reden is het niet zo verwonderlijk dat in Het Nederlandse sieraad veel aandacht besteed wordt aan deze breuk in de ontwikkeling van mode en stijl.

In tegenstelling tot wat Barthes in 1961 signaleerde, distanti-eerde een markant deel van de eigentijdse sieraadproductie zich in de loop van de jaren zeventig en tachtig van de mode. Individu -ele sieraadontwerpers zochten nauwelijks of geen geestverwant-schap of economische steun bij de dynamiek van de mode. Het handjevol auteurs dat zich in woord en geschrift over hun werk

uitliet, maakte weinig woorden vuil aan de relatie tussen eigen-tijdse sieraden en de mode, een verschijnsel dat ik in 1986 heb ge-analyseerd in een artikel voor het tijdschrift Bijvoorbeeld, getiteld ‘Het sieraad komt niet los uit gevaarlijke driehoeksverhouding’ (het derde punt in de driehoek was de wereld van het juweliers-sieraad).

Een interessante studie over mode en kleding die hier nog ge-noemd kan worden is Alison Lurie’s The Language of Clothes uit 1981. Zonder zich al te zeer te verliezen in te ver doorgevoerde se-miotiek beschrijft zij kleding als een taal met een eigen woorden-schat en een grammatica. Mensen communiceren met elkaar door middel van hun uiterlijk voordat ze een woord gesproken hebben. ‘The vocabulary of dress includes not only items of cloth -ing, but also hair styles, accessories, jewelry, make-up and body decoration. Theoretically at least this vocabulary is as large as or larger than any spoken tongue, since it includes every garment, hairstyle, and type of body decoration ever invented. In practice, of course, the sartorial resources of an individual may be very re-stricted.’ Zij ruimt dus ook een plekje in voor het sieraad. (102)

Binnen de beschouwing van de mode is een geliefde uitspraak dat de juiste kleding, en daarmee het juiste uiterlijk, een gevoel van zekerheid kan bieden die geen enkele geloofsovertuiging kan evenaren. (103) Sieraden kunnen als integraal onderdeel van de uiterlijke verschijning hun eigen bijdrage leveren aan het zelfbe-wustzijn van mensen. Ze zijn in alle tijden benut om het oog naar bepaalde, al of niet door kleding bedekte lichaamsdelen te leiden. Het is niet voor niets dat de meeste sieraden voor vrouwen hun plek vinden rond het gezicht en op de borst en dat mannen vaak kostbare attributen op borst en buik droegen, passend bij haan-tjesgedrag. Neem de horlogekettingen die heren van stand over hun vest drapeerden, vaak om een stevige buik heen, en die bij het tevoorschijn halen van dat horloge naar de onderkant van hun buik wezen. Zowel mannen als vrouwen dragen ringen en be-nadrukken daarmee de bewegingen van de handen ten opzichte van hun geklede lichaam.

Het is overigens plezierig te constateren dat tegenwoordig juist vanuit Nederland een nuttige bijdrage wordt geleverd aan theorievorming ten aanzien van de mode. Onder redactie van

het modelectoraat in Arnhem worden regelmatig boeken uitge-bracht, waaronder het boek Mode en Accessoires, dat in 2007 werd gepubliceerd en waarin veel aandacht wordt besteed aan het sie-raad in relatie tot de mode. Met name de bijdragen van de Franse filosoof Gilles Lipovetsky over het begrip luxe zijn zeer nuttig voor de beschouwing van het sieraad; deze zijn verwerkt in paragraaf 5.5.1 (Filosofie).

Conclusies

De beschouwing van het sieraad kan alleen maar winnen bij het betrekken van de belangrijkste verworvenheden van de beschou-wing van de mode. In de beschoubeschou-wing van de mode zijn drie peri-odes te onderscheiden: de pioniers die de mode vanuit de socio-logie en de psychosocio-logie analyseerden; de kostuumhistorici die de geschiedschrijving van de mode tot onderwerp kozen, hun inzich-ten verwerkinzich-ten en interessante deelonderwerpen gingen onder-zoeken waarbij ook de antropologie betrokken werd; en de derde golf van filosofen, modespecialisten en andere beschouwers die in hun analyses van de mode een kans zagen om ontwikkelingen in de maatschappij in kaart te brengen en daarbij vaak schatplich-tig waren aan de semiotiek en het postmodernisme. Hun inzich-ten vormen tegenwoordig een integraal onderdeel van de histori-sche beschouwingen en eigentijdse analyses van de mode. Sinds de late achttiende eeuw worden intussen de feitelijke veranderin-gen in de mode vastgelegd in allerlei vak- en publieksmedia. Deze schat aan informatie, gekoppeld aan kunsthistorische artefacten, heeft de basis gevormd voor een gedetailleerd inzicht in vormen, materialen en gebruiken ten aanzien van mode en kleding.

De beschouwing van het sieraad loopt hierop achter; in verge-lijking daarmee zit die nu in de tweede fase. De eerste fase voor het sieraad is vrijwel uitsluitend gebaseerd op de kunstgeschiede-nis, met inbegrip van de geschiedenis van mode en kleding, en op een aantal vakpublicaties. Langzamerhand worden er nu andere invalshoeken bij betrokken. In Het Nederlandse sieraad zijn dan ook invalshoeken uit veel verschillende disciplines gebundeld en geïntegreerd, waaronder de beschouwing van mode en kleding.

Ontwikkelingen in mode en kleding zijn een geschikte context

om ontwikkelingen in de vormgeving van het sieraad aan te rela-teren. De samenhang tussen sieraad en kledingbeeld is ook bepa-lend voor de symboliek of de maatschappelijke betekenissen die aan een sieraad verbonden kunnen worden. Na de culturele revo-lutie van de jaren zestig en zeventig is de relatie tussen ontwikke-lingen in het eigentijdse sieraad en die in de mode in de beschou-wing van het sieraad veronachtzaamd. Vaak ging dat zo ver dat mode een negatief ijkpunt werd bij het beoordelen van het werk van individuele sieraadontwerpers.

5.3 Literatuur

Het zou eigenlijk niet nodig moeten zijn om taalbeheersing te on-derkennen als belangrijk instrument voor het beschouwen van sieraden en het creëren van een theoretisch kader daarvoor. Het vermogen om werk van beeldend kunstenaars, architecten of vormgevers zo te beschrijven dat de lezer geboeid raakt en er meer over wil weten is belangrijk voor elk vakgebied. Een aantal stromingen uit de geschiedenis van kunst en vormgeving is zeer gebaat geweest bij de verbalisering van hun ideeën, zoals het Fu -tu risme, het Surrealisme en het Deconstructivisme.

Veel vakliteratuur over sieraden bestaat echter uit het enigs-zins gemakzuchtig samenvoegen van beschrijvingen van stukken die voorhanden zijn, bijvoorbeeld in het kader van een tentoon-stelling. Bij historisch materiaal zijn dat bewaard gebleven stuk-ken – op zich een weinig representatieve selectie als het om een evenwichtig beeld zou moeten gaan. Zulke teksten worden dan opgewerkt met wat historische feitenkennis, maar vaak gaat het eerder om interpretaties dan om harde feiten. Historische anek-dotes worden vaak vermengd met veronderstellingen en per-soonlijke hebbelijkheden of onhebbelijkheden van de auteur.

In het voorgaande kwam het belang naar voren van uiteenlo-pende wetenschappelijke invalshoeken voor de beschouwing van het sieraad. Een heel andere en verrassend rijke bron van inzich-ten inzich-ten aanzien van het sieraad wordt gevormd door literaire tek-sten. In literatuur uit allerlei tijden en in allerlei talen zijn de mooi-ste verwijzingen naar sieraden te vinden. Vaak fungeren ze dan als metafoor. Als onderdeel van een verhaal hebben ze een specifieke

functie: ze geven karakter aan personages, symboliseren onder-linge verhoudingen tussen mensen, geven een indicatie van wel-stand of achtergrond en ze kunnen een sleutelpositie bezitten in drama’s, tot motief voor moord aan toe. Dit zijn allemaal verwij-zingen naar de oneindige hoeveelheid symbolische waarden die sieraden kunnen bevatten. Die informatie hoeft niet per se histo-risch accuraat te zijn, maar geeft wel weer hoe er in een bepaalde tijd over sieraden gedacht werd en in welke contexten zij een rol kunnen spelen. Het is natuurlijk een groot winstpunt als die ver-wijzingen door een auteur ook nog eens mooi verwoord zijn, als