• No results found

Angelslo 2 Voorzitter, penningmees-

5 TWEE REFERENDA IN GRONINGEN

5.1 AANLEIDING EN ONDERWERP VAN DE REFERENDA

5.3.3 BEPALING EFFECT: PROCEDURE

Op grond van de rechtvaardige proceduretheorie (Tyler, 2006 pp. 163-164) kan gesteld worden dat de waardering voor de gevolgde procedure afhangt van drie factoren: de kans voor burgers deel te nemen aan het procedure, de zui- verheid van de procedures en de vraag of de uitkomst van het proces als fair wordt gezien.

Referenda bieden burgers per definitie de kans deel te nemen aan een besluit- vormingsprocedure. Het bijzondere bij een referendum is dat hier, in tegenstel- ling tot bij andere vormen van participatie, kiezers een eenduidige uitspraak doen over het aan hen voorgelegde vraagstuk. Omdat referenda burgers per definitie de kans bieden om te participeren is dit eerste punt, de kans om deel te nemen, niet aan de orde. Het gaat met name over de vraag op welke wijze deze mogelijkheid tot meebeslissen wordt geïmplementeerd. In onze operatio- nalisering richten we ons daarom op de twee andere aspecten.

Op de tweede plaats is de zorgvuldigheid van procedures relevant. Bij referen- da is hierbij onder meer van belang dat er brede overeenstemming is over de juistheid van de vraag die bij het referendum ter beslissing wordt voorgelegd.

13

Daar komt nog bij dat er ook redenen zijn om aan te nemen dat een tegencampagne als zodanig ook te maken heeft met belangrijke tegenwind. In de eerste plaats is aanneme- lijk dat referenda met quota (zoals in Groningen het geval is) een negatief effect hebben op de opkomst. Bovendien beschikken de voorstanders van het collegebesluit vaak over meer hulpbronnen voor het voeren van een effectieve campagne.

14

15 De protesten tegen het preferendum in Arnhem (2007) tonen aan dat een dergelijke overeenstemming geenszins vanzelfsprekend is. Bovendien laat het Arnhemse voorbeeld ook zien wat het gevolg van een gebrek aan consensus kan zijn. In Arnhem was de oppositie van mening dat de verkeerde vraag werd voorgelegd en riep de oppositie kiezers op tot een boycot van het preferendum (Boogers, et al., 2008). Naast de vraagstelling kan ook de informatieverschaf- fing door de overheid over het referendumonderwerp van belang zijn. Daarom besteden we hier ook aandacht aan de vraag of deze informatieverschaffing een invloed heeft gehad op het oordeel van burgers over het correcte verloop van het referendum.

Ten slotte is van belang dat mensen de uitkomst als fair beoordelen. Daarbij is essentieel dat de tevoren afgesproken spelregels ook werkelijk worden ge- volgd. Een deel van deze spelregels ligt vast in de referendumverordening. Daarnaast kunnen ook informele spelregels gelden. Een voorbeeld van zo’n informele regel is de toezegging van partijen in de raad om een geldige refe- rendumuitslag te respecteren. Ook in Groningen zijn door raadsfracties bij beide referenda dergelijke toezeggingen gedaan.16 Kiezers mogen verwachten dat het gemeentebestuur zich ook werkelijk aan deze spelregels houdt en ver- volgens ook in de geest van deze regels handelt. Dit is niet zonder meer van- zelfsprekend. Als voorbeeld kan het referendum over de Europese grondwet dienen. Nadat dit door de Nederlandse bevolking was afgewezen, werd het verdrag waarin deze grondwet was vervat, in eerste instantie niet aangenomen. Vervolgens is echter later alsnog een nieuwe versie van dit Europees verdrag, zonder een nieuw referendum, ondertekend door de Nederlandse regering. De vraag is of de regering hiermee wel in de geest van de uitkomst van het refe- rendum heeft gehandeld en hoe kiezers dit waarderen. Het voorbeeld laat zien dat het bij deze waardering niet alleen om de uitkomst op korte termijn hoeft te gaan. In ons onderzoek beperken we ons evenwel tot de korte termijn.

Samenvattend zullen we bij de bepaling van de effecten van het referendum vanuit het perspectief van de rechtvaardige proceduretheorie, aandacht beste- den aan twee criteria: 1) de mate waarin de uitvoering van de procedure, en met name de vraagstelling van het referendum, ter discussie staat, en 2) de mate waarin de uitslag van het referendum bepalend is voor het beleid.

15

Verder kan het ook gaan om andere zaken zoals: krijgen kiezers tijdig een oproep, is de referendumdatum op procedureel juiste wijze gekozen en zijn er voldoende stembureaus lang genoeg open?

16

In de aanloop van het referendum in 2001zeggen de coalitiepartijen PvdA en D66 dat zij de uitslag zullen respecteren (Rvsl 19-7-2000). Andere partijen nemen dit over tij- dens de campagne. In 2005 geven PvdA en de Stadspartij expliciet aan dat zij de uitslag overnemen (Rvsl 30-3-2000).

Twee referenda in Groningen

Voor de bepaling van het eerste aspect is gekeken naar uitingen in de media. Als er veel discussie over vraagstelling plaats vindt, is dit een aanwijzing dat de procedure niet onbesproken is gebleven. Het tweede deel gaat in op de vraag of de gemeenteraad en het college de uitslag overnemen. Ook dit punt is eenvoudig op basis van dossiers en mediaberichten vast te stellen.

5.4 DE REFERENDA EN HUN EFFECT OP DE KLOOF

In het eerste deel van dit hoofdstuk zijn al de inhoudelijke achtergronden ge- schetst van de beide referenda. In dit deel gaan we in op de invloed van deze referenda op de gepercipieerde afstand tussen burgers en bestuur. Daabij be- spreken we voor beide referenda achtereenvolgens de gevoelsbeleving, de oordelen en verwachtingen over het inhoudelijke resultaat (vanuit het perpec- tief van de rechtvaardige verdelingstheorie) en over het verloop van het proces (vanuit het perspectief van de procedurele rechtvaardigheidstheorie). Daarna trekken we conclusies over de invloed van beide referenda op de kloof.