19 Natuur
19.3 Beoordeling
• Onderzoek naar beschermde plantensoorten, waaronder grote leeuwenklauw;
• Onderzoek naar waterspitsmuis.
Autonome ontwikkelingen
Er zijn geen autonome ontwikkelingen bij beschermde soorten.
19.3 Beoordeling
ruimtebeslag op in natuurbeheertypen met een lange
ontwikkelingsduur, namelijk Dennen-, eiken- en beukenbos, Droog bos met productie, Haagbeuken- en essenbos en Rivier- en
beekbegeleidend bos. Deze beheertypen zijn niet (of zeer moeilijk) te compenseren. In de eindsituatie ontstaat hier natuur in de kwelgeulen en de weerdverlaging. Deze natuur compenseert de beheertypen hierboven niet doordat de ontwikkelingsduur veel korter is, maar dit studiealternatief bevordert wel een groter oppervlak aan kwelnatuur dan er verloren gaat aan bos. Hierdoor is het studiealternatief als negatief (-) beoordeeld.
Studiealternatief 3a
Goudgroene natuurzone wordt lokaal vernietigd door ruimtebeslag van de dijk en pipingmaatregelen. De nieuwe en de oude loop van de Kwistbeek doorsnijden de goudgroene natuurzone.
Beheertypen zoals graslanden kunnen op dezelfde locaties relatief snel herstellen na de werkzaamheden, waardoor geen grote effecten worden verwacht. Er treedt echter op grote schaal permanent ruimtebeslag op in natuurbeheertypen met een lange
ontwikkelingsduur, namelijk Dennen-, eiken- en beukenbos, Droog bos met productie en Rivier- en beekbegeleidend bos. Deze beheertypen zijn niet (of zeer moeilijk) te compenseren, waardoor het
studiealternatief als zeer negatief (--) is beoordeeld.
- -
Studiealternatief 3b
Goudgroene natuurzone wordt lokaal vernietigd door ruimtebeslag van de dijk en pipingmaatregelen. De nieuwe en de oude loop van de Kwistbeek doorsnijden de goudgroene natuurzone.
Beheertypen zoals graslanden kunnen op dezelfde locaties relatief snel herstellen na de werkzaamheden, waardoor geen grote effecten worden verwacht. Er treedt echter op grote schaal permanent ruimtebeslag op in natuurbeheertypen met een lange
ontwikkelingsduur, namelijk Dennen-, eiken- en beukenbos, Droog bos met productie en Rivier- en beekbegeleidend bos. Deze beheertypen zijn niet (of zeer moeilijk) te compenseren, waardoor het
studiealternatief als zeer negatief (--) is beoordeeld.
- -
Studiealternatief 4
Goudgroene natuurzone wordt lokaal vernietigd door ruimtebeslag van de dijk en pipingmaatregelen. De nieuwe en de oude loop van de Kwistbeek doorsnijden de goudgroene natuurzone.
Beheertypen zoals graslanden kunnen op dezelfde locaties relatief snel herstellen na de werkzaamheden, waardoor geen grote effecten worden verwacht. Er treedt echter op grote schaal permanent ruimtebeslag op in natuurbeheertypen met een lange
ontwikkelingsduur, namelijk Dennen-, eiken- en beukenbos, Droog bos met productie en Rivier- en beekbegeleidend bos. Deze beheertypen zijn niet (of zeer moeilijk) te compenseren, waardoor het
studiealternatief als zeer negatief (--) is beoordeeld.
- -
Vanuit de Goudgroene natuurzone scoren alle studiealternatieven negatief, omdat ze resulteren in permanent oppervlakteverlies van (bos)natuurbeheertypen met een lange ontwikkelingsduur. Deze zijn hierdoor niet tot zeer moeilijk te compenseren. Studiealternatieven 2a en 2b resulteren
verreweg in het grootste ruimtebeslag in deze bosnatuurbeheertypen (> 10ha), gevolgd door studiealternatieven 3a, 3b en 4 (ongeveer 7 tot 10 ha). Studiealternatief 1 resulteert in het minste ruimtebeslag. Hierbij wordt er wel van uitgegaan dat de ruim 85.000 m2 Rivier- en beekbegeleidend
bos, dat geen onderdeel meer zal uitmaken van het winterbed van de Maas, zijn omvang en kwaliteit behoud.
Effecten Natura 2000-gebieden (stikstofdepositie)
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van Natura 2000-gebied en op zodanige (>5km) afstand, dat effecten zoals verstoring door geluid, licht, trilling en optiek, verdroging en vernatting en externe werking zijn uitgesloten, hierbij wordt dus ook geen cumulatie verwacht. De hoeveelheid
stikstofdepositie in de gebruiksfase (eindsituatie) is gelijk aan de huidige situatie, op enkele ondergeschikte wijzigingen in beheer en onderhoud na, zodat effecten door stikstofdepositie voor de gebruiksfase zijn uitgesloten. Wat betreft stikstofdepositie tijdens de realisatiefase is de hoeveelheid grondverzet het meest bepalend. Op basis hiervan is de stikstofdepositie voor de verschillende alternatieven in beeld gebracht en betrokken bij de beoordeling van de alternatieven.
Op stikstofdepositie tijdens de realisatiefase van maatregelen van het vastgestelde Programma is een wettelijke vrijstelling voor bouw-, sloop- en aanlegwerkzaamheden van toepassing.
In onderstaande tabel is voor de verschillende alternatieven, de stikstofdepositie op een kwalitatieve manier in beeld gebracht, gebaseerd op de (in deze fase verwachte) hoeveelheid grondverzet die voor elke dijksectie of alternatief nodig zal zijn. De alternatieven zijn onderling met elkaar
vergeleken, en niet met de huidige situatie, aangezien in deze laatste situatie geen werkzaamheden plaatsvinden en dus geen stikstofdepositie ontstaat.
Tabel 71: Inschatting stikstofdepositie studiealternatieven
Alternatief Stikstofdepositie (meest, middel, minst) o.b.v. grondverzet
Studiealternatief 1 Minst
Studiealternatief 2 (a en b) Middel Studiealternatief 3 (a en b) Middel
Studiealternatief 4 Meest
Indirecte effecten als gevolg van stikstofdepositie treden mogelijk bij alle studiealternatieven op.
Naar verwachting is de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden bij studiealternatief 4 het hoogst.
Bij studiealternatief 1 is stikstofdepositie naar verwachting het minst.
Beschermde soorten
Tabel 72: Beoordeling voor beschermde soorten Beschermde
soorten
Toelichting Score
Studiealternatief 1
Binnen mogelijk effectbereik (potentieel) leefgebied / aanwezigheid individuen:
Kans op overtreden verbodsbepalingen Habitatrichtlijnsoorten (vleermuizen) en Vogelrichtlijnsoorten door mogelijke vernietiging voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Daarom een (--) beoordeling.
- -
Studiealternatief 2a
Binnen mogelijke effectbereik (potentieel) leefgebied / aanwezigheid individuen:
Kans op overtreden verbodsbepalingen Habitatrichtlijnsoorten (vleermuizen) en Vogelrichtlijnsoorten door mogelijke vernietiging voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Daarom een (--) beoordeling.
- -
Studiealternatief 2b
zie studiealternatief 2a - -
Studiealternatief 3a
Binnen mogelijke effectbereik (potentieel) leefgebied / aanwezigheid individuen:
Kans op overtreden verbodsbepalingen Habitatrichtlijnsoorten (vleermuizen) en Vogelrichtlijnsoorten door mogelijke vernietiging voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Daarom een (--) beoordeling.
- -
Studiealternatief 3b
zie studiealternatief 3a - -
Studiealternatief 4
Binnen mogelijke effectbereik (potentieel) leefgebied / aanwezigheid individuen:
Kans op overtreden verbodsbepalingen Habitatrichtlijnsoorten (vleermuizen) en Vogelrichtlijnsoorten door mogelijke vernietiging voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Daarom een (--) beoordeling.
- -
Alle studiealternatieven resulteren in een kans op overtreden verbodsbepalingen met betrekking tot Habitatrichtlijnsoorten (vleermuizen) en Vogelrichtlijnsoorten, namelijk door mogelijke vernietiging voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Daarom scoren alle studiealternatieven een (--). Hierin zijn geen onderscheidende effecten te herleiden.
In het kader van het HWBP lijkt het mogelijk om ontheffing voor deze overtredingen te krijgen, namelijk in het kader van het in de wet genoemde belang in “volksgezondheid of de openbare veiligheid”. Hierbij is het wel van belang dat aangetoond wordt dat er geen andere bevredigende oplossingen (studiealternatieven) zijn (dat wordt in dit planMER reeds onderbouwd) en dat de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort niet in gevaar komt. Tevens dienen er mitigerende maatregelen bij o.a. verstoring of potentiële sterfte en compenserende maatregelen bij vernietiging van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen uitgevoerd te worden. Uitwerking hiervan vindt plaats in de planuitwerkingsfase.