• No results found

Agrarisch gebruik en toekomstwaarde

Figuur 10-1: BGR regimes in plangebied Baarlo - Hout-Blerick Uitbreiding methodiek ten behoeve van Baarlo – Hout-Blerick

Voor Baarlo – Hout-Blerick zijn t.o.v. de algemene methodiek de volgende aanvullende analyses uitgevoerd:

• Bij de oppervlaktes van behoud van het rivierbed is onderscheid gemaakt in stroomvoerend en bergend regime. In de algemene methodiek is dat niet gedaan, daar zijn de oppervlaktes van stroomvoerende en bergende gebieden bij elkaar opgeteld.

• Er is een schatting gemaakt van het oppervlak van het gebied dat volgens de huidige BGR-indeling stroomvoerend is en dat naar verwachting – na uitvoering van de verschillende planMER alternatieven – bergend gebied wordt.

• Er is niet alleen een analyse uitgevoerd voor het gebied binnen het dijktracé, maar ook een analyse voor het hele plangebied.

Voor deze aanvullende analyses gelden de volgende uitgangspunten:

• De inschatting of gebied dat volgens de huidige BGR-indeling stroomvoerend is, na uitvoering van een studiealternatief bergend wordt, is gedaan o.b.v. expert judgement. Hierbij is gekeken naar waterstandseffecten (heeft een ingreep een stroomvoerend of bergend effect) en naar de

ligging achter hoge elementen (hoge ruggen en niet-primaire keringen). Dit wijkt dus af van de methodiek waarmee de huidige BGR-indeling is bepaald.

• In geen enkel geval wordt het BGR-regime in een gebied strenger. De huidige BGR-indeling wordt niet uitgebreid met aanvullend rivierbed (specifiek voor Baarlo-Zuid) en ook geen verandering van bergend naar stroomvoerend regime.

• Het studiegebied is gelijk aan het plangebied.

10.3 Resultaten

Agrarisch gebruik

In onderstaande figuren is het ruimtegebruik in het plangebied uitgezet tegen de ingrepen van de verschillende studiealternatieven. Op basis hiervan is een inschatting gemaakt van het verlies aan agrarisch gebied dat optreedt bij de studiealternatieven.

Figuur 10-2: Ruimtegebruik met projectie van de maatregelen van studiealternatieven 1, 2a en 2b

Figuur 10-3: Ruimtegebruik met projectie van de maatregelen van studiealternatieven 3a, 3b en 4 Verontreinigingen in Maaswater en landbouwgebruik

Bij inundatie komt er Maaswater op landbouwpercelen terecht. Het Maaswater brengt verontreinigingen met zich mee. Deels is dit zwerfvuil en deels is dit chemisch van aard.

Zwerfvuil

Wat betreft zwerfvuil geldt het volgende: Terreineigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het schoonhouden van hun terreinen. Rijkswaterstaat hecht echter waarde aan een mooie, schone en veilige Maas en is beheerder van de Maas. Zodoende heeft Rijkswaterstaat een ophaalregeling ingesteld, de zwerfophaalregeling (ZOR). De zwerfafvalophaalregeling houdt in dat Rijkswaterstaat afval, dat door derden langs oevers is ingezameld, kosteloos afvoert en verwerkt. Meer informatie is te vinden op internet:

https://www.afvalcirculair.nl/onderwerpen/afvalscheiding/zwerfafval/landingspagina/.

Chemische verontreiniging

Voor het landgebruik is een belangrijke vraag of inundatie met Maaswater van invloed zou kunnen zijn op de landbouwproductie en op de afzet van landbouwproducten, vanwege contaminatie in landbouwproducten en overschrijding van normen. In het kader van Ruimte voor de Rivier (RvdR) speelde deze vraagstelling in het verleden ook24. Bij een inundatiefrequentie van eens per 25 jaar of minder, met een gemiddelde duur van drie weken, bleek:

• het effect op voedselveiligheid van geproduceerde landbouwproducten is gering,

• de kans dat producten door fysische, chemische of microbiologische verontreinigingen geweerd worden door afnemers is gering.

Voor HWBP-Noordelijke Maasvallei is de situatie anders dan bij de RvdR -projecten:

• Bepaalde landbouwgronden inunderen al geregeld met Maaswater. In de gangbare

landbouwpraktijk (referentiesituatie) is dus al sprake van het mogelijk meekomen van chemische verontreinigingen.

• De grondslag langs de Maas is divers. De omgeving van de Maas verschilt van de plangebieden langs de rivieren bij de RvdR. Er komt met name veel minder klei in de bodem voor. Van klei is bekend dat deze verontreinigingen kan binden. Dit geldt in veel mindere mate voor zand en/of grind, die frequent voorkomen in en rondom de Maas.

• De chemische kwaliteit van het Maaswater verschilt van de meetgegevens bij de Rijn bij Lobith die bij RvdR langs Waal, Rijn en IJssel gebruikt zijn. De kritische stoffen die destijds relevant waren, overschrijden in de Maas de normen van de Kaderrichtlijn niet, met uitzondering van som a-, b-, c- en d-HCH. Echter, de prognose is dat deze stofgroep vanaf 2021 wél voldoet.25

Conclusie:

Voor het HWBP-project Baarlo – Hout-Blerick gelden de volgende constateringen ten aanzien van het effect van chemische verontreiniging door Maaswater op landbouw:

• De frequentie waarmee landbouwgronden zullen inunderen zal wijzigen. Bij studiealternatief 1 is dit in wezen het gevolg van autonome ontwikkeling: doordat er in de toekomst mogelijk

regelmatiger hoge afvoeren op de Maas optreden, treden er frequenter overstromingen op van landbouwareaal dat buitendijks ligt. Tegelijk zal de frequentie achter de dijk afnemen. Bij de studiealternatieven 2, 3 en 4 wordt de dijk teruggelegd en zal landbouwareaal dat nu achter de dijk ligt frequenter onderstromen. Echter, bij de studiealternatieven 2, 3 en 4 verdwijnt er ook landbouwareaal in dit gebiedsdeel. Bij studiealternatief 2 wordt weerdverlaging toegepast met als optie om daar waar mogelijk het landbouwkundig gebruik terug te laten komen. Door de lagere ligging zullen deze buitendijks gelegen percelen frequenter dan nu overstromen.

• Op het moment dat het Maaswater over landbouwgrond komt, mag verwacht worden dat de bodem al verzadigd is. Er slaat ook slib neer, dat met het Maaswater meekomt en

verontreinigingen die hieraan gebonden zijn zullen achterblijven.

24Een zeer grondig onderzoek betreft Effecten op landbouwgebruiksmogelijkheden in Voorsterklei en Cortenoever (Aequator, 6 juli 2011).

25Er is voor Zandmaas en Grensmaas gekeken naar de stoffen die de norm voor chemische kwaliteit overschrijden. Deze zijn te vinden in de KRW-factsheets (Rijkswaterstaat, 2018: Factsheet KRW (v3.63 Versie: tussentijdse versie aangemaakt: 12-09-2018 om 20:55 u)).

• De relevante stoffen die in een eerdere studie voor Ruimte voor de Rivier zijn beschouwd, overschrijden vanaf 2021 allemaal niet de KRW-normen in de Maas.

Dit alles bij elkaar betekent dat voor studiealternatief 1 de chemische verontreiniging door

Maaswater op landbouw minder zal zijn dan in de referentiesituatie, waardoor er sprake is van een positief effect. Bij de andere studiealternatieven verdwijnt er landbouwareaal, hetgeen dus geen chemische verontreinigingseffect op landbouw meer oplevert, dus dit is neutraal beoordeeld. Bij studiealternatief 2 echter treedt frequenter inundatie op van landbouwpercelen die terugkomen op weerdverlagingslocaties. Dit is negatief beoordeeld.

Omvang bergend en stromend regime

In Tabel 13 is de verandering in BGR-regime weergegeven voor het hele plangebied.26 In het plangebied behoort in de huidige BGR-indeling 571,1 ha tot het stroomvoerend regime en 179,4 ha tot het bergend regime. Waar de kering volledig wordt versterkt en opgehoogd, is aangenomen dat de binnendijkse gebieden niet meer tot de BGR behoren (aangegeven met “uit BGR”). Deze

gebieden opgeteld vormen samen het “ontwikkelperspectief”. In gebieden waar een

systeemmaatregel wordt uitgevoerd, blijft het BGR-regime ofwel hetzelfde, of verandert dit van stroomvoerend naar bergend (zie laatste kolom). Dit laatste kan worden beschouwd als een versoepeling van het BGR-regime.

Tabel 13: Verandering BGR-regime voor geheel plangebied Stroomvoerend

‘uit BGR’

Bergend ‘uit BGR’

Ontwikkelperspectief Stroomvoerend naar bergend

Alternatief 1 191,88 153,17 345,05 0

Alternatief 2a 96,87 101,64 198,51 0

Alternatief 2b 108,14 103,15 211,29 83,74

Alternatief 3a 46,63 76,63 123,26 50,32

Alternatief 3b 46,63 76,63 123,26 50,32

Alternatief 4 46,64 41,15 87,79 0

Bij studiealternatief 1 (versterken huidige kering) is het gebied dat aan de BGR onttrokken wordt het grootst: er wordt geen systeemmaatregel uitgevoerd en bij Baarlo-Zuid is de uitbreiding van de dijksectie ook het grootst. Bij studiealternatief 2a is verondersteld dat het buitendijkse gebied in Baarlo-Noord dezelfde indeling in BGR-regime behoudt (grotendeels stroomvoerend), omdat de systeemmaatregel hier een duidelijk stroomvoerend effect heeft. Bij studiealternatief 2b, waarin de huidige kering in Baarlo-Noord wordt versterkt en opgehoogd, is vanwege het bergend effect van deze maatregel aangenomen dat al het stroomvoerend gebied in Baarlo-Noord bergend wordt. Bij studiealternatieven 3a en 3b is voor Baarlo- Noord voor de nieuwe situatie een opdeling gemaakt:

het gebied binnen de niet-primaire (overige) kering wordt bergend, en in de rest van het gebied verandert de huidige indeling niet. In studiealternatief 4 is ook aangenomen dat de huidige indeling niet verandert, hoewel in de praktijk in het zuidelijk deel van de systeemmaatregel wellicht een klein hoekje tussen de nieuwe kering (‘het nietje rond Baarlo’) en de geul bergend gebied wordt (gebied in luwte van nieuwe kering).

26 Het veranderen van het BGR-regime vergt een wijziging van beleid in de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr). Er is vanuit gegaan dat hierover overeenstemming bereikt kan worden, maar dit is onzeker. Als dit niet lukt, dan zou de bewoording “uit de BGR” vervangen moeten worden door “achter de primaire kering".