• No results found

63. Tot slot zal de Belgische euthanasiewetgeving worden getoetst aan de Grondwet. Grondwetsartikelen 10, 11, 22, 22bis en 23 Gw. zullen onder de loep worden genomen.

§1. HET GELIJKHEIDS- EN NON-DISCRIMINATIEBEGINSEL (Art. 10 en 11 Gw.)

64. Artikelen 10 en 11 van de Grondwet omvatten het gelijkheidsbeginsel en het non- discriminatiebeginsel.

Artikel 10 Gw. stelt dat er in onze staat geen onderscheid van standen is. Dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet en zij alleen tot de burgerlijke en militaire bedieningen benoembaar zijn, behoudens uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld. Verder is de gelijkheid van vrouwen en mannen gewaarborgd.

Artikel 11 Gw. stelt dat het genot van de rechten en vrijheden dat aan de Belgen wordt toegekend, zonder discriminatie moet worden verzekerd. Daartoe waarborgen de wet en het decreet in het bijzonder de rechten en vrijheden van de ideologische en filosofische minderheden.

65. Vóór de wet van 28 februari 2014 teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken, kon zoals gezegd enkel een ontvoogde minderjarige om euthanasie verzoeken. Door voorstanders102 van een liberale euthanasiewetgeving werd destijds ook verwezen naar de

artikelen 10 en 11 Gw.. Zo voelde het nogal krom aan dat een ontvoogde 15-jarige om euthanasie kon verzoeken, maar een niet-ontvoogde 17-jarige niet.

102 W. DISTELMANS, Vijf redenen om euthanasie voor minderjarigen goed te keuren,

https://www.demorgen.be/leven-liefde/vijf-redenen-om-euthanasie-voor-minderjarigen-goed-te- keuren~ba612383/ (geraadpleegd op 16 mei 2020).

25 Verder staat er op ondraaglijk lijden gewoonweg geen leeftijd103. Een 14-jarige die al jaren lijdt

aan een slopende ziekte, kan veel matuurder zijn dan een zorgeloze 18-jarige die nog nooit ernstig ziek is geweest. Gelukkig werd met de wet van 28 februari 2014104 hieraan verholpen door

euthanasie eveneens mogelijk te maken voor niet-ontvoogde minderjarigen, alsook geen leeftijdscriterium in te voeren. Mijns inziens is er vandaag de dag geen probleem meer op het vlak van de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie.

§2. HET RECHT OP EERBIEDIGING VAN HET PRIVÉLEVEN (Art. 22 Gw.)

66. Artikel 22 van de Grondwet bevat het recht op eerbiediging van het privéleven.

Artikel 22 Gw. bepaalt dat eenieder recht heeft op eerbiediging van zijn privéleven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald. De wet, het decreet of de ordonnanties waarborgen de bescherming van dat recht.

67. Wat artikel 22 van de Grondwet betreft, kan mutatis mutandis worden verwezen naar de rechtspraak omtrent artikel 8 EVRM, meer bepaald de randnrs. 44 t.e.m. 46. Ook in het arrest van het Grondwettelijk Hof van 29 oktober 2015, werd bij de overweging omtrent artikel 8 EVRM, naar artikel 22 Gw. verwezen105.

§3. HET BELANG VAN HET KIND (Art. 22bis Gw.)

68. Artikel 22bis van de Grondwet legt de nadruk op het belang van het kind. Dit grondwetsartikel zorgde voor de verankering van artikel 3 IVRK in de Belgische Grondwet106.

Artikel 22bis Gw. stipuleert dat elk kind het recht heeft op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit. Tevens heeft elk kind het recht zijn mening te uiten in alle aangelegenheden die hem of haar aangaan. Bovendien dient met die mening rekening te worden gehouden in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en onderscheidingsvermogen.

103 W. DISTELMANS,"Op lijden staat geen leeftijd", https://www.demorgen.be/tech-wetenschap/op-lijden-

staat-geen-leeftijd~b9990fd2/ (geraadpleegd op 6 maart 2020).

104 Wet 28 februari 2014 tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, teneinde

euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken, BS 12 maart 2014.

105 GwH 29 oktober 2015, nr. 153/2015, overw. B.16.

26 Verder heeft elk kind recht op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling bevorderen. Het belang van het kind dient de eerste overweging te zijn bij elke beslissing die het kind aangaat. De wet, het decreet of de ordonnanties waarborgen deze rechten van het kind.

69. Inzake het belang van het kind heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens onder meer geoordeeld dat kinderen gelet op hun kwetsbaarheid recht hebben op bescherming vanwege de staat, in de vorm van een doeltreffende preventie, waardoor zij gevrijwaard blijven van ernstige vormen van aantasting van hun lichamelijke of psychologische integriteit107. Ook op

dit vlak rijzen geen problemen. Supra, in de randnrs. 40, 43 en 56 werden deze beschermingsmaatregelen reeds kort aangekaart, maar in Hoofdstuk III zal hier verder worden op ingegaan.

70. Tot slot kan worden verwezen naar arrest nr. 153/2015 van het Grondwettelijk Hof, waar werd geoordeeld dat de wet van 28 mei 2002, zoals gewijzigd door de wet van 28 februari 2014, steunt op een billijk evenwicht tussen, enerzijds, het uit het recht op eerbiediging van het privéleven voortvloeiende recht van eenieder om levensbeëindigende keuzes te maken ter voorkoming van een onwaardig en pijnlijk levenseinde, en, anderzijds, het uit het recht op leven en op fysieke integriteit voorvloeiende recht van de minderjarige op maatregelen ter voorkoming van misbruiken bij het toepassen van euthanasie108.

§4. HET RECHT OP EEN MENSWAARDIG LEVEN (Art. 23 Gw.)

71. Ten slotte zou binnen de euthanasiecontext ook artikel 23 van de Grondwet kunnen worden aangehaald, dat stelt dat eenieder het recht heeft een menswaardig leven te leiden. Artikel 23, derde lid, 2° Gw. verwijst onder meer naar de bescherming van de gezondheid en het recht op geneeskundige bijstand.

72. Een oordeelsbekwame minderjarige patiënt die ondraaglijk lijdt en waarbij geen vooruitzicht meer op verbetering is, de mogelijkheid tot euthanasie ontzeggen, is m.i. ethisch moeilijk te verantwoorden. Door de Euthanasiewet ook voor niet-ontvoogde minderjarigen open te stellen, kan onnodig leed worden vermeden, zodat deze minderjarigen geen mensonwaardig leven moeten leiden. Er kan worden geoordeeld dat de Euthanasiewet in haar gewijzigde versie ook conform artikel 23 Gw. is.

107 EHRM 2 december 2008, nr. 2872/02, K.U./Finland, § 46.

108 GwH 29 oktober 2015, nr. 153/2015, overw. B.20; D.BIJNENS,S.POTARGENT enJ.THEUNIS, “De toetsing aan

27

HOOFDSTUK III: ACTUELE WETTELIJKE VOORWAARDEN