• No results found

Euthanasie voor minderjarigen in België en Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Euthanasie voor minderjarigen in België en Nederland"

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EUTHANASIE VOOR MINDERJARIGEN

IN BELGIË EN NEDERLAND

Jolien Van Nuffel

Studentennummer: 01102948

Promotor: Prof. dr. Gerd Verschelden Commissaris: Dhr. Tom Wijnant

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de rechten Academiejaar: 2019 - 2020

(2)
(3)

iii

“Euthanasie is geen kinderspel

1

1 R. TORFS, Euthanasie is geen kinderspel, https://www.standaard.be/cnt/dmf20131106_00827149

(4)
(5)

v

DANKWOORD

Met het neerleggen van deze masterproef sluit ik voorgoed mijn studententijd af. Met veel dankbaarheid en talrijke herinneringen op zak, zal ik aan deze mooie (maar vaak ook uitdagende, slopende, stresserende) periode in mijn leven terugdenken. Het liep niet steeds van een leien dakje, maar wat ben ik blij dat ik de eindmeet heb gehaald.

Na het voltooien van het schakelprogramma tot master in de rechten begon ik vol goede moed aan de masteropleiding. Boeiende sprekers, lesgevers en professoren kruisten er mijn pad. Prof. dr. Gerd Verschelden was een van de professoren aan de rechtsfaculteit die een blijvende indruk op mij heeft achtergelaten.

De lessen van het basisvak en de grondige studie familierecht zullen mij altijd bijblijven. Ik ben dan ook zeer tevreden dat Prof. dr. Gerd Verschelden mij bij dit sluitstuk van de rechtenopleiding wou begeleiden. Graag wil ik hem in eerste instantie bedanken voor de uitstekende begeleiding, de nuttige feedback en het geduld. Zonder hem zou het eindresultaat niet hetzelfde zijn geweest.

Mijn dank gaat ook uit naar de commissaris van deze masterproef, Dhr. Tom Wijnant.

Verder wil ik graag mijn zus, ouders, vrienden en collega’s bedanken voor de onvoorwaardelijke steun die zij mij in deze – soms toch wel moeilijke – periode hebben geboden. Zij stonden steeds klaar om mij op te peppen wanneer ik het wat minder zag zitten of twijfelde aan mezelf. Jullie zijn de beste!

Last but not least, wil ik mijn vriend en grootouders bedanken. Zij waren mijn trouwste supporters. Zij

geloofden in mij, op momenten waar ik niet meer geloofde in mijzelf. Zij waren mijn steun en toeverlaat. Ik zal nooit vergeten wat jullie voor mij hebben gedaan.

Graag draag ik deze masterproef met veel liefde op aan mijn grootmoeder en tevens meter, meme Lucia, die mij jammer genoeg niet meer mocht zien afstuderen. Zonder haar had ik niet gestaan waar ik nu sta.

Jolien Van Nuffel Serskamp, augustus 2020

(6)
(7)

vii

SAMENVATTING

In deze masterproef wordt onderzocht hoe de huidige Belgische euthanasiewetgeving met betrekking tot niet-ontvoogde minderjarigen kan worden geoptimaliseerd. Door middel van rechtsvergelijkend onderzoek met Nederland – het enige land ter wereld waar het euthanasieverzoek ook werd opengesteld voor minderjarigen – worden suggesties ter verbetering van de Belgische Euthanasiewet gedaan.

Er wordt gestart met een inleidend hoofdstuk waarin onder meer de onderzoeksvragen worden opgelijst, het onderzoek wordt afgebakend en de methodiek en gebruikte terminologie worden toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk II de Belgische euthanasiewetgeving met betrekking tot (niet-ontvoogde) minderjarigen getoetst aan een reeks grondrechten, waarna de actuele wettelijke voorwaarden voor de euthanasie van een minderjarige in België en Nederland in de hoofdstukken III en IV worden uiteengezet. Tot slot worden in hoofdstuk V een aantal voorstellen de lege ferenda geformuleerd, waarna deze masterproef in hoofdstuk VI wordt afgesloten met een eindbesluit.

Geïnspireerd door de Nederlandse euthanasiewetgeving worden in deze masterproef een aantal concrete voorstellen tot wetswijziging gedaan. In eerste instantie wordt aanbevolen de wettelijke terminologie te verduidelijken, in het bijzonder de begrippen ‘oordeelsbekwaamheid’ en ‘terminaal’. Tevens wordt de idee van een vereiste specialisatie voor de psycholoog voorgesteld. Verder wordt de invoering van een protocol voor pasgeborenen gesuggereerd, waarna wordt aanbevolen het ouderlijke vetorecht (vanaf de leeftijd van 16 jaar) af te schaffen. Tot slot wordt het openstellen van de euthanasieverklaring voor niet-ontvoogde minderjarigen en de inclusie van psychisch lijdende minderjarigen voorgesteld.

(8)
(9)

ix

INHOUDSOPGAVE

DANKWOORD ... V SAMENVATTING ... VII INHOUDSOPGAVE ... IX HOOFDSTUK I: INLEIDING ... 1

AFDELINGI.OPZETENDOELSTELLINGEN... 2

§1. ONDERWERP EN SITUERING ... 2

A. Wetgevende initiatieven ... 3

B. Rechtspraak ... 3

C. Doctrine ... 4

§2. DOELSTELLING ... 4

§3. RELEVANTIE VAN DE MASTERPROEF ... 6

A. Maatschappelijke relevantie ... 6

B. Wetenschappelijke relevantie... 6

AFDELINGII.ONDERZOEKSVRAGENENAFBAKENING ... 7

§1. CENTRALE ONDERZOEKSVRAAG ... 7

§2. DEELONDERZOEKSVRAGEN ... 7

§3. AFBAKENING ... 8

AFDELINGIII.METHODIEK ... 9

AFDELINGIV.TERMINOLOGIE ... 10

§1. HET BEGRIP “EUTHANASIE” ... 10

§2. TE ONDERSCHEIDEN CONCEPTEN ... 11

A. Medische hulp bij zelfdoding ... 11

B. Levensbeëindiging zonder verzoek ... 12

C. Het staken of niet instellen van behandeling ... 13

D. Pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend effect ... 13

HOOFDSTUK II: HET TOETSINGSKADER: EUTHANASIE VOOR MINDERJARIGEN EN DE GRONDRECHTEN . 15 AFDELINGI.HETEUROPEESVERDRAGVOORDERECHTENVANDEMENS ... 15

§1. HET RECHT OP LEVEN (Art. 2 EVRM) ... 16

§2. HET VERBOD OP FOLTERING (Art. 3 EVRM) ... 17

§3. HET RECHT OP EERBIEDIGING VAN HET PRIVÉLEVEN (Art. 8 EVRM) ... 18

AFDELINGII.HETINTERNATIONAALVERDRAGINZAKEDERECHTENVANHETKIND ... 19

§1. HET BELANG VAN HET KIND (Art. 3 IVRK) ... 19

§2. DE PLICHT OM OUDERLIJKE RECHTEN TE EERBIEDIGEN (Art. 5 IVRK) ... 20

§3. HET RECHT OP LEVEN EN WAARBORG TOT OVERLEVEN (Art. 6 IVRK) ... 21

§4. HET RECHT VAN HET KIND ZIJN MENING VRIJELIJK TE UITEN (Art. 12 IVRK) ... 23

AFDELINGIII.DEBELGISCHEGRONDWET ... 24

§1. HET GELIJKHEIDS- EN NON-DISCRIMINATIEBEGINSEL (Art. 10 en 11 Gw.) ... 24

§2. HET RECHT OP EERBIEDIGING VAN HET PRIVÉLEVEN (Art. 22 Gw.) ... 25

§3. HET BELANG VAN HET KIND (Art. 22bis Gw.) ... 25

§4. HET RECHT OP EEN MENSWAARDIG LEVEN (Art. 23 Gw.) ... 26

HOOFDSTUK III: ACTUELE WETTELIJKE VOORWAARDEN VOOR EUTHANASIE VAN EEN (NIET-ONTVOOGDE) MINDERJARIGE IN BELGIË ... 27

(10)

x

AFDELINGI.VEREISTENINHOOFDEVANDEMINDERJARIGE ... 27

§1. OORDEELSBEKWAAM ... 27

A. Beoordelingsstandaard ... 28

i. Categoriale standaard... 28

ii. Functionele standaard ... 29

B. Beoordelingscriteria ... 30

i. Leeftijd ... 30

ii. Maturiteit ... 31

iii. Aard en/of ernst van de ingreep/behandeling ... 32

C. Beoordelaar ... 33

§2. BEWUST ... 33

§3. FYSIEK LIJDEN ... 34

§4. TERMINAAL ... 35

AFDELINGII.ROLVANDEOUDERS... 36

AFDELINGIII.VORMVANHETVERZOEK ... 37

AFDELINGIV.TUSSENTIJDSBESLUIT ... 39

HOOFDSTUK IV: EUTHANASIE VAN EEN MINDERJARIGE IN NEDERLAND ... 41

AFDELINGI.OVERZICHTVANREGELGEVINGENGEBRUIKEN ... 41

§1. 0-1 JAAR: LEVENSBEËINDIGING BIJ PASGEBORENEN ... 41

§2. 1-11 JAAR: RECHTSVACUÜM ... 44

§3. 12-17 JAAR: EUTHANASIEWETGEVING ... 45

A. Jonger dan 16 jaar ... 45

B. Ouder dan 16 jaar ... 46

AFDELINGII.ACTUELEWETTELIJKEVOORWAARDENVOOREUTHANASIEVANEENMINDERJARIGEIN NEDERLAND ... 46

§1. VEREISTEN IN HOOFDE VAN DE MINDERJARIGE ... 46

A. Leeftijdsgrens van 12 jaar ... 46

B. Wilsbekwaam ... 47

C. Zowel fysiek als psychisch lijden ... 47

D. Geen terminaal karakter ... 48

§2. ROL VAN DE OUDERS ... 48

§3. VORM VAN HET VERZOEK ... 50

AFDELINGIII.TUSSENTIJDSBESLUIT ... 51

HOOFDSTUK V: VOORSTELLEN DE LEGE FERENDA ... 53

AFDELINGI.VERDUIDELIJKINGVANDEWETTELIJKETERMINOLOGIE ... 53

§1. OORDEELSBEKWAAMHEID VAN DE MINDERJARIGE ... 53

§2. TERMINAAL KARAKTER ... 55

§3. VEREISTE SPECIALISATIE VOOR DE TE RAADPLEGEN PSYCHOLOOG ... 56

AFDELINGII.INVULLINGVANDELEEMTEVOORPASGEBORENEN ... 57

AFDELINGIII.AFSCHAFFINGVANHETVETORECHTVANDEOUDERSVANAFDELEEFTIJDVAN16JAAR ... 59

AFDELINGIV.INCLUSIEVANPSYCHISCHLIJDENDEMINDERJARIGEN ... 60

AFDELINGV.OPENSTELLINGVANDEEUTHANASIEVERKLARING ... 61

AFDELINGVI.TUSSENTIJDSBESLUIT ... 62

HOOFDSTUK VI: BESLUIT ... 65

(11)
(12)

1

HOOFDSTUK I: INLEIDING

1. Euthanasie bij minderjarigen blijft een zwaar beladen thema waar allerlei praktische, emotionele en juridische vragen opduiken2. Wanneer een kind ondraaglijk lijdt aan een

uitzichtloze, slopende ziekte, stelt zich de vraag of het toegelaten is het kind uit zijn lijden te verlossen. Vooral wanneer het kind in kwestie hier zelf om verzoekt.

2. De euthanasiewetgeving uitbreiden naar niet-ontvoogde minderjarigen was sinds jaar en dag een heet hangijzer in het federale parlement. Toen de wet van 28 februari 2014 tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken werd aangenomen, ontstond er heel wat commotie, zowel in binnen- als buitenland. De wereldpers zakte af naar ons land en berichtte volop over de controversiële wet3.

Zo kopte het Amerikaanse Newsweek op haar website zelfs met ‘The Child Killers’4.

Zes jaar later zijn de gemoederen bedaard en werd reeds viermaal5 toepassing gemaakt van de

uitbreiding van de euthanasiewet6.

3. België is een pionier op het vlak van zijn euthanasiewetgeving, maar de wetswijziging van 28 februari 2014 betreft nog steeds een duidelijk compromis. Zo werd euthanasie voor niet-ontvoogde minderjarigen wel ingevoerd, maar onder strengere voorwaarden. Ook werd euthanasie bij psychisch lijden voor deze categorie niet toegestaan7.

2 J.DOEK,T.LIEFAARD en A.BOLSCHER,“Levensbeëindiging van minderjarigen”, TJK 2018, 344.

3 W. BOUCHRIKA, Wereld reageert op euthanasiewet voor kinderen: 'Belgen zijn kindermoordenaars',

http://www.knack.be/nieuws/belgie/wereld-reageert-op-euthanasiewet-voor-kinderen-belgen-zijn-kindermoordenaars/article-normal-128873.html (geraadpleegd op 29 januari 2020).

4 O.N., The Child Killers, http://www.newsweek.com/2013/12/06/child-killers-244872.html

(geraadpleegd op 29 januari 2020).

5 FCEE(FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE), Euthanasie – Cijfers voor het jaar 2019,

https://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/documenten/euthanasie-cijfers-voor-het-jaar-2019 (geraadpleegd op 5 maart 2020).

6 J., Eerste minderjarige krijgt euthanasie in ons land,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20160917_02473026 (geraadpleegd op 29 januari 2020); X, Twee

gevallen van euthanasie bij minderjarigen,

https://www.demorgen.be/plus/twee-gevallen-van-euthanasie-bij-minderjarigen-b-1505433001417/ (geraadpleegd op 29 januari 2020); F. VAN DAMME, Drie

minderjarigen in ons land kozen voor euthanasie,

https://www.demorgen.be/nieuws/drie-minderjarigen-in-ons-land-kozen-voor-euthanasie~bc8f523f/ (geraadpleegd op 25 februari 2020).

(13)

2

AFDELING I. OPZET EN DOELSTELLINGEN

§1. ONDERWERP EN SITUERING

4. Het wetsvoorstel van 26 juni 20138 heeft geleid tot de wet van 28 februari 2014 tot

wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken. Deze wet trad op 22 maart 2014 in werking.

Bovendien is België het enige land ter wereld waar euthanasie bij minderjarigen mogelijk is, zonder leeftijdsgrens9. In Nederland kunnen minderjarigen ook een verzoek tot euthanasie

indienen, maar slechts vanaf de leeftijd van twaalf jaar10.

5. Tot op de dag van vandaag is euthanasie voor niet-ontvoogde minderjarigen in België slechts mogelijk indien men aanhoudend en ondraaglijk fysiek lijdt en men binnen afzienbare termijn zal komen te overlijden11.

Tevens is enkel een actueel euthanasieverzoek mogelijk12. Bij onze noorderburen worden

dergelijke voorwaarden niet gesteld13. Alsook behoort een voorafgaande schriftelijke

wilsverklaring daar tot de mogelijkheden14.

8 Wetsvoorstel 26 juni 2013 (P.MAHOUX e.a.) tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de

euthanasie teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken, Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-2170/1, 1.

9 L. VENY enP. GOES, “Een wereldprimeur: de uitbreiding van de Euthanasiewet naar niet-ontvoogde

minderjarigen”, RW 2014-15, 163; C.PHILIPS, “Euthanasie des mineurs: la Belgique emboîte le pas aux

Pays-Bas”, BSJ 2014, nr. 516, 11.

10 Art. 2, lid 4 Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding; O.A.MEIJER, “Wilsbekwaam

maar te jong? Over euthanasie bij wilsbekwame kinderen jonger dan twaalf jaar”, TvGR 2016, afl. 7, 469.

11 Art. 3, § 1, eerste lid, vierde streepje Euthanasiewet.

12 E. DELBEKE, “Euthanasie” in T. VANSWEEVELT en F.DEWALLENS (eds.), Handboek Gezondheidsrecht, II,

Antwerpen, Intersentia, 2014, 1354; C. LEMMENS, Voorafgaande wilsverklaringen met betrekking tot het

levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2014, 856.

13 Art. 2, lid 1 en lid 4 Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding; M.VAN DER VELDEN,

Een recht om euthanasie te vragen voor minderjarigen tussen één en twaalf jaar oud?, onuitg. masterthesis

Rechten Tilburg University, 2016, http://arno.uvt.nl/show.cgi?fid=142593, 20.

14 X, Code of practice,

https://www.euthanasiecommissie.nl/de-toetsingscommissies/uitspraken/brochures/brochures/code-of-practice/1/code-of-practice (geraadpleegd op 30 januari 2020).

(14)

3

A. Wetgevende initiatieven

6. Er werden recent geen wetgevende initiatieven genomen om het luik dat van toepassing is op niet-ontvoogde minderjarigen binnen de euthanasiewet, te wijzigen. Wel werd een voorstel van resolutie ingediend op 11 september 2019 door parlementsleden VAN HOOF en MUYLLE in de

Kamer van Volksvertegenwoordigers15, dat het voorstel tot resolutie 2845/116 hernam17.

Voornoemd voorstel is tot op de dag van vandaag nog steeds hangende.

Het voorstel van resolutie heeft onder andere tot doel de euthanasiewet te evalueren, zodat kan worden nagegaan waar de knelpunten zich situeren en hoe de euthanasiewet kan worden verbeterd. Beide volksvertegenwoordigers vragen hiervoor een interuniversitair en multidisciplinair onderzoeksteam aan te stellen. Vooral punt K. van bovengenoemde resolutie is voor deze masterproef van belang, daar het verwijst naar het arrest van het Grondwettelijk Hof van 29 oktober 201518, waar het Hof heeft aanbevolen de wettelijke voorwaarden voor de

uitvoering van euthanasie bij niet-ontvoogde minderjarigen aan te scherpen.

B. Rechtspraak

7. Gezien het voorlopig beperkte aantal toepassingsgevallen van euthanasie bij oordeelsbekwame minderjarige patiënten, is er vrijwel geen rechtspraak beschikbaar. Enkel het reeds vermelde arrest van het Grondwettelijk Hof van 29 oktober 2015 waar de beroepen tot vernietiging van de wet van 28 februari 2014 ingesteld door de vzw’s Jurileven, Pro Vita en Jongeren voor het Leven, werden verworpen.

15 Voorstel van resolutie 11 september 2019 (E.VAN HOOF en N.MUYLLE) over de evaluatie van de wet

betreffende de euthanasie van 28 mei 2002, zoals gewijzigd bij de wet van 28 februari 2014, Parl.St. Kamer 2019-20, nr. 0308/1, 1.

16 V. BEEL, “Zonder evaluatie komt er geen uitbreiding van euthanasiewet”¸

https://www.standaard.be/cnt/dmf20171225_03266907 (geraadpleegd op 6 maart 2020).

17 Voorstel van resolutie 7 december 2017 (E.VAN HOOF en N.MUYLLE) over de evaluatie van de wet

betreffende de euthanasie van 28 mei 2002, zoals gewijzigd bij de wet van 28 februari 2014, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 2845/1, 1; Amendement 11 januari 2018 (V.VAN PEEL) op het voorstel van resolutie over de

evaluatie van de wet betreffende de euthanasie van 28 mei 2002, zoals gewijzigd bij de wet van 28 februari 2014, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 2845/2, 1.

18 GwH 29 oktober 2015, nr. 153/2015, T.Gez. 2016-17, 29, noot T.GOFFIN; T.GOFFIN, “Het oordeel van de

kinderpsychiater of psycholoog als extra voorwaarde voor het toepassen van euthanasie bij een minderjarige” (noot onder GwH 29 oktober 2015), T.Gez. 2016-17, 34.

(15)

4

C. Doctrine

8. Het merendeel van de rechtsleer is het erover eens dat de uitbreiding van de euthanasiewet naar niet-ontvoogde minderjarigen een goede zaak is. Enkele auteurs poneren zelfs dat voor minderjarigen dezelfde voorwaarden zouden moeten gelden als voor het euthanasieverzoek van meerderjarigen19. Toch zijn er enkelingen – waaronder de katholiek

geïnspireerde vzw Jurileven (juristenvereniging voor het leven) – die nog steeds gekant zijn tegen de uitbreiding van de euthanasiewet. Zo ook auteurs VAN GOOL en DE LEPELEIRE die stellen dat er

gezien het beperkt aantal toepassingsgevallen – op dat moment drie geëuthanaseerde minderjarigen in vier jaar tijd – geen nood was aan dergelijke uitbreiding van de wet20.

§2. DOELSTELLING

9. Deze masterproef heeft tot doel te onderzoeken hoe de huidige Belgische euthanasiewetgeving met betrekking tot niet-ontvoogde minderjarigen kan worden geoptimaliseerd.

De problematiek situeert zich voornamelijk bij de terminologie die werd ingevoerd door de wet van 28 februari 2014. Zo zijn de gebruikte termen onduidelijk, in het bijzonder de term ‘oordeelsbekwaam’21. Het begrip werd nergens gedefinieerd en wordt bijgevolg niet eenduidig

begrepen. Echter is de notie oordeelsbekwaamheid net een van de wettelijke voorwaarden, opdat het euthanasieverzoek zou kunnen worden ingewilligd. Aldus kan de vraag worden gesteld wanneer een minderjarige precies aan deze voorwaarde voldoet.

Tevens ontstaat er verwarring met de reeds bestaande begrippen wilsbekwaam en wilsgeschikt, alsook het begrip handelingsbekwaam22.

10. Verder kan het euthanasieverzoek van een niet-ontvoogde minderjarige slechts worden ingewilligd bij fysiek lijden23. Hier gaat men voorbij aan het feit dat slechts 10% van de

19 E.DELBEKE, “Euthanasie bij minderjarigen”, T.Gez. 2014-15, 163; C.ROMMELAERE, “Euthanasie des « enfants

» et des « déments »… Réflexions sur les propositions de loi”, T.Gez. 2013-14, 99.

20 S.VAN GOOL en J.DE LEPELEIRE, “Euthanasia in Children. Keep asking the right questions” in D.A.JONES,C.

GASTMANS en C.MACKELLAR (eds.), Euthanasia and Assisted Suicide: Lessons From Belgium, Cambridge, Cambridge University Press, 2017, 187.

21 Art. 3, § 1, eerste lid, eerste streepje Euthanasiewet; M.MALLIEN, “L’extension de l’euthanasie aux mineurs

non émancipés. Une analyse des conditions requises par les lois des 28 mai 2002 et 28 février 2014”,

J.dr.jeun. 2015, afl. 342, 24.

22 E.DELBEKE, “Euthanasie bij minderjarigen”, T.Gez. 2014-15, 165. 23 Art. 3, § 1, eerste lid, vierde streepje Euthanasiewet.

(16)

5 euthanasieverzoekers aangeeft dat fysieke pijn de enige reden is voor het verzoek24. Dankzij

medicatie kan de pijn voor een groot deel worden verlicht, waardoor het psychisch lijden veeleer de doorslag geeft bij het indienen van het verzoek. Bijgevolg zou geen onderscheid mogen worden gemaakt naargelang de oorzaak van het ondraaglijk lijden van de minderjarige. Zo zijn fysiek en psychisch lijden onlosmakelijk met elkaar verbonden25.

11. De euthanasiewet vereist dat de niet-ontvoogde minderjarige terminaal is, opdat zijn euthanasieverzoek kan worden ingewilligd26. Deze bijkomende voorwaarde is inconsistent met

de Wet Patiëntenrechten, op basis waarvan een wilsbekwame minderjarige wel levensverlengende of noodzakelijke behandelingen kan weigeren. Bovendien bestaat er onzekerheid over de invulling van het begrip terminaal. Dit begrip werd eveneens niet gedefinieerd, waardoor het onduidelijk is of men dient te overlijden binnen dagen, weken of maanden.

12. Tot slot is de toestemming van de wettelijke vertegenwoordigers vereist, opdat het euthanasieverzoek kan worden ingewilligd27. Concreet houdt dit een vetorecht voor de ouders

in28. Zij moeten beiden toestemmen. Het vereisen van een oordeelsbekwame minderjarige

enerzijds en de toestemming van beide ouders anderzijds, is compleet tegenstrijdig29.

Zo is euthanasie een uiterst persoonlijke aangelegenheid. De toekenning van een medebeslissingsrecht aan de ouders staat haaks op dit persoonlijk karakter30.

13. Na de inleiding in Hoofdstuk I en een toetsing aan de grondrechten in Hoofdstuk II, volgt in Hoofdstuk III en IV een uiteenzetting van de actuele wettelijke voorwaarden voor euthanasie van (niet-ontvoogde) minderjarigen in België en Nederland. Tot slot zullen in hoofdstuk V een aantal voorstellen de lege ferenda worden geformuleerd, waarna in hoofdstuk VI een algemeen eindbesluit zal volgen.

24 L. VENY EN P.GOES, “Een wereldprimeur: de uitbreiding van de Euthanasiewet naar niet-ontvoogde

minderjarigen”, RW 2014-15, 167.

25 T. VANSWEEVELT, “De euthanasiewet: De ultieme bevestiging van het zelfbeschikkingsrecht of een

gecontroleerde keuzevrijheid?”, T.Gez. 2002-03, 240.

26 Art. 3, § 1, eerste lid, vierde streepje Euthanasiewet. 27 Art. 3, § 2, eerste lid, 7° in fine Euthanasiewet.

28 E. DELBEKE, “Euthanasie” in T. VANSWEEVELT en F.DEWALLENS (eds.), Handboek Gezondheidsrecht, II,

Antwerpen, Intersentia, 2014, 1337.

29 L. VENY en P.GOES, “Een wereldprimeur: de uitbreiding van de Euthanasiewet naar niet-ontvoogde

minderjarigen”, RW 2014-15, 168.

(17)

6

§3. RELEVANTIE VAN DE MASTERPROEF

A. Maatschappelijke relevantie

14. Hoewel er slechts een beperkt aantal toepassingsgevallen (zullen) zijn, blijft euthanasie bij minderjarigen een maatschappelijk relevant thema. Zo houdt lijden zich niet aan leeftijdsgrenzen31. Het feit dat het niet dagelijks wordt toegepast, vormt geen reden om niet in een

duidelijke wetgeving te voorzien. Al gaat het slechts om één geval per jaar, dan nog moet de wetgever zijn verantwoordelijkheid nemen32.

Verder biedt een eenduidige wettelijke regeling een betere bescherming, zowel aan de minderjarige als aan de arts tot wie het euthanasieverzoek wordt gericht. Zo is de oordeelsbekwame minderjarige beter beschermd tegen misbruik, terwijl de arts zonder al te veel gewetensbezwaren de euthanasie kan uitvoeren33.

B. Wetenschappelijke relevantie

15. De wetenschappelijke relevantie bestaat erin dat er momenteel geen werk voorhanden is dat de Belgische en de Nederlandse euthanasiewetgeving met betrekking tot minderjarigen vergelijkt en er meteen concrete voorstellen tot wijziging van de Euthanasiewet aan koppelt. Alsook beschikt Nederland voor kinderen van 0 tot 1 jaar over “Het Gronings Protocol34”. Door

rechtsvergelijkend onderzoek tussen beide landen te voeren en daaruit de nodige conclusies te trekken, wil deze masterproef op deze leemtes een antwoord bieden.

31 W.DISTELMANS, "Op lijden staat geen leeftijd",

https://www.demorgen.be/tech-wetenschap/op-lijden-staat-geen-leeftijd~b9990fd2/ (geraadpleegd op 6 maart 2020); M. VAN DE WIER, Een jong kind laten sterven,

is dat politiek haalbaar?,

https://www.trouw.nl/zorg/een-jong-kind-laten-sterven-is-dat-politiek-haalbaar~b58d39b5/ (geraadpleegd op 6 maart 2020).

32 L. VENY en P.GOES, “Een wereldprimeur: de uitbreiding van de Euthanasiewet naar niet-ontvoogde

minderjarigen”, RW 2014-15, 165.

33 E.DELBEKE, “Euthanasie bij minderjarigen”, T.Gez. 2014-15, 165.

34 Richtlijn actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen (Gronings Protocol) van 23 juni 2005, Nederlandse

Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), www.nvk.nl; J. DORSCHEIDT, “Levensbeëindiging bij

(18)

7

AFDELING II. ONDERZOEKSVRAGEN EN AFBAKENING

§1. CENTRALE ONDERZOEKSVRAAG

16. Hoe kan de huidige Belgische euthanasiewetgeving met betrekking tot niet-ontvoogde minderjarigen worden geoptimaliseerd?

In deze masterproef zal worden nagegaan hoe onze Belgische euthanasiewetgeving kan worden geoptimaliseerd. In eerste instantie zal de huidige Euthanasiewet worden geanalyseerd, waarna deze zal worden getoetst aan verschillende verdragsrechtelijke en grondwettelijke bepalingen. Verder zal worden onderzocht of en in welke mate de Nederlandse euthanasiewetgeving voor deze optimalisatie een inspiratiebron kan vormen.

§2. DEELONDERZOEKSVRAGEN

17. De deelvragen aan de hand waarvan de centrale onderzoeksvraag zal worden beantwoord, zijn de volgende.

18. Na het inleidende Hoofdstuk I en het toetsen aan de verschillende grondrechten in Hoofdstuk II, zal in Hoofdstuk III worden uiteengezet wat de huidige Euthanasiewet bepaalt en welke criteria er voor niet-ontvoogde minderjarigen gelden om in aanmerking te kunnen komen voor euthanasie. Zo zal er onder andere worden geschetst wat men verstaat onder ‘oordeelsbekwaam’ en ‘bewust’. Alsook wat de rol van de ouders is en in welke vorm het verzoek tot euthanasie dient te worden gedaan.

In Hoofdstuk IV zal de Nederlandse euthanasiewetgeving onder de loep worden genomen, zodat kan worden bekeken of en in welke mate onze noorderburen binnen hun rechtssysteem oplossingen hebben gevonden voor de bestaande hiaten en/of onregelmatigheden in de Belgische euthanasiewetgeving.

Voorts zullen in hoofdstuk V een aantal voorstellen de lege ferenda volgen. Deze aanbevelingen geven een aanzet naar hoe de huidige Belgische Euthanasiewet zou kunnen worden geremedieerd.

(19)

8 Tot slot zal in hoofdstuk VI een algemeen eindbesluit worden getrokken aan de hand van voorgaande elementen.

§3. AFBAKENING

19. Binnen deze masterproef zal het onderzoek zich beperken tot het optimaliseren van de euthanasiewetgeving met betrekking tot minderjarigen. Momenteel zijn er ook wetsvoorstellen hangende die de geldigheidsduur van de wilsverklaring tot euthanasie willen opheffen35, alsook

voorstellen die euthanasie voor dementerenden36 mogelijk willen maken. Gezien beide

voorstellen betrekking hebben op volwassen patiënten, zullen zij in deze masterproef niet worden besproken of onderzocht.

20. Op de functionering en de werking van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie (FCEE) die ermee belast is om na te gaan of de euthanasie die werd toegepast door de arts werd uitgevoerd volgens de procedures en voorwaarden omschreven in de Euthanasiewet, zal ook niet dieper worden ingegaan37. De uiteenzetting van dit aspect van de

euthanasiewetgeving zou ons immers te ver leiden.

21. Bovendien zal in deze masterproef enkel rechtsvergelijkend onderzoek worden gevoerd met ons buurland Nederland, aangezien Nederland naast België het enige land ter wereld is waar euthanasie bij minderjarigen mogelijk is38.

22. Deze masterproef richt zich in hoofdzaak tot de jurist en de wetgever, gezien er voorstellen ter verbetering van de euthanasiewet zullen worden geformuleerd. Toch hoop ik ook een ruimer publiek aan te spreken zoals professionals in het medisch werkveld en minderjarige patiënten die een aanvraag tot euthanasie overwegen. Ik hoop dat deze uiteenzetting ook voor hen iets kan

35 Wetsvoorstel 2 oktober 2019 (B.CREEMERS en S. DE LAVELEYE) tot wijziging van de wet van 28 mei 2002

betreffende de euthanasie in verband met de opheffing van de geldigheidsduur van de wilsverklaring,

Parl.St. Kamer 2019-20, nr. 55-0523/1, 1.

36 Wetsvoorstel 13 november 2019 (K.GABRIËLS e.a.) tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende

de euthanasie met het oog op het uitbreiden van de wilsverklaring voor verworven wilsonbekwaamheid,

Parl.St. Kamer 2019-20, nr. 55-0749/1, 1; Wetsvoorstel 17 oktober 2019 (K.JIROFLÉE) tot wijziging van de

wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie wat door niet-aangeboren cerebrale aandoeningen getroffen personen met verworven wilsonbekwaamheid betreft, Parl.St. Kamer 2019-20, nr. 55-0632/1, 1.

37 Art. 6 t.e.m. art. 13 Euthanasiewet; FOD VOLKSGEZONDHEID, Federale controle en evaluatiecommissie

euthanasie,

https://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/advies-en-overlegorgaan/commissies/federale-controle-en-evaluatiecommissie-euthanasie (geraadpleegd op 7 juli 2020).

38 M.MALLIEN, “L’extension de l’euthanasie aux mineurs non émancipés. Une analyse des conditions requises

(20)

9 betekenen, of toch op zijn minst meer duidelijkheid kan scheppen binnen het complexe juridische landschap.

AFDELING III. METHODIEK

23. Binnen deze masterproef werd voornamelijk rechtsdogmatisch onderzoek gedaan. Zo werd in eerste instantie een literatuur- en bronnenonderzoek gevoerd, waarbij werd vertrokken van de voorbereidende werken, de bestaande euthanasiewetgeving en de beschikbare rechtsleer. Er werd voornamelijk gewerkt met de juridische databanken Jura, Jurisquare en Strada lex, alsook met de online catalogus van de rechtsbibliotheek aan onze faculteit.

Er werd niet veel rechtspraakanalyse gedaan, daar er in de euthanasiecontext quasi geen rechtspraak ter beschikking is.

24. In het bijzonder werd voor de deelvraag “Op welke vlakken is de Nederlandse euthanasiewetgeving voor minderjarigen beter dan de onze?”, de rechtsvergelijkende methode toegepast. Deze rechtsvergelijking bestaat uit micro-rechtsvergelijking, waarbij de rechtsregels, rechtsinstellingen en disciplines van verschillende rechtsstelsels met elkaar worden vergeleken39.

Binnen de micro-rechtsvergelijking, werd de functionele rechtsvergelijking aangewend. Zo werd vertrokken vanuit de bestaande problematiek naar Belgisch recht en werd gekeken hoe deze in Nederland wordt opgelost. Op deze manier kunnen suggesties worden gedaan ter verbetering van de Belgische euthanasiewetgeving met betrekking tot minderjarigen.

Voor de raadpleging van Nederlandse bronnen, werd eveneens met verschillende kanalen gewerkt. De belangrijkste zijn de volgende: BJU Tijdschriften, Kluwer Navigator, Legal intelligence en Uitgeverij Parijs. Ook via Google Scholar werden opzoekingen uitgevoerd.

39 K.ZWEIGERT,H.KÖTZ en T.WEIR, An Introduction to Comparative Law, Oxford, Clarendon Press, 1998,

(21)

10

AFDELING IV. TERMINOLOGIE

25. Gezien er redelijk wat verwarring en onduidelijkheid bestaat tussen de verschillende medische beslissingen rondom het levenseinde40 − waar euthanasie er slechts één van is – zullen

zij hieronder worden gedefinieerd. Eerst zal het begrip “euthanasie” worden verduidelijkt, waarna een toelichting van de vier andere MBL’s zal volgen.

§1. HET BEGRIP “EUTHANASIE”

26. Euthanasie wordt wettelijk gedefinieerd als het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek41. Het gaat bij euthanasie dus om een derde

die met opzet een dodelijk middel toedient aan een ander op uitdrukkelijk verzoek van die persoon42.

In het Oudgrieks (ευ = "goede" en θανατος = "dood") betekent euthanasie letterlijk “de goede dood”. Euthanasie wordt gezien als een genadedood, waarbij men het lijden van de patiënt zoveel als mogelijk tracht te beperken. Met euthanasie wordt getracht iemand een menswaardig levenseinde te schenken.

27. Sinds de uitbreiding van de Euthanasiewet door de wet van 28 februari 2014 kunnen minderjarigen die zich in een situatie van aanhoudend en ondraaglijk fysiek lijden bevinden, dat binnen afzienbare termijn het overlijden tot gevolg heeft, verzoeken om euthanasie, op voorwaarde dat ze oordeelsbekwaam worden geacht43. De wettelijke voorwaarden waaraan een

minderjarige patiënt in België dient te voldoen, zullen in Hoofdstuk III verder worden uiteengezet.

40 Ook wel “MBL’s” genoemd; T. VANSWEEVELT, “De euthanasiewet: De ultieme bevestiging van het

zelfbeschikkingsrecht of een gecontroleerde keuzevrijheid?”, T.Gez. 2002-03, 225; G.POUSSET,J.BILSEN,J.

COHEN, K. CHAMBAERE, I. DELIENS en F. MORTIER, “Medical end-of-life decisions in children in Flanders,

Belgium”, Arch.Pediatr.Adolesc.Med. 2010, 547.

41 Art. 2 Euthanasiewet; A.DIERICKX, “Euthanasie” in A.VANDEPLAS, P.ARNOU en S.VAN OVERBEKE (red.),

Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer,

Mechelen, Kluwer, 2006, 50.

42 E. DELBEKE, “Euthanasie” in T. VANSWEEVELT en F.DEWALLENS (eds.), Handboek Gezondheidsrecht, II,

Antwerpen, Intersentia, 2014, 1319.

43 L. VENY en P.GOES, “Een wereldprimeur: de uitbreiding van de Euthanasiewet naar niet-ontvoogde

(22)

11

§2. TE ONDERSCHEIDEN CONCEPTEN

28. Uit een studie die onderdeel was van de “Monitoring Quality of EndofLife Care” (MELC) -Studie44, is gebleken dat andere medische beslissingen rondom het levenseinde bij minderjarigen

veel vaker voorkomen dan euthanasie. Hoewel de cijfers reeds dateren van 2007-2008 en euthanasie bij minderjarigen in België toen nog niet wettelijk geregeld was, zijn de resultaten van deze studie nog steeds relevant en bieden zij de meest recente empirische incidentiecijfers over medische beslissingen rondom het levenseinde bij minderjarigen45.

Achtereenvolgens zullen infra de concepten medische hulp bij zelfdoding, levensbeëindiging zonder verzoek, het staken of niet instellen van een behandeling en pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend effect worden geschetst.

A. Medische hulp bij zelfdoding

29. Hulp bij zelfdoding is het opzettelijk verlenen van hulp bij de zelfdoding van een ander46.

Het grootste onderscheid met euthanasie bestaat erin dat de uiteindelijke dodelijke handeling door degene die wil sterven zelf en dus niet door een derde wordt gesteld47. Hulp bij zelfdoding

kent vele gradaties. Van het bieden van morele steun tijdens de zelfdoding, het aanreiken van informatie over zelfdodingsmethoden, tot het verstrekken van een dodelijk middel en het stellen van (voorbereidende) handelingen in het hele proces van de zelfdoding48.

Verder is er ook nog een verschil tussen medische en niet-medische hulp bij zelfdoding49. Onder

medische hulp bij zelfdoding verstaat men hoofdzakelijk de hulp van een arts bij het aanleveren van het dodelijk geneesmiddel. Bij medische hulp bij zelfdoding gaat het in de regel over niet-artsen, zoals familieleden, die hulp verschaffen aan de patiënt die tot zelfdoding wil overgaan.

44 De MELC-Studie (Monitoring Quality of End-of-Life Care), was een samenwerking tussen de Vrije

Universiteit Brussel, Universiteit Gent, Universiteit Antwerpen, het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid en het VU University Medical Centre, Amsterdam, Nederland. Deze studie werd gefinancierd door het Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) in Vlaanderen en liep van 1 september 2006 tot 31 augustus 2010.

45 G.POUSSET, “Incidentie van levensbeëindiging bij minderjarigen in Vlaanderen: onderzoeksresultaten en

ethisch perspectief”, TJK 2018, 388.

46 E.DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 299. 47 E.DELBEKE, “Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde”, T.Gez. 2011-12, 347. 48 E.DELBEKE,“De strafbaarheid van hulp bij zelfdoding door een niet-arts”, T.Gez. 2015-16, 297. 49 E.DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 299.

(23)

12

30. In tegenstelling tot wat in België het geval is, wordt hulp bij zelfdoding in Nederland wel wettelijk geregeld. Zo definieert artikel 1, b van de Nederlandse euthanasiewet hulp bij zelfdoding als: “het opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam zijn of hem de middelen daartoe

verschaffen50”. Alsook wordt er verwezen naar de strafbaarstelling in het Nederlandse

Strafwetboek51.

In het verlengde hiervan, kan de controversiële Nederlandse organisatie “Coöperatie Laatste wil” worden vermeld. De coöperatie zorgde ook in ons land al voor heel wat ophef52. Zo organiseerde

deze in juni en juli 2019 ook in België al bijeenkomsten waar zij ruim 700 leden wisten te verzamelen. De organisatie is vooral bekend van de zogenaamde “laatstewilpil”53, het beruchte

middel X54. De organisatie wil dat mensen zelf de keuze kunnen maken voor het beëindigen van

hun leven op een humane manier en op het moment en de wijze die zij zelf kiezen, zonder dat zij daarin afhankelijk zijn van een arts of een andere hulpverlener55. De coöperatie ijvert volop voor

het legaliseren van zo’n “laatstewilmiddel”.

B. Levensbeëindiging zonder verzoek

31. Levensbeëindiging zonder verzoek is het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een ander dan de betrokkene zonder diens verzoek56. In medische context gaat dit bijgevolg om

een arts die het leven van een patiënt beëindigt zonder dat deze daar zelf expliciet om heeft gevraagd. Uit de MELC-Studie is gebleken dat 7,9% van de niet-plotse sterfgevallen bij minderjarigen ging om levensbeëindiging zonder verzoek van de patiënt57. In concreto betroffen

dit vooral pasgeborenen58 en kinderen in een comateuze toestand waarbij er wel overleg met de

ouders werd gepleegd59.

50 Art. 1, b Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. 51 Art. 294, tweede lid Nederlandse Wetboek van Strafrecht.

52 F. VAN GARDEREN en E. CHRISTIAENS, Suïcide-experts bezorgd: hulp bij zelfdoding komt naar België,

https://www.demorgen.be/nieuws/suicide-experts-bezorgd-hulp-bij-zelfdoding-komt-naar-belgie~b14d82b1/ (geraadpleegd op 5 april 2020).

53 A. DE HINGH, “De Levenseindekliniek en de laatstewilpil: Pleidooi voor een pas op de plaats”, NJB

2016/1279, 1838.

54 T.VINK,“De Coöperatie Laatste Wil. Legaal én strafbaar?”, NJB 2018/304, 424.

55 COÖPERATIE LAATSTE WIL, Waar staat de Coöperatie Laatste Wil voor?, https://www.laatstewil.nu/vragen/

(geraadpleegd op 5 april 2020).

56 E.DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 31. 57 G.POUSSET, “Incidentie van levensbeëindiging bij minderjarigen in Vlaanderen: onderzoeksresultaten en

ethisch perspectief”, TJK 2018, 387.

58 E.DELBEKE,“Levensbeëindiging bij wilsonbekwame minderjarigen”, TJK 2018, 374.

59 G.POUSSET, “Incidentie van levensbeëindiging bij minderjarigen in Vlaanderen: onderzoeksresultaten en

(24)

13

C. Het staken of niet instellen van behandeling

32. Het staken of niet instellen van een medische behandeling, ook wel therapiebeperking genoemd, houdt in dat men de behandeling niet meer verderzet en/of geen nieuwe behandeling meer aanvat. Bijgevolg kan therapiebeperking zowel resulteren in een handeling (zoals het loskoppelen van de beademingsapparatuur), als in een onthouding60 (bv. het niet meer opstarten

van een chemokuur)61. Eveneens kan deze stopzetting gebeuren op vraag van de patiënt, alsook

op initiatief van de behandelende arts62.

De MELC-Studie heeft aangetoond dat in 10,3% van de niet-plotse sterfgevallen bij minderjarigen tussen 1 en 17 jaar oud, een niet-behandelbeslissing werd genomen63, voornamelijk omdat er

geen verbetering meer in het ziektebeeld werd verwacht en men de patiënt het onnodige lijden met bijhorende lage levenskwaliteit wou besparen. In al deze gevallen werd de niet-behandelbeslissing besproken met de ouders van de minderjarige in kwestie64.

33. Voorts bepaalt artikel 12 van de Wet Patiëntenrechten dat een minderjarige die tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat kan worden geacht, zijn patiëntenrechten zelfstandig kan uitoefenen. Dit betekent dat een oordeelsbekwame minderjarige patiënt het recht heeft toe te stemmen tot een behandeling, maar ook steeds de behandeling kan weigeren65.Zowel

levensverlengende als levensreddende behandelingen kunnen in principe worden geweigerd66.

Het grote verschil met euthanasie en medische hulp bij zelfdoding bestaat erin dat er geen dodelijk middel wordt toegediend67.

D. Pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend effect

34. Pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend effect betreft een medische handeling, waarbij aan patiënten die pijn lijden medicatie wordt gegeven om dat lijden te verzachten68.

60 E.DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 23. 61 M.DE ROEST, Kan een 12-jarige beslissen over leven en dood?,

https://www.demorgen.be/nieuws/kan-een-12-jarige-beslissen-over-leven-en-dood~bf1e8ca5/ (geraadpleegd op 12 april 2020).

62 E.DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 23. 63 G.POUSSET, “Incidentie van levensbeëindiging bij minderjarigen in Vlaanderen: onderzoeksresultaten en

ethisch perspectief”, TJK 2018, 390.

64 G.POUSSET, “Incidentie van levensbeëindiging bij minderjarigen in Vlaanderen: onderzoeksresultaten en

ethisch perspectief”, TJK 2018, 392.

65 C.LEMMENS, De minderjarige en de Wet Patiëntenrechten, Mortsel, Intersentia, 2013, 66.

66 E.DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 802. 67 E.DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 23. 68 E. DELBEKE, “Pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend effect en continue diepe sedatie” in T.

(25)

14 Pijnbestrijding is een recht van iedere patiënt en vindt zijn grondslag in artikel 11bis van de Wet Patiëntenrechten69. In bepaalde stadia van het ziekteproces is doeltreffende pijnbestrijding

evenwel enkel nog mogelijk met pijnmedicatie die niet alleen pijnstillend werkt, maar mogelijks ook het leven van de patiënt inkort70. Levensverkorting is als het ware niet het doel van deze

medische handeling, maar potentieel wel het neveneffect71.

Zo kan het toedienen van morfine onder bepaalde omstandigheden leiden tot een ademhalingsdepressie, met coma of zelfs het overlijden van de minderjarige patiënt tot gevolg72.

Van alle niet-plotse sterfgevallen bij minderjarigen die gerapporteerd werden in de MELC-Studie, ging het in 18,2% van de gevallen om opgedreven pijn- en symptoombestrijding met mogelijk levensverkortend effect73.

69 E.DELBEKE,“De schemerzone tussen levensbeëindiging en pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend

effect: proportionaliteit van de pijnmedicatie en het belang van transparantie”, T.Gez. 2009-10, 5.

70 E. DELBEKE, “Pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend effect en continue diepe sedatie” in T.

VANSWEEVELT en F.DEWALLENS (eds.), Handboek Gezondheidsrecht, II, Antwerpen, Intersentia, 2014, 1411.

71 E.DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 438. 72 E.DELBEKE,“De schemerzone tussen levensbeëindiging en pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend

effect: proportionaliteit van de pijnmedicatie en het belang van transparantie”, T.Gez. 2009-10, 5.

73 G.POUSSET, “Incidentie van levensbeëindiging bij minderjarigen in Vlaanderen: onderzoeksresultaten en

(26)

15

HOOFDSTUK II: HET TOETSINGSKADER: EUTHANASIE VOOR

MINDERJARIGEN EN DE GRONDRECHTEN

35. Grondrechten, ook wel fundamentele rechten en vrijheden of mensenrechten genoemd, kunnen worden gezien als een geheel van universele rechten die tot doel hebben de menselijke waardigheid te beschermen74. Het zijn met andere woorden onvervreemdbare

minimumwaarborgen, die in onze samenleving als essentieel worden beschouwd75. Het gaat om

rechten waar alle mensen, overal en te allen tijde zouden moeten over beschikken76.

In dit hoofdstuk zal worden nagegaan of en in welke mate de huidige euthanasiewetgeving verenigbaar is met het EVRM, het IVRK en de Belgische Grondwet.

AFDELING I. HET EUROPEES VERDRAG VOOR DE RECHTEN VAN DE

MENS

36. Op 14 juni 1955 trad het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in België in werking. De bepalingen van het EVRM hebben rechtstreekse werking, waardoor de burger zich er voor de nationale rechter rechtstreeks op kan beroepen. Voorts kan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in een geschil bindend uitspraak doen77.

37. De rechtspraak waarnaar zal worden verwezen, betreft voornamelijk cases die betrekking hebben op euthanasie en/of hulp bij zelfdoding van volwassenen. De standpunten die het EHRM in deze zaken heeft ingenomen, kunnen echter grotendeels mutatis mutandis op niet-ontvoogde minderjarigen worden toegepast.

Binnen het euthanasiedebat zijn voornamelijk de artikelen 2, 3 en 8 EVRM van belang.

74 J.VANDE LANOTTE,G.GOEDERTIER,Y.HAECK,J.GOOSSENS enT.DE PELSMAEKER, Belgisch publiekrecht (Boekdelen

1 en 2), Brugge, die Keure, 2015, 261.

75E.A.ALKEMA, “De Reikwijdte van fundamentele rechten – de nationale en internationale dimensies”,

in Handelingen Nederlandse Juristen-Vereniging, Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink, 1995, 8.

76 J.VANDE LANOTTE,G.GOEDERTIER,Y.HAECK,J.GOOSSENS enT.DE PELSMAEKER, Belgisch publiekrecht (Boekdelen

1 en 2), Brugge, die Keure, 2015, 261.

(27)

16

§1. HET RECHT OP LEVEN (Art. 2 EVRM)

38. Artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevat het recht op leven. Op het eerste gezicht lijken euthanasie en het recht op leven, lijnrecht tegenover elkaar te staan.

Artikel 2, lid 1 EVRM stipuleert dat iedereen het recht op leven heeft en dat dit door de wet wordt beschermd. Verder wordt gesteld dat niemand opzettelijk van het leven mag worden beroofd, tenzij door het ten uitvoer leggen van een vonnis dat werd uitgesproken door een rechtbank, wegens een misdrijf waarop de wet de doodstraf heeft gesteld.

Artikel 2, lid 2 EVRM bepaalt dat de beroving van het leven niet in strijd is met het recht op leven, wanneer zij het gevolg is van geweld dat absoluut noodzakelijk is:

a) om zich tegen onrechtmatig geweld te verdedigen;

b) om een rechtmatige arrestatie te verrichten of het ontsnappen van iemand die op rechtmatige wijze werd gevangen, te voorkomen;

c) door middel van wettige maatregelen, een oproer of opstand te onderdrukken.

39. Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest van 29 oktober 2015 echter geoordeeld dat het recht op leven en het recht op lichamelijke integriteit, zoals gewaarborgd door de betreffende grondwets- en verdragsbepalingen, zich niet verzetten tegen de depenalisering van euthanasie. Zo zou er immers uit die fundamentele rechten geen verplichting óm te leven, opgelegd aan een oordeelsbekwaam individu, kunnen voortvloeien, ongeacht de omstandigheden waarmee het wordt geconfronteerd78.

Bijgevolg kan een bewuste, oordeelsbekwame minderjarige die ondraaglijk fysiek lijdt en terminaal is, niet worden verplicht óm te leven. De uitspraak van het Grondwettelijk Hof is hierbij volledig in overeenstemming met artikel 12 van de Wet Patiëntenrechten, volgens welke oordeelsbekwame minderjarige patiënten ook een behandeling kunnen weigeren.

40. Wel heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in het arrest Haas tegen Zwitserland geoordeeld dat artikel 2 EVRM voor de wetgever een verplichting inhoudt om de nodige maatregelen te nemen om kwetsbare personen te beschermen, zelfs tegen handelingen waarmee zij hun eigen leven in gevaar brengen. Zo moet de wetgever beletten dat een individu

(28)

17 een einde maakt aan zijn leven wanneer zijn beslissing niet vrij en met volle kennis van zaken genomen is79.

Bijgevolg dient de wetgever in de euthanasiewetgeving met betrekking tot niet-ontvoogde minderjarigen, in verhoogde beschermingsmaatregelen te voorzien. De Belgische wetgever heeft hieraan voldaan door in eerste instantie meer voorwaarden aan een niet-ontvoogde minderjarige op te leggen, vooraleer deze in aanmerking komt voor euthanasie. Verder is de verplichting ingevoerd om een kinder- en jeugdpsychiater of psycholoog te raadplegen, die dient te oordelen over de oordeelsbekwaamheid van de minderjarige.

41. Bovendien is uit het arrest Koch tegen Duitsland van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gebleken, dat het EHRM een ruime beoordelingsmarge toekent aan de staten wanneer zij euthanasie regelen80, voornamelijk omdat over deze kwestie geen Europese

consensus bestaat81.

Aldus kan worden geoordeeld dat de Belgische euthanasiewet het recht op leven ex artikel 2 EVRM niet schendt.

§2. HET VERBOD OP FOLTERING (Art. 3 EVRM)

42. Artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens gaat over het verbod op foltering. Zo mag niemand worden onderworpen aan folteringen, noch aan onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen. Voornoemd verdragsartikel werd eveneens meermaals aangehaald door tegenstanders van de euthanasiewet.

43. Zoals reeds werd uiteengezet in randnr. 39, heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat het recht op leven en het recht op lichamelijke integriteit, zich niet verzetten tegen de depenalisering van euthanasie. Wel is er een positieve verplichting tot het nemen van maatregelen ter bescherming van de fysieke integriteit van kwetsbare personen, zoals kinderen82.

79 EHRM 20 januari 2011, nr. 31322/07, Haas/Zwitserland, § 54; GwH 29 oktober 2015, nr. 153/2015,

overw. B.17.2.

80 A. HENDRIKS, “Recht op leven en recht op een zelfgekozen dood: een toetsing van de Nederlandse

Euthanasiewet aan het EVRM”, NTM/NJCM-bull. 2014, afl. 2, 152.

81 EHRM 19 juli 2012, nr. 497/09, Koch/Duitsland, § 70; GwH 29 oktober 2015, nr. 153/2015, overw. B.19.1. 82 EHRM 10 mei 2001, nr. 29392/95, Z. e.a./Verenigd Koninkrijk, § 73; EHRM 4 december 2003, nr.

(29)

18 Gezien er ruimschoots beschermingsmaatregelen ten aanzien van niet-ontvoogde minderjarigen werden genomen in de euthanasiewetgeving83, mag worden geconcludeerd dat onze

euthanasiewet in overeenstemming is met artikel 3 EVRM.

§3. HET RECHT OP EERBIEDIGING VAN HET PRIVÉLEVEN (Art. 8 EVRM)

44. Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevat het recht op eerbiediging van het privéleven. Zo bepaalt artikel 8, lid 2 EVRM dat er geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving nodig is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

45. In de zaak Haas tegen Zwitserland nam het Europees Hof voor de Rechten van de Mens omtrent artikel 8 EVRM een belangrijk standpunt in. Zo oordeelde het EHRM dat het recht van een individu om te beslissen op welke wijze en op welk ogenblik men zijn leven zal beëindigen, in het geval deze persoon vrijelijk tot deze beslissing is gekomen, deel uitmaakt van het recht op eerbiediging van het privéleven84.

Immers betreft de kerndoelstelling van artikel 8 EVRM de bescherming van de burger tegen willekeurige inmenging van de staat. Zo dient elke inmenging gerechtvaardigd en noodzakelijk te zijn in een democratische samenleving. Dit standpunt werd nadien meermaals bevestigd/hernomen in de latere rechtspraak van het EHRM85.

46. Bijgevolg kan worden besloten dat de vrije en met volle kennis van zaken gemaakte keuze van een persoon om een – naar zijn mening – onwaardig en pijnlijk levenseinde te vermijden, onder de bescherming van artikel 8 EVRM valt86.

83 O.a. art. 3, § 1, eerste lid, eerste en vierde streepje en § 2, eerste lid, 7° Euthanasiewet.

84 EHRM 20 januari 2011, nr. 31322/07, Haas/Zwitserland, § 51; GwH 29 oktober 2015, nr. 153/2015,

overw. B.16.

85 EHRM 19 juli 2012, nr. 497/09, Koch/Duitsland, § 52; EHRM 14 mei 2013, nr. 67810/10,

Gross/Zwitserland, § 59.

86 EHRM 29 april 2002, nr. 2346/02, Pretty/Verenigd Koninkrijk, § 67; GwH 29 oktober 2015, nr. 153/2015,

(30)

19

AFDELING II. HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN

VAN HET KIND

47. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind werd op 20 november 1989 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen87, waarna het op 15 mei

1991 door een decreet van de Vlaamse Raad werd goedgekeurd. Het Kinderrechtenverdrag trad in België uiteindelijk op 15 januari 1992 in werking.

48. Het Kinderrechtenverdrag bevat 54 artikelen die de rechten omschrijven van kinderen en jongeren tot 18 jaar88. Dankzij voornoemd verdrag hebben kinderen o.a. meer inspraak gekregen

in zaken die hen aanbelangen89. Hierna zullen de artikelen 3, 5, 6 en 12 IVRK binnen de

euthanasiecontext worden toegelicht.

§1. HET BELANG VAN HET KIND (Art. 3 IVRK)

49. Artikel 3, lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind bepaalt dat bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, de belangen van het kind de eerste overweging moeten vormen.

Verder stelt artikel 3, lid 2 IVRK dat staten die partij zijn zich ertoe verbinden het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor het kind zijn, en hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen dienen te nemen.

Tot slot bepaalt artikel 3, lid 3 IVRK dat staten die partij zijn, dienen te waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen,

87 J.VANDE LANOTTE,G.GOEDERTIER,Y.HAECK,J.GOOSSENS enT.DE PELSMAEKER, Belgisch publiekrecht (Boekdelen

1 en 2), Brugge, die Keure, 2015, 727.

88 KINDERRECHTENCOALITIE, 30 jaar Kinderrechtenverdrag,

https://www.kinderrechtencoalitie.be/event/30-jaar-kinderrechtenvedrag/ (geraadpleegd op 10 mei 2020).

(31)

20 met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht.

50. De uitbreiding van de Euthanasiewet naar niet-ontvoogde minderjarigen gebeurde uiteraard in het belang van het kind. Het feit dat oordeelsbekwame minderjarigen voordien van het toepassingsgebied werden uitgesloten, zorgde soms voor schrijnende situaties. Indien een minderjarige voor de wetsuitbreiding toch euthanasie wenste, diende deze ofwel zijn ontvoogding aan te vragen ofwel diende de euthanasie in alle illegaliteit te worden uitgevoerd.

Dankzij de wetswijziging van 28 februari 2014 is dit voorgoed verleden tijd. Oordeelsbekwame niet-ontvoogde minderjarigen kunnen voortaan ook op legale wijze om euthanasie verzoeken.

51. Bovendien werden tal van beschermingsmaatregelen genomen. Supra, in de randnrs. 40 en 43 werden de genomen maatregelen reeds kort aangekaart, maar in Hoofdstuk III zal hier verder op worden ingegaan.

Tevens kan worden verwezen naar de randnrs. 68 t.e.m. 70 waar artikel 22bis Gw. – de grondwettelijke verankering van artikel 3 IVRK – uitgebreid wordt uiteengezet.

§2. DE PLICHT OM OUDERLIJKE RECHTEN TE EERBIEDIGEN (Art. 5 IVRK)

52. Artikel 5 van het Kinderrechtenverdrag bepaalt dat staten die partij zijn bij het verdrag, de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van de ouders of anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind, dienen te eerbiedigen. Verder dient in passende leiding en begeleiding bij de uitoefening door het kind van de in dit verdrag erkende rechten te worden voorzien, op een wijze die verenigbaar is met de zich ontwikkelende vermogens van het kind.

De term ‘zich ontwikkelende vermogens’ of ‘evolving capacities’ slaat op de rijpheid en/of maturiteit van het kind. Logischerwijze zal de ruimte voor het kind om zijn of haar rechten zelfstandig uit te oefenen, toenemen met de groei van deze vermogens90.

53. Mijns inziens kan aldus worden geoordeeld dat de huidige Euthanasiewet volledig in overeenstemming is met artikel 5 IVRK, wat de ‘zich ontwikkelende vermogens’ van het kind betreft. Zo bepaalt artikel 3, § 1, eerste lid, eerste en vierde streepje van de Euthanasiewet dat een

(32)

21 oordeelsbekwame bewuste minderjarige die zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk fysiek lijden dat niet gelenigd kan worden en dat binnen afzienbare termijn het overlijden tot gevolg heeft, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening, om euthanasie kan verzoeken.

Verder zorgt de raadpleging van een kinder- en jeugdpsychiater en/of psycholoog, alsook de instemming van de wettelijke vertegenwoordigers91, voor de nodige leiding en begeleiding waar

in artikel 5 IVRK naar verwezen wordt.

54. Tegelijkertijd zorgt het wettelijke vetorecht – waar de ouders dankzij artikel 3, § 2, eerste lid, 7° van de Euthanasiewet over beschikken – ervoor dat de ouderlijke rechten worden geëerbiedigd, zodat ook op dit vlak geen schending van artikel 5 IVRK kan worden vastgesteld. Op het ouderlijke vetorecht zal uitgebreid worden teruggekomen, zie infra randnrs. 100 t.e.m. 102.

§3. HET RECHT OP LEVEN EN WAARBORG TOT OVERLEVEN (Art. 6 IVRK)

55. Artikel 6 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind stelt dat staten die partij zijn bij het verdrag, erkennen dat ieder kind het inherente recht op leven heeft. Verder dienen deze staten, in de ruimst mogelijke mate de mogelijkheden tot overleven en de ontwikkeling van het kind te waarborgen.

Voor een toetsing van bovenstaand grondrecht, zie supra randnrs. 38 t.e.m. 41.

56. Ook het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest van 29 oktober 2015 onder meer verwezen naar artikel 6 IVRK. Het Grondwettelijk Hof verduidelijkte dat de wetgever conform artikel 6 IVRK, de verplichting heeft in uitgebreide beschermingsmaatregelen te voorzien ten aanzien van de meest kwetsbaren in onze maatschappij, waaronder kinderen92. Zoals reeds in randnr. 43 werd

uiteengezet, heeft de Belgische wetgever bij het wijzigen van de Euthanasiewet in 2014, ruimschoots aan deze verplichting voldaan.

57. Het VN-Comité voor de Rechten van het Kind controleert aan de hand van een vijfjaarlijkse rapportageverplichting of de bepalingen vervat in het Kinderrechtenverdrag door de

91 Art. 3, § 2, eerste lid, 7° in fine j° art. 3, § 4, eerste lid Euthanasiewet. 92 GwH 29 oktober 2015, nr. 153/2015, overw. B.17.2.

(33)

22 deelnemende staten worden nageleefd93. De laatste rapportage door België vond plaats in

2018-201994. Op 28 februari 2019 werden de slotbeschouwingen van het VN-Comité bekendgemaakt.

In randnr. 18 van dit verslag werd door het VN-Comité een aanbeveling95 geformuleerd omtrent

het recht op leven. Zo raadt het VN-Comité de Belgische wetgever aan om bij euthanasiebeslissingen betreffende minderjarigen te voorzien in een controlemechanisme waarbij er een mogelijkheid tot herziening van de beslissing tot euthanasie is, met inbegrip van een rechter, om te verzekeren/garanderen dat er geen ongepaste beïnvloeding of misvatting aan de oorzaak van deze beslissing ligt96. Het valt nog af te wachten of en hoe de Belgische wetgever

aan deze aanbeveling gevolg zal geven.

58. Persoonlijk twijfel ik of het inschakelen van een rechter ter controle wel opportuun is. Ik treed het standpunt van het Grondwettelijk Hof bij dat het bij een terminale oordeelsbekwame minderjarige niet aangewezen is om te voorzien in een voorafgaande rechterlijke toestemming of controle. Dergelijke toestemming of controle vereist immers een gerechtelijke procedure die, zelfs wanneer zij op zodanige wijze zou worden georganiseerd dat zij op korte termijn zou kunnen worden afgehandeld, de minderjarige patiënt van wie het overlijden binnen afzienbare termijn zal plaatsvinden, emotioneel zou bezwaren97.

59. Evenwel gaat er gezag uit van de aanbevelingen die het VN-Comité voor de Kinderrechten uitvaardigt, waardoor de Belgische wetgever geneigd zal zijn deze toch op een bepaalde manier te implementeren. Een mogelijk alternatief voor een voorafgaande rechterlijke controle zou de reorganisatie of evaluatie van de werking van de huidige Federale Controle- en Evaluatiecommissie (FCEE) kunnen zijn. Zoals supra in randnr. 20 werd uiteengezet, zal op de werking en functionering van deze commissie niet dieper worden ingegaan.

93 J.VANDE LANOTTE,G.GOEDERTIER,Y.HAECK,J.GOOSSENS enT.DE PELSMAEKER, Belgisch publiekrecht (Boekdelen

1 en 2), Brugge, die Keure, 2015, 694-695.

94 KINDERRECHTENCOALITIE, Rapporten en slotbeschouwingen,

https://www.kinderrechtencommissariaat.be/rapporten-en-slotbeschouwingen (geraadpleegd op 10 mei 2020).

95 De slotbeschouwingen en Algemene Commentaren van het VN-Comité voor de rechten van het Kind

vormen een gezaghebbende leidraad. Zij behoren tot de zogenaamde soft law.

96 COMMITTEE ON THE RIGHTS OF THE CHILD,Concluding observations on the combined fifth and sixth reports of

Belgium, 28 februari 2019, https://digitallibrary.un.org/record/3793448.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Michel «Ze heeft er met mij meer dan een jaar lang over gepraat, ik wist in het begin niet eens dat psychisch lijden grond kon zijn voor euthanasie.. De eerste keer zeg

Het Grondwettelijk Hof spreekt zich in één beweging uit over de drie beroepen en giet zijn oordeel nu in een

Een van de initiatiefnemers van het wetsvoorstel dat euthanasie voor minderjarigen mogelijk maakt, Jean-Jacques De Gucht, betreurt de manier waarop een groep kinderartsen de

Net als Distelmans waarschuwt hij voor de grijze zone waarbij, onder het mom van palliatieve zorgen, eigenlijk aan levensbeëindiging wordt gedaan zonder dat de patiënt en diens

"De kwestie van wat mogelijk is op het niveau van medische begeleiding, palliatieve zorg voor kinderen... is de

De vragen doen zich op verschillende momenten voor: naar aanleiding van de diagnose; bij mensen die moeten leren leven met onzekerheid (‘never closure’); in het leven van mensen

Indien een meerderjarige patiënt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, niet onder curatele staat of ten behoeve van hem niet

Indien de minderjarige patiënt een leeftijd heeft tussen de twaalf en zestien jaren en tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake in staat kan worden geacht, kan de