• No results found

Belemmerende factoren voor de onderzoekende houding

3. Onderzoeksmethodologie

4.8 Invloed van praktijkonderzoek op de onderzoekende houding

4.8.3 Belemmerende factoren voor de onderzoekende houding

Uit bovenstaande paragrafen blijkt dat alle deelnemers positief zijn over onderzoek ten tijde van het interview. Deelnemers van het oude cohort, de alumni, waren echter minder positief toen ze nog bezig waren met hun afstudeeronderzoek. Ze zijn met name kritisch over de begeleiding door leraren- opleiders tijdens hun afstudeeronderzoek. Ten tijde van het afstudeeronderzoek voelden ze zich niet goed uitgerust om het onderzoek op een prettige en effectieve manier te voltooien. Dit had gedurende het afstudeeronderzoek een negatieve invloed op dimensie 2, de positieve houding. Dit kwam deels doordat de alumni menen dat zij niet de ondersteuning kregen in de afstudeerbegeleiding die zij nodig hadden. De kwaliteit van de begeleiding ervaren deelnemers als bepalend voor een positieve houding ten opzichte van onderzoek en indirect voor de groei in PCK-ontwikkeling. Citaten 48-50 illustreren de gepercipieerde gebrekkige begeleiding als bottleneck voor de onderzoekende houding.

(48) ...nou hoe heb ik het ervaren? Met vallen en opstaan, heel diep vallen en weer een beetje opkrabbelen […] Het valt of staat ook met de begeleiding die je krijgt, [...]R1-AL)

(49) Dat [afstudeerbegeleiding] maakt heel veel uit, voor je ervaring van het onderzoek, want bij

gebrek aan een een degelijke en brede begeleiding voelt het heel erg als een heel donker bos ingestuurd worden met een net iets te klein lampje. En dat ís onderzoek misschien ook wel,

essentieel is dat een eigenschap daarvan. En dat is natuurlijk ook heel leuk, maar dat moet gaan om

het onderwerp dat je wilt onderzoeken en niet om het ontdekken van het op metaniveau leren

kennen van de vaardigheid van onderzoek doen. (R12-AL)

Citaten 49 en 50 geven blijk van de belemmering waar Wardekker en Leeman (2010a) over spreken als de aandacht zich voornamelijk richt op onderzoeksmethodieken en formele onderzoeksprocedures. (50) ..dat je aan parttimemasterstudenten een onderzoekslijn aanbiedt die zo ver van hun praktijk afstaat, zo ver van het vak wat ze studeren[..] Ik heb anderhalf jaar lang met een begeleidster gewerkt die maakte het echt niet uit of ik nou Spaans of Geschiedenis of Wiskunde gaf.

Vaktheoretisch begreep ze totaal niet wat ik aan het doen was.[..] het wordt wel een vreemd

gesprek. Het wordt een heel technische aangelegenheid. (R5-AL)

In de perceptie van de deelnemers lag de nadruk te veel op onderzoeksmethodieken en formele onderzoeksprocedures. Dit had een negatieve invloed op de positieve houding. Het werd als belastend en demotiverend ervaren door de kloof met de relevantie voor de docentrol. Ondanks de frustraties gedurende het afstuderen ervaren alle deelnemers van het oude cohort opbrengsten:

(51) Toen vond ik het echt vreselijk. Totaal zinloos omdat ik allerlei dingen moest doen en allerlei vaardigheden moest ontwikkelen waar ik in de dagelijkse klassenpraktijk voor mijn gevoel eigenlijk

niets aan had. Nu dat we een jaar verder zijn, zie ik wel dat door mijn eigen onderzoek ik wat

systematischer heb kunnen kijken naar wat speelt er nou in zo'n klas. (R6-AL)

(52) .. tuurlijk heeft het je, het onderzoek, wel wat opgeleverd. Het verandert je kijk en ja..,dus het heeft wel een toegevoegde waarde denk ik. Ook al vond ik er geen bal aan.[…]Dus dat onderzoek doen zelf, nou, ik kan wel zeggen was hels. Vond ik echt heel erg vervelend. [..]Terwijl het

onderwerp wél interessant was[..]En omdat dat het geval was, vond ik het eigenlijk nog wel veel leuker. Toen dacht ik: ‘Ooh ik weet zeker dat ik hier niet mee stop als het onderzoek ook stopt. Ik ben blij als het onderzoek klaar is, maar ik ga hier wel mee verder’. (R4)

4.9 Ontwikkeling op basis van afstudeeronderzoek (oude cohort)

Deelvraag 1 wordt weer opgepakt. In deze paragraaf gaat het over de enactment van de PCK-

ontwikkeling, de complex growth networks (Wongsopawiro, 2012). Het praktijkonderzoek in de klas zorgt bij een aantal deelnemers (R1-AL, R4-AL, R6-AL, R12-AL) van het oude cohort voor complex growth networks. De PCK-ontwikkeling vertaalt zich naar daadwerkelijke veranderingen in het DP door key experiences (Beijaard en De Vries, 1997) tijdens het onderzoek. Soms is de enactment duidelijk merkbaar voor hun leerlingen. Leerlingen krijgen bijvoorbeeld op een een andere manier les, of ze krijgen andere toetsvormen doordat er veranderingen zijn doorgevoerd in het curriculum of de toetsing. Citaat 53 geeft blijk van een radicale verandering over de invulling en doelen van het vak Nederlands op basis van het afstudeeronderzoek (Figuur 22). De intentie is er om, samen met de vakgroep, het handelingsrepertoire in de les te veranderen (reflectiepijl PCK-DP)

(53) Ik ben zelf een enorme grammaticafreak, altijd geweest en eigenlijk door

dit onderzoek ben ik grammaticafreak af [lacht][...]ik weet dus nú hoe

ontzettend onzinnig het is om alleen maar om zo enórm op die grammatica in te steken en zoveel onderwijstijd kwijt te zijn aan alleen grammatica (DC-PCK1-RE).

Dat is heel duidelijk als winstpunt uit dit onderzoek gekomen.[..] Onderwijstijd die je wint, die willen we gaan gebruiken voor taalkunde, waardoor je ook de motivatie voor het vak

omhoog haalt (PCK4-DP-RE). En dat bleek ook wel uit het onderzoek. Dat is mijn

allergrootste verandering.(R1-AL)

Deelnemer R4-AL geeft aan dat de lespraktijk echt veranderd is (enactment) door PCK-ontwikkeling (Figuur 23)

(54) Ik vertel ze nu wel waarom ze een bepaalde opdracht moeten doen, wat de opbrengst is (ED-DP-EN [..] vroeger leerde ik ze níet hoe moet je het dan wèl opschrijven? [..]Dan deed ik het een keer voor en dan dacht ik ja, nu goed onthouden. Terwijl nu laat ik ze een heleboel

verschillende soorten opdrachten doen waarmee ze zelf aan de slag gaan en van elkaar leren.

(DP-DC-RE). Ik weet niet of zij nou daadwerkelijk zo bedenken:’oh dit is misschien weer een oefening waarmee we onze formulering verbeteren’. Dat gebeurt onbewust. Maar wat hen opvalt is dat het in mijn lessen in ieder geval veel meer afwisseling zit (DP-DC-RE).[..] Dus door die stof die zij moeten leren, te linken aan de hedendaagse taal of de hedendaagse

Figuur 22

40

belevenis van de leerlingen kun je het verbeteren (DC-PCK2-RE), dat heb ik wel gedaan.

Omdat ik weet dat dat verbetering oplevert (PCK1-DP-EN, R4-AL)

Bij deelnemer R6-AL is de enactment als gevolg van PCK-ontwikkeling wel merkbaar voor leerlingen:

(55) Ik heb heel veel Young Adult [jeugdliteratuur] gelezen ondertussen en ik kan redelijk goed inschatten wat leerlingen aanspreekt (ED-PCK2-RE) [Nu] gaan we wat meer toe naar leesbeleving . ‘Wat vind jij nou belangrijk en leuk van zo’n boek?’ En dan gaat het om jou als leerling en niet zozeer meer om het boek.(PCK1-DP-EN) [..] En dan merk je dat het gewoon veel meer gaat leven en dat ze veel meer plezier hebben in lezen (DP-DC-RE)[..] Ja, dat heeft echt voor een grote

verandering gezorgd. Daarvoor was er ook niet zoveel dialoog. Was het echt een soort opdracht

aan het begin van het schooljaar: ‘Hier heb je twee boeken en over drie of over vier maanden hebben we een toets (PCK1/3-DP-EN)’ […]dat dat zodanig veranderd is, dat het geworden is zoals ik het deels voor ogen had. En nóg een beetje beter zelfs, dat was zonder dat onderzoek nooit van de

grond gekomen. (R6-AL)

Deelnemer R12-AL ervaart door het afstudeeronderzoek een ontwikkeling in PCK2 en hierdoor een enactment van PCK1.

(56)..[het inzicht] dat je eigenlijk individueel met elk kind zou moeten spreken. Wat is jouw

leesachtergrond, jouw leeservaring. En wat is voor jou nou de beste manier om hier goed in te

worden of te blijven.(DC-PCK2-RE)[..]Dankzij dát inzicht zijn we in de sectie daarnaar gaan kijken. [..]Dus het [onderzoek] heeft zeker concreet gevolgen in de praktijk hoe wij onze lessen

tekstbegrip aanpakken. (PCK1-DP-EN, R12-AL)

Als afsluitend onderdeel van het gedeelte praktijkonderzoek (module Onderzoeksplan en module Afstudeeronderzoek) wordt afgesloten met deelvraag 3: “Hoe kunnen variaties in ontwikkeling tussen deelnemers worden verklaard?” De combinatie van een praktijknabij-onderwerp met een duidelijke vakinhoudelijke relevantie met onderzoeksmethodieken (bijvoorbeeld zelfrapportages leerlingen) die zorgen voor inzichten in de redenen waarom iets werkt, of waarom leerlingen iets (niet) begrijpen, of waarom iets (de)motivererend is voor leerlingen lijken bepalend voor groei in PCK en de

onderzoekende houding. Juist het contact met de leerlingen kan aanzetten tot een verandering in PCK2. De deelnemers van het oude cohort hebben het onderzoek al afgerond en bij enkelen van hen is er sprake van een complex growth networks. Zij hebben meer tijd gehad om een ontwikkeling door te maken in vergelijking met tweedejaars, omdat ze verschillende onderzoekmethodieken hebben kunnen toepassen en zij op de onderzoeksresultaten hebben kunnen reflecteren. Vervolgens hebben ze de mogelijkheid gehad voor enactment (aanpassen handelingen in DP). De enactment van de PCK- ontwikkeling is afhankelijk van verschillende factoren. Het is niet zo dat alumni allemaal hun lespraktijken hebben aangepast. Er zijn ook verschillen in de ervaren invloed van schoolfactoren:

(57).. om het in de eigen lespraktijk toe te passen is vers twee. Dan wreekt zich toch een keurslijf wat je natuurlijk ervaart met examens en met schoolexamens. (R5-AL)

(58)..het liefst zou ik met de andere klassen ook buiten de school wat bezoeken, maar dat is gewoon niet altijd mogelijk. Daar is ook gewoon geen geld voor. [..]: Ja, de realiteit is dus dat je hier in je dagelijkse praktijk gewoon weinig tijd voor hebt. Dus je bent alleen maar bezig met die lessen, nakijken, lessen, nakijken, ouderavond, vergaderen...[..]Je kan wel iéts anders doen, maar je kunt niet in één keer het hele systeem omgooien. Ook omdat je gewoon met collega’s zit en de PTA’s. (R11-AL)

Citaat 59 geeft aan dat enactment niet vanzelfsprekend voorvloeit uit een verandering in PCK. Als belemmerende factor wordt genoemd het toewerken naar het eindexamen:

(59) Hier (ED/HvA) word je dus echt gevoed met heel veel goede ideeën, alleen daar heb je eigenlijk niet zoveel aan omdat je heel resultaatgericht moet werken in het onderwijs. [..] Dus het jammerlijke is eigenlijk van al het mooie wat ik hier opdoe dat gebruik ik eigenlijk alleen maar voor een hoger examenresultaat. En als dat eindexamen er niet zou zijn, zou ik veel leukere dingen kunnen doen met mijn onderwijs. (R7)

Mogelijkheden voor enactment kunnen ook te maken hebben met het afstudeeronderwerp en de kansen die het onderwerp biedt om er in de praktijk mee te experimenteren:

(60) Ja, ik had m'n onderwerp vrij snel en ik wilde echt iets doen wat ik op school kon gebruiken. De dubbelklapper maken. (R2)

De ontwikkelingen per PCK-dimensie en de ontwikkelde dimensies van de onderzoekende houding staan in Tabel 7, evenals het belangrijkste ervaren startmoment van de ontwikkelingen.

Nu kan de laatste deelvraag worden beantwoord, deelvraag vier: Verwachten docenten in opleiding en alumni een continuïteit in de ontwikkeling van hun PCK en hun onderzoekende houding na het wegvallen van de onderzoeksactiviteiten na afronding van de eerstegraads lerarenopleiding? Alle alumni verwachten dat ze onderzoek in de breedste zin van het woord blijven inzetten in de lespraktijk in de toekomst, omdat ze onderzoeken leuk en nuttig vinden. Hierdoor veronderstellen ze dat hun PCK aan ontwikkeling onderhevig blijft en tevens hun onderzoekende houding:

R1 -AL R2 R3 R4-AL R5-AL R6-AL R7 R8 R9 R10 R11- AL R12- AL PCK1 CGN SGN SGN CGN SGN CGN SGN - SGN SGN CS CGN PCK2 CGN CS SGN CGN SGN CGN CS - CS CS SGN CGN PCK3 CS SGN CS CS CS CGN CS - SGN SGN CS SGN PCK4 CGN CS CS CS CS CGN SGN - SGN CS CS SGN OZH 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3 Module GE, PO GE PO GE OT PO GE PO PO GE PO OT PO GE PO GE OT PO PO PO

42

(61) Ja. Ik zou bijvoorbeeld als er een onderzoek op school zou zijn. Dan zou ik met veel plezier het literatuuronderzoek doen, want dat vind ik leuk. (R6-AL)

(62) ..het vervolgonderzoek dat ik in ieder geval erin houd is dat ik elk jaar met een groepje leerlingen dit soort interviews ga doen. Dat ik elk jaar learnerreports laat maken. (R5-AL) Deelnemers R12-AL en R1-AL hebben de lespraktijk al onderzocht na hun afstuderen:

(63) Ja, want dat [onderzoek] heeft mij dus de ogen geopend dat er dingen in je lespraktijk zich kunnen voordoen waar je vragen over hebt die je zou kunnen onderzoeken.[..]Mijn onderzoekerspet hangt aan de kapstok en die kan ik pakken. (R12-AL)

(64) Dus daarom heb ik een enquête gedaan van hoe zien de leerlingen dat voor zich? Plus ik heb er tussendoor wat vragen over mij bij gedaan, gewoon als docent. Dus ik ben inderdaad wat dat betreft, heb ik heel veel dingen…dat komt natuurlijk vanuit onderzoek wat ik nu gedaan heb, dat heb ik nu toegepast in mijn werk. (R11-AL)

Anderen gaan als sectie verder om het onderzoeksonderwerp uit te bouwen:

(65) [mijn onderzoek] gaan we voor het volgend schooljaar echt in het programma verwerken. Als sectie. [..]Dat gaan we helemaal uitbreiden en uitbouwen en niet alleen binnen de sectie, maar andere secties gaan meedoen.(R4-AL)

(66) Wat we vanaf volgend schooljaar ook gaan doen als sectie is dat we, maar dat doen we dan echt over de hele laag dus, is dat we elke Engelse les beginnen met 15 minuten vrij lezen. [..] Ja, dat het wel in gang gezet is door mijn onderzoek. (R6-AL)

(67) Ik ga met m’n sectiegenoten in overleg over de hoeveelheid stof die we nu aanbieden om daar inderdaad in te schrappen. (R1-AL)

De huidige DIO’s voorzien ook een continuïteit in hun ontwikkeling

(68)..er zijn verbindingen in de hersenen tot werken gebracht en er zijn nieuwe dingetjes ontstaan waarvan ik denk dat dat niet meer anders kan dan dat. Ik kan nu niet meer terug naar daarvoor.[..] Die [onderzoekende geest] is denk ik wel opgeroepen. Ik denk dat dat wel blijft voorlopig. (R10)

(69) Dus het is geactiveerd hier, ’t wordt hier [HvA/ED] geactiveerd. En dat vind ik mooi. En ik vind ’t mooi op de manier waarop het mij is aangereikt want anders had ik het echt nóóit gedaan [lacht]. Ik had echt vanuit mezelf nooit gedacht van; ‘oh kijk wat leuk! Bitchner heeft wat geschreven, ik ga het even lezen. [lacht] Was ik nooit op gekomen!’. Nu zou ik ’t

waarschijnlijk wel doen, omdat ik ’t nu zinvol vind en nu zou ik ’t waarschijnlijk snappen. (R9) Deelnemer R8 wil na afronding van de masteropleiding nog graag onderzoek doen als doel op zich:

(70) Dat zou ik nog graag willen doen.[…]de onderzoekslijn eigenlijk, ik vind dat het leukste van de hele opleiding. Want ik vind daarin dus de intellectuele uitdaging..[..]En dat doe ik eigenlijk meer voor mezelf dan voor iets anders. (R8)