• No results found

FASE II DE LITERATUUR EN THEORETISCHE INVALSHOEKEN:

HERSTEL EN HULPVERLENING: LUISTEREN NAAR EN SPREKEN MET DESKUNDIGEN

3.2. Herstel en de herstelprocedure

3.3.2 De begeleiding naar de gezinnen toe;

of de depressie. Maar deze relatie kan niet verder gaan dan de professionele grens. Hoe kan je als begeleider in degelijke situatie de jongere helpen zonder al te zeer betrokken te worden? Bij het stopzetten van de begeleiding treurt de jongere over het verlies van opnieuw een

vertrouwenspersoon of een hechtingsband. Het is nodig om de grenzen van de werkrelatie te bewaken en het verloop en einde van de begeleiding duidelijk en zorgvuldig aan de jongere uit te leggen. Erbij zijn voor de jongere en de jongere versterken en emanciperen tot

zelfstandigheid kan hier helpen.

De hulpverlener als vertrouwenspersoon voor de jongere heeft meestal een negatieve invloed op de werkrelatie met de ouders die de hulpverlener als concurrent zien.

3.3.2 De begeleiding naar de gezinnen toe;

hulpverlening binnen een multiculturele context

3.3.2.1 Omgaan met interculturele verschillen

Wetenschappers (Eppink, 1981; Hofstede, 1998; Meurs & Gailly, 1998) duiden op dezelfde verschillen tussen de Westerse en de Afrikaanse culturen. Het gaat meer over de

individualistische versus collectivistische culturen, de ‘ik’ en de ‘wij’, de individugerichte tegenover van de groepsgerichte culturen.

In deze grote familiale context, bieden de ouders en volwassenen bescherming en hulp terwijl de kinderen respect en gehoorzaamheid moeten tonen. (Hofstede, 1998). Kinderen leren vanaf een prille leeftijd om over het ‘ik’, zichzelf te denken. (Meurs & Gailly, 1998). De nadruk ligt op het individu en zijn ontplooiing. (Hofstede, 1998)

Omgaan met deze culturele verschillen is een specifieke vaardigheid die volgens Greet

Lenaerts niet iedere hulpverlener bezit omdat dit onvoldoende aan bod komt in de opleidingen.

Hierdoor loopt de jonge hulpvrager de kans niet altijd op de meest aangepaste wijze geholpen te worden. Het realiseren van toegankelijke hulpverlening is niet altijd evident voor migranten en voor jongeren die extra kwetsbaar zijn en niet bereikt worden door het

jeugdhulpverleningsaanbod.

Culturele verschillen zorgen voor frustratie bij de ouders, de hulpverleners en de jongeren. Ann Huybrechs beschrijft de frustraties bij de ouders, de kinderen en de mechanismen die binnen de interculturele verschillen meespelen.

‘De ouders begrijpen hun eigen kinderen niet. Het is een andere cultuur en de kinderen leven echt in twee werelden. De ouders voelen zich gefrustreerd omdat de kinderen geen respect meer voor hen

ouders zelf nieuw zijn in België, begrijpen ze soms niet helemaal de persoonsgerichte cultuur waardoor ze bang zijn voor de invloed ervan op hun kinderen. Zodat ze hun kinderen krampachtig volgen, vaak via gsm omdat ze hier geen familiaal netwerk hebben. In de Afrikaanse cultuur voeden tantes, ooms, grootouders en buren mee de kinderen op. De ouders voelen zich wat sterker staan omdat ze weten dat die de kinderen in de gaten houden en eventueel aanspreken. In België is dat niet zo, de gezinnen zijn meer op zichzelf. Door een gebrek aan netwerk worden de ouders hier onzeker en strenger dan ze waren in hun eigen land. Ze worden heel streng, bang en

wantrouwig. De kinderen hebben dan de neiging om zich af te sloten van de ouders en zeggen ‘je controleert me altijd’, ‘bemoei je niet met mij want dat is mijn privacy’, zoals Belgische kinderen zeggen. De ouders worden daardoor nog onzekerder en gaan gsm's afpakken en/of controleren of om de 5 minuten bellen. Eigenlijk willen ze met het controleren van de gsm de ooms en tantes vervangen. Ze willen het gevoel geven aan hun kinderen dat ook in België overal ogen zijn die toekijken waardoor ze op de hoogte zijn van hun gedrag. De gsm’s vervangen de ooms en tantes die hier niet zijn.’

De wijziging van context van de ene naar de andere samenleving, en de contextueel en cultureel gebonden verschillen die te maken hebben met de groepscultuur en de

individualistische maatschappij zorgen voor problemen thuis en voor frustraties bij de ouders, de jongeren en de hulpverleners.

Opvoeding in de individualistische of persoonsgerichte maatschappij is gericht op ‘De jongeren zelfstandig maken door te leren, hun mening te zeggen, sterk te zijn, een sterk karakter te vormen.

De herenigde jongeren gaan naar school en leren ook die vaardigheden. De ouders komen uit een context waarin samen geleefd wordt, waarin het belangrijkste de familie is en het individu een beetje op de achtergrond wordt geplaatst. Doordat de ouders in een groep culturele context zijn opgegroeid en hier zien hoe iedereen individualistisch leeft en kijkt, botst dat natuurlijk want de ouders verwachten dat het hier gaat zoals zij gewend zijn’ (Greet Lenaerts).

Hier moet je je kind versterken zodat het op eigen benen kan staan en zichzelf kan begrenzen en controleren. Je moet je kinderen goed kennen en er een goed contact mee hebben want hier kijken de volwassenen niet mee. De kinderen weten dat uiteraard en luisteren niet naar

anderen die hen aanspreken.

3.3.2.2 Matrilineaire of patrilineaire afstamming

De rol van de matrilineaire of the patrilineaire afstamming, de polygamie en de grote familie zijn in verband met opvoeding in de Afrikaanse cultuur niet te onderschatten. Ondanks recente veranderingen is de invloed ervan nog steeds aanwezig. De meeste collectivistische culturen hebben patrilineaire tendensen (Eldering, 2006) maar bijvoorbeeld de Ashanti uit Ghana

hebben een matrilineair afstammingsprincipe. Hulpverleners weten dat meestal niet en gaan aan de slag met de vader terwijl dat niet in de cultuur zit.

‘Er zijn wel dezelfde respect regels. Dus er is een hiërarchie, maar de autoriteitsfiguur blijft de vader. Als vader niet thuis is het de grote broer en niet, of minder de moeder. Ze is bemiddelaar tussen vader en de kinderen. De vader moet een beetje afstand houden zodat dat de kinderen een beetje schrik van hem hebben en dat is hetzelfde in de Afrikaanse cultuur. De moeder zegt ‘wacht tot dat papa thuiskomt’. Vader neemt afstand en zegt tegen zijn vrouw 'zegt aan jouw zoon dat ik niet meer wil dat hij zich zo gedraagt’. Hij zegt het via de moeder. Als een jongen een vriendin heeft zegt hij aan moeder ‘bespreek eens met papa dat ik met dat meisje wil trouwen’ Dus moeder is bemiddelaar: ‘je moet je vader respecteren.’ De moeder vraagt ook de hulp van vader als er iets fout loopt.’

Binnen de matriarchaal familiale cultuur gaat de moeder hulp aan haar broer vragen en niet aan de vader. De moeder zal eerst advies vragen aan haar zussen en broers en dan pas aan haar man.

In een patriarchale familie is wordt advies gevraagd aan de broers en zussen van de vader.’

In patriarchale culturen horen de kinderen bij de familie van de vader. (Eldering, 2006). Na het huwelijk gaat de vrouw bij de familie van de man inwonen, bij echtscheiding of afwezigheid van de moeder blijven de kinderen bij de vader of familie van de vader. Bij conflicten of problemen zal moeder de familie van de vader in Afrika bellen. In sommige gevallen gaan de kinderen bij de rijkere familie wonen, ook als is het een matriarchaal of patriarchaal systeem. De

begeleiding moet weten welke familie in Afrika gecontacteerd wordt voor informatie of bemiddeling. Zo ook bij welke kant van de familie het kind na terugkeer in Afrika terecht zal komen.

3.3.2.3 Communicatiestijl, vertrouwen in hulpverlening en de angst van de ouders:

hulpverleners kiezen vaak de kant van de kinderen.

Communicatie in de Westerse individualistische cultuur is meer expliciet. (Eppink, 1981). In de westerse cultuur zeggen opvoeders, ouders, leerkrachten meer inspraak. Ze zeggen niet ‘doe de deur dicht’, maar ‘wil je alstublieft de deur dicht doen?’. ‘In een Afrikaanse gemeenschap en andere groepsculturen gaat men ervan uit dat het fout loopt als een kind niet gecontroleerd wordt van buitenaf.’ (Ann Huybrechs).

De ouders begeleiden, geven advies en spreken de jongeren aan, de kinderen luisteren.

(Hofstede, 1998). Er is geen plaats voor inspraak noch voor tegenspraak, dat wordt vertaald als een tekort aan respect. De kinderen moeten akkoord gaan bij alles wat de ouders zeggen.

Als de ouders en de jongere zonder voorbereiding over die communicatie-verschillen rond de tafel zitten, dan wordt dit vertaald als een tekort aan respect. De jongere wordt zo in een

met het kind als gesprekspartner. Anderen vrezen daardoor het kind te versterken zodat hun ouderlijke gezag ondermijnt wordt.

In de ogen van de ouders leert de hulpverlening hun kinderen de slechte westerse gewoonte aan om tegen hun ouders in te gaan. Hulpverleners worden niet gezien als partners in de opvoeding maar als een verlengstuk van de kinderen. Het zijn onbekenden die de ouders dwingen om hun kinderen op een westerse manier op te voeden. Dat brengt veel weerstand mee.