• No results found

Aristocratie (elites) Hoe is de bron te definiëren?

schappelijk Politiek

4.4 Institutionele gezagsbronnen

4.4.3 Aristocratie (elites) Hoe is de bron te definiëren?

Aristocratie is de legitimiteit die ontstaat door machtsuitoefening door de besten (aristoi is een Griekse term voor besten). Niet iedereen kan behoren tot de besten, dus dat betekent dat er hiërarchie ontstaat en macht in handen komt van een kleine elite die de rest regeert. Aristocratische vormen van bestuur komen voor in samenlevingen waar de macht vooral bij de cultureel-historische, sociaaleconomische en politiek-bestuurlijke elite ligt, zoals de standen-, klassen-of kastenmaatschappij. Afstand klassen-of tweedeling tussen elite en volk kan ontstaan op basis van afkomst, inkomen, loopbaan en/of opleidingsniveau. Waar bij technocratie de overtuigingskracht van de deskundigheid en kennis zelf centraal staat, gaat het bij aristocratie meer om de politieke macht van een select gezelschap van invloedrijke personen.

145 Zie ook de discussie over het Europees burgerlijk wetboek in NRC Handelsblad en NJB o.a. Hesselink, M.W. (2007) ‘Een Europees Burgerlijk Wetboek is juist goed idee’, NRC

Handelsblad 10 oktober 2007. Ouwerkerk, W.J. (2007) ‘Openheid over Europees

Burgerlijk Wetboek’, NRC Handelsblad 17 oktober 2007. Jensma, F. (2007) ‘Geen mop, ook geen studieproject. Ophef over mogelijk sluipende invoering van Europees Burgerlijk Wetboek’, NRC Handelsblad 18 oktober 2007.

Aristocratie raakt aan termen zoals oligarchie (de heerschappij van weinigen) en plutocratie (de heerschappij van rijken). Veel van die termen zijn verworden tot pejoratief, omdat ze negatieve beelden op roepen. De termen roepen associaties op met uitsluiting (de elite als een gesloten bolwerk) en determinisme (een dubbeltje wordt nooit een kwartje). Je behoort ertoe of niet. Zo vormden aristocraten of koning-filosofen in de ideale staat van Plato een afgezonderde klasse die de maatschappij van bovenaf diende te besturen. Een eugenetisch programma en speciale opvoeding diende te zorgen voor capabele opvolgers. Bij aristocratie is het niet altijd even duidelijk welk criterium maakt dat iemand tot ‘beste’ bestempeld wordt. Het kan gaan om sociaal-culturele afkomst, sociaaleconomische klasse of opleidingsniveau.

Elke tijd en cultuur heeft zijn eigen kenmerkende, aristocratische verschijnings-vormen. Zo werd de stad Amsterdam tussen 1400 en 1800 geregeerd door één maagschap, een conglomeraat van afstammelingen van de eerste Amsterdamse burgemeester Claes Heijn Claesznszn. In een maagschap ging het niet om selectie op basis van afstamming, zoals bij de Habsburgers of de Oranjes, maar om rekrutering van leiderschap gericht op kwaliteit, waarbij strategisch werd getrouwd en niet-capabele leden werden overgeslagen voor belangrijke posities.146 Deze bestuursvorm leverde de kwaliteit en stabiliteit die nodig werd geacht om Amsterdam te laten functioneren als economische en politieke grootmacht.

Een hedendaagse vorm van aristocratie is de meritocratie ofwel de heerschappij van verdiensten waarbij de macht ligt bij de meest verdienstelijken (‘merites’ = verdiensten). Moderne politiek-bestuurlijke elites zijn overwegend hoog-opgeleid, blank en veelal Randstedelijk. In het openbaar bestuur worden publieke functies die niet democratisch verworven zijn over het algemeen vergeven op basis van persoonlijke kwaliteiten en verdiensten. Ook bij veel politieke benoemingen en bij functieverdeling binnen de partijdemocratie speelt verdienste naast de politieke kleur een grote rol. Voorbeelden zijn niet-gekozen burgemeesters, ministers, leden van de Europese Commissie of internationale functionarissen.

Wanneer aristocratie tot stand komt met behulp van meritocratische selectiecriteria gaat het om gehaalde diploma’s, opleidingen, kennis, werkervaringen, persoonlijke eigenschappen, sociale vaardigheden, etc. Selectie volgens meritocratische principes vindt plaats op basis van geleverde prestaties die iemands persoonlijke verdienste zijn. De kwalificatie van ‘beste’ is vaak een

146 Panhuysen, L. (2009) ‘Alle macht in de maagschap’ NRC Handelsblad 24 januari 2009, p. 4-5.

voorwaarde om tot verdiensten te komen, maar vormt geen garantie voor verdiensten. Kwaliteiten kunnen immers beperkt blijven tot potenties, zoals een hoog IQ of sterke sociale vaardigheden, die niet noodzakelijk hoeven te leiden tot voor het publieke domein relevante verdiensten. Bij meritocratische selectiecriteria gaat het om verdiensten van het individu en dus niet om die van de klasse, familie of (inkomens)groep waar een individu toe behoort.

Hoe leidt de bron tot legitimiteit?

Hoewel vrijwel niemand snel geneigd is om publiekelijk te pleiten voor politiek-bestuurlijke elitevorming (aristocratie) is het wel een blijvende dominante bron die grotendeels achter de schermen het openbaar bestuur draaiende houdt. Aristocratie kan tot legitimiteit leiden zolang het bijdraagt aan de kwaliteit en bestendigheid van de publieke besluitvorming en taakuitoefening. Kwaliteit, continuïteit, ervaring en deskundigheid kunnen gezag versterken. Het besturen van een politieke gemeenschap en het stellen van normen in het algemeen belang stelt hoge eisen aan publieke functionarissen. Net zoals mensen zich het liefst laten behandelen door de beste artsen en laten onderwijzen door de meest getalenteerde docenten, zo willen zij ook geregeerd worden door de meest capabele publieke functionarissen. Naast bekwaamheid gaat het daarbij om verantwoordelijkheidsbesef (noblesse oblige).147

Aristocratie staat vaak op gespannen voet met democratie, maar kan ook dienen als smeerolie van democratie. Wanneer een onderwerp (nog) te complex, gevoelig of controversieel is voor directe politieke besluitvorming kiezen bestuurder er vaak voor om problemen te laten onderzoeken of oplossingen ‘voor te laten koken’ door ambtenaren, adviseurs, een select gezelschap ‘wijze mannen en vrouwen’ of een commissie van deskundigen. Vaak volgt in een later stadium alsnog een publiek debat en democratische besluitvorming. Een voorbeeld is de instelling van de commissie arbeidsparticipatie onder leiding van een topman uit het bedrijfsleven, nadat partijen het niet eens konden worden over de invoering van het ontslagrecht. Typisch Haagse mores: een commissie zou goed zijn voor zes maanden tijdwinst en een stuurgroep voor twee jaar.148

Wanneer verliest de bron aan legitimiteit?

Aristocratische legitimiteit raakt uitgewerkt als elites niet die prestaties en kwaliteit leveren die men van hen verwacht. Elites kunnen hun kwaliteiten ook aanwenden voor andere belangen dan publieke belangen. Het vermeende

147 Frissen, P.H.A. (2009) Gevaar verplicht. Over de noodzaak van aristocratische politiek, Amsterdam: Van Gennep.

148 Nieuwboer, D.J. (2007) ‘Ontslagrecht Nieuwste commissie is klassiek voorbeeld van ijskastpolitiek. De hoer van Den Haag is terug’ De Pers 21 november 2007.

verantwoordelijkheidsbesef (noblesse oblige) kan een lege huls blijken in geval van mismanagement, zelfverrijking, fraude, corruptie of andere vormen van witteboordencriminaliteit. Elites krijgen snel het verwijt paternalistisch, wereldvreemd of technocratisch te zijn. Aristocratische instituties en systemen liggen nog al eens onder vuur omdat ze weinig dynamisch, divers, pluriform en transparant zijn en te veel gericht op interne zaken, procedures en het behoud van het bestaande.

Aristocratische vormen van politiek en bestuur dragen ook bij aan tweedeling tussen elite en volk, rijk en arm, hoog- en laagopgeleid, winnaars en verliezers, etc. In 1958 kwam de Britse socioloog en Labour-politicus Michael Young met de term meritocratie in zijn satire ‘The rise of the meritocracy’ waarin hij de ongewenste ontwikkeling beschreef dat de opkomst van de meritocratie tot maatschappelijke ongelijkheid zou leiden. Het gaat daarbij niet alleen om materiële ongelijkheid, maar ook om immateriële ongelijkheid, zoals het verschil in maatschappelijke status, respect en eigenwaarde.149 Er zijn dus de nodige kanttekeningen te plaatsen bij meritocratie. In het boek ‘Diplomacratie’ laten Bovens en Wille zien hoe dominant het selectiecriterium van diploma’s is in het hedendaagse bestuur.150 Niet alleen de ambtenarij, maar ook het politieke bedrijf is afgelopen decennia vrijwel volledig geacademiseerd, waardoor belangen van laagopgeleiden minder doorklinken in het politieke debat.

Deskundigen kunnen zich te zeer opsluiten in de ivoren toren van de wetenschap, ambtenarij of de juridische professie. Indien het in een meritocratie echt om individuele verdiensten zou gaan, dan zou iedereen met verdiensten mee moeten kunnen dingen om invloedrijke posities en zou het uitblijven van nieuwe verdiensten ook tot declassificatie moeten leiden. In de praktijk zijn de meeste meritocratieën niet zulke individuele, competitieve en doorlatende systemen. Aangezien er aan elke selectie impliciete voorselecties voorafgaan, er zelden volledig objectieve standaarden bestaan voor verdiensten, er ook andere belangen en waarden dan kwaliteit meewegen (mensen selecteren vaak mensen die op hen lijken en bij hen passen). Het declasseren van publieke functionarissen die niet goed presteren ligt erg gevoelig en is juridisch gecompliceerd. Alleen wanneer een werkgever wanprestaties hard kan maken, is overplaatsing of ontslag van een werknemer mogelijk.

149 Tonkens, E. (2011) De noodzaak van een democratisch debat over verdienste in een meritocratie, Beleid en Maatschappij 38, 1, p. 106-111.

150 Bovens, M.A.P. (2006) ‘De diplomademocratie. Over de spanning tussen meritocratie en democratie’, Tijdschrift voor beleid, politiek en maatschappij 33, 4: 205-218.

Aristocratie is alom aanwezig als bron van macht, maar impopulair als bron van legitimiteit. Het principe van het politieke primaat van de democratische wetgever verhoudt zich niet goed tot de praktijk van invloedrijke elites die verregaande besluiten nemen. Een deel van de aristocratische bestuursvormen is in de loop van de negentiende en twintigste eeuw vervangen door meer democratische vormen met representatieve vertegenwoordiging. Daarmee zijn aristocratische bestuursvormen niet verdwenen, maar wel meer verweven geraakt met democratische bestuursvormen. Politici en bestuurders doen niet graag expliciet en publiekelijk een beroep op aristocratische legitimiteit. In de strijd om de kiezersgunst proberen zij de kloof tussen elite en volk te slechten of te overbruggen en niet te cultiveren. Politici doen hun stropdas af, trekken de wijken in en drinken een kopje koffie of een biertje met buurtbewoners. Populistische bewegingen ontlenen zelfs een deel van hun bestaansrecht aan het zich afzetten tegen alles wat zweemt naar elites. Eenmaal verkozen zetten politici en bestuurders aristocratische bestuursvormen volop in om maatschappelijke problemen op te lossen en collectieve doelen te realiseren (doellegitimiteit of output-legitimiteit).

Naarmate het lastiger is om democratisch bestuur effectief te organiseren, zoals op supranationaal niveau of in fragiele staten, is de invloed van aristocratische organisaties groter. Zo vormt het uitdijend web van functionalistische organisaties het hart van het bestuurlijk systeem in de Europese Unie. De eerste ambtelijke bestuurders van de EGKS, in het bijzonder Jean Monnet, waren ervan overtuigd dat een op functionele taken en organisaties gebaseerde Europese integratie het meest zou bijdragen aan welzijn en welvaart. Hoewel de EU een politieker project geworden is, vindt ook nu nog een belangrijk deel van de besluitvorming plaats in de ambtelijke voorbereidingsfase en in commissies van deskundigen (comitologie).

4.4.4 Mediacratie (media)