• No results found

Aard van de wederpartij

In document Geschilbeslechtingsdelta 2003 (pagina 152-156)

6.3 Kosten-batenafweging

6.3.3 Aard van de wederpartij

Bij onze schets van het theoretisch kader in hoofdstuk 2 hebben we aangege-ven dat ook de aard van de tegenpartij een determinant kan zijn van de verwachte baten en kosten van de oplossingsstrategie. Geïnspireerd door Galanter (1974) vermoeden we dat het verschil uitmaakt of de tegenpartij een (andere) burger is, die in de regel een one-shotter zal zijn, dan wel een overheidsinstelling of bedrijf, die veelal als repeat-player te karakteriseren zal zijn. Waarschijnlijk heeft de repeat-player meer hulpbronnen tot zijn beschik-king, kan hij profiteren van schaalvoordelen en heeft hij minder last van risicoaversie. Dat kan de kosten-batenafweging voor een burger die een geschil met een dergelijke repeat-player wil aanpakken, negatief beïnvloeden. Daar staat tegenover dat de repeat-player minder kansrijke zaken, vanwege mogelijke precedentwerking, niet zo snel zal doorzetten tot voor de rechter. In tabel 6.10 hebben we op basis van de beschikbare gegevens over de tegenpartij in het geschil een indeling gemaakt naar: overheid of overheids-instelling, bedrijf of andere particuliere organisatie, burger en een restcate-gorie onbekend.62Vervolgens hebben we deze indeling in verband gebracht Tabel 6.9: Actie en afloop, naar aanwezigheid rechtsbijstandverzekering

Gezins- Alleen Geen Weet niet

dekking verkeers-ongelukken N=717 N=395 N=563 N=29 in % Aantal Totaal 42,1 23,2 33,0 1,7 1.704 Actie Passieven 33,1- 28,2 37,4 1,2 163 Doe-het-zelvers 39,4- 24,5 34,2 1,9 789 Rechtshulpgebruikers 46,8+ 20,7- 30,9 1,6 752 Afloop Laten 33,1- 28,2 37,4 1,2 163 Overeenstemming 42,7 24,6 31,6 1,1 817

Beslissing als eindpunt 56,8+ 20,7 21,6- 0,9 111

Slikken 40,9 20,4 35,9 2,8+ 613

+/- Het percentage is significant hoger/lager dan het gemiddelde van de kolom. Chi-kwadraat toets op 0,05 niveau.

62 In de enquête is wel gevraagd naar de tegenpartij (bijvoorbeeld de werkgever, de verhuurder, de buren, het

ziekenhuis, een winkel, een familielid), maar niet naar diens juridische status. Dat neemt niet weg dat we een toerekening kunnen maken.

Tabel 6.10: Actie en afloop, naar aard wederpartij

Overheid Bedrijf/ Burger Onbekend

organisatie N=250 N=898 N=311 N=245 in % Aantal Totaal 14,7 52,7 18,3 14,4 1.704 Actie Passieven 15,3 51,5 18,4 14,7 163 Doe-het-zelvers 12,5 61,0+ 13,3- 13,2 789 Rechtshulpgebruikers 16,8+ 44,3- 23,4+ 15,6 752 Afloop Laten 15,3 51,5 18,4 14,7 163 Overeenstemming 13,7 59,7+ 14,8- 11,8- 817

Beslissing als eindpunt 36,0+ 26,1- 23,4 14,4 111

Slikken 11,9- 48,5- 21,9+ 17,8+ 613

+/- Het percentage is significant hoger/lager dan het gemiddelde van de kolom. Chi-kwadraat toets op 0,05 niveau.

met het reactiepatroon tijdens en de afloop van het geschilbeslechtings-traject.

Dat geschillen met de overheid relatief weinig aanleiding geven tot slikken en relatief vaak uitmonden in een officiële procedure, is niet zo verrassend gegeven wat we eerder ten aanzien van bestuursrechtelijke problemen hebben vastgesteld. De overheid is weliswaar een geduchte tegenstander, maar daar staat tegenover dat de drempel naar de bestuursrechter relatief laag is en alternatieven lang niet altijd aanwezig zijn.

De andere resultaten in tabel 6.10 zijn minstens zo interessant. Is de weder-partij een bedrijf of particuliere organisatie, dan slagen burgers er relatief vaak in het probleem zelf op te lossen, zonder inschakeling van een deskundige en zonder een beroep te doen op een officiële procedure. Is de wederpartij daarentegen een andere burger, dan wordt juist wel relatief vaak rechtshulp ingeschakeld. Dit verschil in de keuze van het oplossingstraject kan het gevolg zijn van een rationele kosten-batenafweging. Gegeven de omvangrijker hulpbronnen waarover een bedrijf of organisatie veelal zal beschikken, is het niet onlogisch om een geschil met zo’n tegenpartij niet hoger op te spelen dan strikt nodig.

Tegelijk dient aangetekend te worden dat problemen met een bedrijf of organisatie als tegenpartij minder aanleiding blijken te geven tot slikken dan problemen met (andere) burgers. Dat suggereert dat er (ook) andere factoren in het geding zijn. Wellicht gaan bedrijven en organisaties vanwege reputatie-effecten wat zakelijker om met klachten. Wellicht vinden de verschillen hun basis in de aard of de ernst van de problemen die in het geding zijn.

6.3.4 Multivariate analyse

In de eerdere paragrafen van dit hoofdstuk hebben we gezien dat, voorzover deze gegevens beschikbaar zijn, de direct op geld herleidbare baten en kosten en de geschatte tijdsduur nodig voor het bereiken van een oplossing een significante samenhang vertonen met de keuze van het geschiloplos-singstraject. Vervolgens hebben we in deze paragraaf vastgesteld dat dat ook geldt voor het bezit van een gezinspolis van een rechtsbijstandverzekering en de aard van de wederpartij, variabelen die weliswaar een meer indirecte relatie hebben tot het kosten-batenplaatje, maar waarvan wel voor alle respondenten gegevens beschikbaar zijn.

We kunnen daaraan toevoegen dat we in de hoofdstukken 4 en 5 in kaart hebben gebracht hoe aan- en afloop van het geschiloplossingstraject samen-hangen met verschillende kenmerken van de personen met een probleem. Meer in het bijzonder kwam daarbij de rol van opleiding en inkomen, als indicatoren van de sociaal-psychologische en economische hulpbronnen van de betrokkene, naar voren. Voorts bleek in de hoofdstukken 4 en 5 de keuze van de oplossingsstrategie ook verband te houden met het type probleem dat in het geding was.

Dat roept de vraag op naar de onderlinge samenhang. In hoeverre blijven de gevonden verbanden overeind als wordt gecontroleerd voor (variaties in) de overige factoren? Om een totaalindruk te krijgen, hebben we een multiva-riate analyse uitgevoerd met behulp van logistische regressie, waarin alle genoemde elementen zijn meegenomen.63

Bij de keuze tussen een passieve en een actieve opstelling vinden we een signi-ficante rol voor inkomen, opleiding en het al dan niet bezitten van een gezins-polis van een rechtsbijstandverzekering. De kans op passiviteit is het laagst bij een (zeer) hoog inkomen, bij een hoge opleiding en wanneer men kan terug-vallen op een gezinsdekking van een rechtsbijstandverzekering. Daarbij kan nog worden aangetekend dat de relatie met inkomen niet rechtlijnig is; de kans op passiviteit is het grootst bij een inkomen tussen € 45.000 en € 56.000. De gevonden verbanden sluiten aan op de resultaten van de eerdere univariate analyses. De verklaarde variantie is met 4,7% echter zeer matig.

Bij de keuze tussen doe-het-zelven en rechtshulpgebruik scoort de logisti-sche regressie met 19,3% verklaarde variantie aanzienlijk beter. Naast probleemtype, inkomen en opleiding vinden we als significante factoren de aard van de tegenpartij en de verwachte tijdsduur voor het oplossen van het probleem, conform de eerder gevonden univariate lijnen.

Daaraan kan worden toegevoegd dat wanneer direct het verwachte finan-ciële belang in de regressie wordt meegenomen, deze variabele een substantiële bijdrage blijkt te leveren, naast het probleemtype en de

verwachte oplossingsduur. De verklaarde variantie loopt op naar 26,0%. Opmerkelijk is dat opleiding, inkomen en aard van de wederpartij, varia-belen die als indicator voor de hulpbronnen van de rechtzoekende en de tegenpartij indirect iets proberen te zeggen over de kosten-batenafweging, hun significantie verliezen. Het feit dat de directe maatstaf van het kosten-batensaldo beter scoort dan de indirecte indicatoren, vormt op zich natuur-lijk een ondersteuning van het rationele-keuzemodel. Niet vergeten moet echter worden dat de desbetreffende variabele slechts voor een deel van de respondenten beschikbaar is, zodat de basis voor de regressie een stuk smaller is.

Ten slotte hebben we ook nog gekeken naar het patroon in de afloop: slikken of doorzetten, overeenstemming of een beslissing in een officiële procedure. Ook hier komt uit de regressies naar voren dat een combinatie van factoren in het geding is. Het probleemtype (met name het onderscheid civiel- versus bestuursrechtelijke problemen), diverse sociale achtergrond-kenmerken (inkomen, maar ook geslacht en leeftijd), de aard van de weder-partij, het bezit van een gezinspolis en de verwachte oplossingsduur van het probleem spelen alle een rol.64

Al met al kunnen we constateren dat het rationele-keuzemodel een bruik-baar uitgangspunt vormt voor analyse van het keuzegedrag in geschiloplos-singstrajecten. Voor de verklaring van de feitelijke gedragspatronen moeten we een beroep doen op een combinatie van alle in hoofdstuk 2 besproken factoren. De verklaring is echter nog verre van volledig en verdient nader onderzoek.

6.4 Resultaten

Verschillende onderdelen van de probleemoplossingsenquête reiken infor-matie aan over de resultaten van het geschiloplossingstraject. In figuur 5.1 en tabel 5.10 hebben we al gezien in welke mate er overeenstemming wordt bereikt met de andere partij dan wel een beslissing van een derde in een officiële procedure het eindpunt vormt. We kijken nu wat gedetailleerder naar de betekenis en de inhoud van de overeenstemming dan wel de beslis-sing. Dat doen we vanuit verschillende perspectieven.

Achtereenvolgens komen de volgende punten aan de orde: – Hebben de respondenten hun doelen bereikt?

– Wat is de inhoud van de overeenstemming of beslissing?

64 De interpretatie van de gevonden relaties roept echter wel wat vragen op. Zo kan worden getwijfeld aan de

richting van de causaliteit bij de verwachte oplossingsduur. Verder geven de relaties niet eenduidig een verklaring van het gedrag van de respondenten. Immers, de afloop van de geschillen wordt mede bepaald door de opstelling van en interactie met de tegenpartij. En die blijven in ons datamateriaal grotendeels buiten beeld.

– In geval van een officiële procedure, heeft de respondent gewonnen of verloren?

– Vindt de respondent het resultaat billijk? – Is het conflict ten einde?

– Heeft de respondent nog ergens spijt van?

In document Geschilbeslechtingsdelta 2003 (pagina 152-156)