• No results found

Aanloop en afloop met elkaar in verband gebracht

In document Geschilbeslechtingsdelta 2003 (pagina 127-132)

In de vorige twee paragrafen hebben we ons gericht op de specifieke elementen van respectievelijk mediation en officiële procedures. In deze paragraaf keren we terug naar het schematische overzicht van figuur 5.1 en bekijken we de algehele samenhang en verhoudingen tussen de geschil-oplossingstrajecten, voor zover deze als afgesloten kunnen worden beschouwd. Wat betreft de afloop maken we daarbij onderscheid tussen: – overeenstemming, geheel of gedeeltelijk

– beslissing door een derde als eindpunt, of

– het ontbreken van resultaat, hetzij als gevolg van passiviteit (laten), hetzij als gevolg van actie zonder resultaat (slikken).

In 47,9% van de gevallen bereiken betrokken partijen geheel of gedeeltelijk overeenstemming (zie tabel 5.6). Dat zou op zich wat betreft de werking van de geschilbeslechtingsdelta een bevredigende score kunnen opleveren, wanneer deze wordt aangevuld met een behoorlijk aantal beslissingen in officiële procedures. Een beslissing door een derde blijkt echter in niet meer dan 6,5% van de zaken het eindpunt te vormen. We moeten dan ook vaststel-len dat in bijna de helft van de problemen, om precies te zijn 45,5%, door de betrokkenen in het geschiloplossingstraject geen resultaat wordt geboekt. Verder splitst tabel 5.6 de aard van de uitkomsten uit naar de aard van de al dan niet ondernomen actie(s): passieven, doe-het-zelvers en rechtshulpge-bruikers. Zowel doe-het-zelvers als rechtshulpgebruikers weten bij 6 van de 10 problemen resultaat te boeken. Echter, de wijze waarop verschilt

aanzienlijk. Rechtshulpgebruikers laten het duidelijk vaker op een beslissing door een derde aankomen en bereiken minder vaak overeenstemming met de wederpartij.50

50 Rechtshulpgebruikers die contact hebben opgenomen met een advocaat, zien hun probleem vaker

beëindigd met een beslissing in een procedure, dan rechtshulpgebruikers die geen advocaat hebben geraadpleegd (27,6 om 9,7%). Anders dan wellicht verwacht, is er nauwelijks verschil in de mate waarin overeenstemming wordt bereikt (44,0 om 46,4%). Maar er is wel een substantieel verschil in de mate van slikken (28,4 om 43,9%).

De laatste bevinding roept de vraag op over oorzaak en gevolg. Is het op aandringen van hun deskundige adviseurs dat burgers aan een officiële juridische procedure beginnen, waar ze uit zichzelf nooit aan zouden hebben gedacht? Of begrepen de betrokkenen al direct dat voor de oplos-sing van hun probleem zwaardere middelen nodig waren en hebben ze toen passende bijstand gezocht? We kunnen deze vraag als zodanig met het voorliggende materiaal niet beantwoorden. Wel kunnen we nagaan of en in hoeverre de afloop van de problemen samenhangt met het probleemtype. In tabel 5.7 zien we inderdaad een significante samenhang met het probleemtype. Bij problemen met de aanschaf van goederen en diensten wordt er relatief vaak overeenstemming bereikt met de wederpartij. Problemen met het bezit en het verhuren van onroerend goed en in de familiesfeer worden daarentegen, verhoudingsgewijs, vaak via een officiële procedure beslecht.

Dan is er een aantal probleemcategorieën waar een beslechting van het gerezen geschil relatief vaak achterwege blijft. Dat geldt voor problemen op het werk, maar ook, zonder dat de significantiegrens wordt bereikt, voor huurproblemen en voor problemen met gezondheid vanwege werk of ongeval, en in wat mindere mate voor de problemen in de groep ‘overig’, met kinderen onder de achttien, en in de familiesfeer. Binnen deze groep zijn er overigens weer wel verschillen. Bij een aantal probleemcategorieën – ‘werk’, ‘overig’ en ‘familie’ – wordt het mindere resultaat vooral veroorzaakt door een opvallend hoge mate van passiviteit. Bij andere probleemcatego-rieën – ‘kinderen onder achttien’, ‘huren’ en ‘gezondheid’ – ligt het mindere resultaat niet zozeer aan het nalaten van enigerlei vorm van actie, als wel aan het niet doorzetten ervan.51

51 Binnen de groep familieproblemen kunnen we de scheidingsgerelateerde zaken nog onderscheiden van de

overige. Belangrijkste verschillen zijn:

– bij de overige familiezaken wordt veel vaker geen resultaat bereikt dan bij scheidingsproblemen (54,3 om 38,2%), zowel vanwege wat meer ‘laten’ (14,3 om 10,9%) als vanwege meer ‘slikken’ (40,0 om 27,3%); – scheidingsgerelateerde zaken eindigen veel vaker in een beslissing in een officiële procedure dan de

overige familiezaken (18,2 om 7,1%).

Tabel 5.6: Afloop van het probleem, naar ondernomen actie

Overeen- Beslissing Geen resultaat Totaal

stemming als eindpunt laten slikken totaal

% aantal

Totaal 47,9 6,5 9,6 36,0 45,5 1.704

Passieven 0,0 0,0 100,0 0,0 100,0 163

Doe-het-zelvers 59,7+ 2,2- 0,0 38,1 38,1 789

Rechtshulpgebruikers 46,0- 12,5+ 0,0 41,5 41,5 752

+/- Het patroon van de passieven is in alle opzichten significant afwijkend van dat van de twee andere groepen. Met +/- wordt aangegeven dat het percentage op 0,05 niveau significant hoger/lager is dan het algemeen gemiddelde van de groep doe-het-zelvers en rechtshulpgebruikers samen.

Zetten we civiel- en bestuursrechtelijke problemen tegen elkaar af, dan blijkt er op één punt een belangrijk en significant verschil te bestaan. Burgers ondernemen grosso modo even vaak actie, maar zijn bij bestuurs-rechtelijke problemen minder geneigd om het er op enig moment bij te laten zitten; ze sturen dan duidelijk vaker aan op een beslissing in een officiële procedure.

Tabel 5.8 laat zien dat er ook een significante samenhang bestaat tussen de afloop van (potentieel) juridische problemen en diverse sociale achter-grondkenmerken van de betrokkenen. De mate van stedelijkheid speelt geen rol, maar geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, opleiding, inkomen en sociale groep wel.

Het lijkt erop dat vrouwen bij de aanpak van problemen wat minder actief en assertief zijn dan mannen, waardoor zij verhoudingsgewijs wat minder resultaat weten te boeken, hetzij via onderhandelingen met de wederpartij, hetzij via een officiële procedure.

Gelet op leeftijd springen enerzijds de jongeren eruit, doordat zij slechts in zeer geringe mate gebruikmaken van de mogelijkheden om bij een geschil een derde een beslissing te laten nemen in een officiële procedure, terwijl anderzijds de leeftijdsgroep tussen 45 tot 54 jaar dat juist relatief vaak doet. Een verwant patroon vinden we bij de verschillen naar burgerlijke staat, waar de ongehuwden en ongehuwd samenwonenden opvallend weinig van doen hebben met beslissingen in officiële procedures en gehuwden relatief veel. In de voorlaatste kolom van tabel 5.8 zien we het percentage van mensen Tabel 5.7: Afloop van het probleem, naar probleemtype

Overeen- Beslissing Geen resultaat Totaal

stemming als eindpunt laten slikken totaal

% aantal

Totaal 47,9 6,5 9,6 36,0 45,5 1.704

1 Werk 44,0 4,1- 14,0+ 37,8 51,8+ 436

2 Bezit onroerend goed 45,2 10,1+ 9,7 35,1 44,8 248

3 Verhuren onroerend g. 60,0 16,7+ 3,3 20,0 23,3- 30

4 Huren woonruimte e.d. 42,3 5,1 8,0 44,5+ 52,6 137

5 Aanschaf product/dienst 58,0+ 3,4- 7,6 31,0- 38,6- 381 6 Geld 53,5 7,0 4,4- 35,1 39,5 228 7 Familie 40,8 12,0+ 12,8 34,4 47,2 125 8 Kinderen onder 18 34,6 15,4 3,8 46,2 50,0 26 9 Gezondheid 37,0 5,6 9,3 48,1 57,4 54 10 Overig 35,9 12,8 12,8 38,5 51,3 39 (discriminatie e.d.) - Civielrechtelijk 48,6 5,0- 9,5 36,9+ 46,4 1.492 - Bestuursrechtelijk 43,4 17,0+ 10,4 29,2- 39,6 212

+/- Het desbetreffende percentage is significant hoger dan wel lager dan het algemeen gemiddelde van de kolom. Chi-kwadraat toets op 0,05 niveau, gecorrigeerde residuen > +/- 2

Tabel 5.8: Afloop van het probleem, naar sociale achtergrondkenmerken

Overeen- Beslissing Geen resultaat Totaal

stemming als eindpunt laten slikken totaal

% aantal Totaal 47,9 6,5 9,6 36,0 45,5 1.704 Geslacht (N=1.704) - Man 50,2 7,4 8,9 33,5- 42,4- 828 - Vrouw 45,8 5,7 10,2 38,4+ 48,5+ 876 Leeftijd (N=1.704) - 18-24 51,8 0,7- 11,5 36,0 47,5 139 - 25-34 49,1 4,0- 9,8 37,1 46,9 399 - 35-44 49,4 5,8 9,1 35,7 44,8 417 - 45-54 45,7 10,5+ 8,2 35,5 43,8 352 - 55-64 44,7 8,7 11,2 35,4 46,6 206 - 65+ 47,1 7,9 9,4 35,6 45,0 191 Burgerlijke staat (N=1670) - Ongehuwd 49,1 3,6- 11,3 36,0 47,3 336 - Ongehuwd samenwonend 48,9 2,2- 10,9 38,0 48,9 137 - Gehuwda 48,3 8,0+ 8,1- 35,6 43,7 1.061 - Gescheiden 40,0 9,5 14,7 35,8 50,5 95 - Weduw(naars)staat 41,5 4,9 12,2 41,5 53,7 41 Opleidingb(N=1.699) - Lager 39,7 6,3 12,7 41,3 54,0 63 - Lager beroeps 42,4- 5,3 11,5 40,9+ 52,4+ 399 - MAVO 41,4 9,3 12,6 36,7 49,3 215 - Middelbaar beroeps 47,9 6,3 11,5 34,3 45,8 443 - HAVO, VWO 48,6 8,3 4,9 38,2 43,1 144 - HBO, WO 57,2+ 6,0 5,5- 31,3- 36,8- 435 Inkomen huishoudenc(N=1.394) - minder dan 15.000 36,6- 10,7 9,8 42,9 52,7 112 - 15.000 tot 23.000 44,9 5,4 13,2 36,5 49,7 167 - 23.000 tot 28.500 48,3 6,3 8,4 37,1 45,5 143 - 28.500 tot 34.000 41,3- 3,9 11,7 43,2+ 54,9+ 206 - 34.000 tot 45.000 47,4 7,1 8,6 36,8 45,5 266 - 45.000 tot 56.000 52,2 6,3 15,0+ 26,6- 41,5 207 - 56.000 tot 91.000 53,8 7,1 6,1 33,0 39,2 212 - 91.000 en meer 65,4+ 6,2 3,7 24,7- 28,4 81 Sociale groep (N=1.317) - Zelfstandige 54,7 7,0 3,5- 34,9 38,4 86

- Werkzaam bij de overheid 48,4 8,6 10,2 32,8 43,0 186

- Elders werkzaam 47,4 4,4- 10,4 37,8 48,2 873

in loondienst

- Uitkeringsgerechtigd 45,1 14,6+ 8,5 31,7 40,2 82

- Gepensioneerd 38,9 12,2+ 12,2 36,7 48,9 90

+/- Het desbetreffende percentage is significant hoger dan wel lager dan het algemeen gemiddelde van de kolom. Chi-kwadraat toets op 0,05 niveau, gecorrigeerde residuen > +/- 2.

a Inclusief geregistreerd partnerschap.

b Betreft hoogst genoten, al dan niet voltooide opleiding. c Betreft bruto jaarinkomen van huishouden in euro's.

met problemen die geen resultaat tot stand weten te brengen, dalen naarmate het opleidingsniveau stijgt. Evenzeer blijkt het percentage van mensen met problemen dat geen resultaat tot stand weet te brengen, in de hogere inkomensklassen aanzienlijk geringer dan in de lagere.

Interessant is dat die verschillen niet zijn toe te schrijven aan het gebruik van officiële procedures. Immers, de mate waarin de beslissing in een offi-ciële procedure eindpunt is van het probleem, vertoont maar weinig variatie naar opleiding; en voor zover er verschillen zijn, is daar geen duidelijke lijn in te herkennen. Datzelfde geldt ten aanzien van inkomen, waarbij het bovendien saillant is dat uitgerekend de laagste inkomensklasse de geschil-len het vaakst met beslissingen in officiële procedures afgerond weet. Waar zijn de verschillen dan wel aan toe te schrijven? Ten eerste stellen mensen met een hogere opleiding en een hoger inkomen zich bij proble-men vaker actief op. Waarschijnlijk hebben ze een kennisvoorsprong, waardoor ze eerder beseffen dat er wat aan een probleem te doen is en beter weten welke wegen er bewandeld kunnen worden. Ten tweede blijken mensen met een hogere opleiding en een hoger inkomen, wanneer ze een probleem ter hand nemen, minder vaak af te haken voordat ze enig resul-taat hebben bereikt. Waarschijnlijk beschikken ze over betere onderhande-lingsvaardigheden. Waarschijnlijk ook weten ze de adviezen van

deskundigen beter op waarde te schatten.52

Daarmee lijkt het erop dat eventuele lacunes in de juridische infrastructuur niet zozeer in de capaciteit en de breedte van de rechtshulp zitten, of in de toegang tot de gerechtelijke instanties, maar in de aard van de dienst-verlening. Die sluit wellicht minder aan op de capaciteiten van de lager opgeleiden om – op zich bruikbare – adviezen en procedures ten eigen voordele te benutten.53

Vastgesteld hebbende dat de afloop van problemen zowel varieert met het type probleem als met sociale achtergrondkenmerken van de responden-ten, moeten we nog even stilstaan bij de onderlinge samenhang. Zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen, of tussen inkomensklassen, wellicht terug te voeren op het feit dat de betrokkenen in verschillende mate met de diverse probleemtypen van doen hebben? Multivariate analy-ses wijzen uit dat de keuze tussen overeenstemming bereiken en een derde laten beslissen vooral samenhangt met het type probleem en de leeftijd van de betrokkene. Of men slikt of niet hangt samen met het geslacht en huishoudinkomen van de betrokkene. De verbanden lopen volgens de lijnen in tabel 5.8 (zie bijlage 5).

52 Het zal duidelijk zijn dat een en ander terugverwijst naar de in paragraaf 2.4.3 besproken

sociaal-psycholo-gische hulpbronnen.

In document Geschilbeslechtingsdelta 2003 (pagina 127-132)