Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg: uitvoering in de praktijk in cijfers
3.2.2 Aanvragen bij de officier van justitie om een ZM voor te bereiden
3.2.2.1 Aantallen aanvragen voor een ZM
Uitgaande van de anderhalf jaar na de inwerkingtreding van de Wvggz, toont Tabel 3.2.2 het aantal aanvragen dat bij de officier van justitie werd gedaan om een verzoekschrift voor een ZM voor te bereiden. Hierbij is uitgegaan van aanvragen voor een initiële ZM (d.w.z. er is geen sprake van een voorafgaande en aansluitende Wvggz-titel), voor een ZM aansluitend op een voortzetting van een CM, voor een ZM aansluitend op een ZM, en voor een ZM naar aanleiding van een
zelfbindingsverklaring. Voor de diverse aanleidingen om een ZM aan te vragen zijn verschillende trends waarneembaar (zie Figuur 3.2.3), wat samenhangt met het gegeven dat in het overgangsjaar 2020 de nieuwe wetgeving in de praktijk moest worden doorgevoerd. Zo was het aantal aanvragen voor een initiële ZM vanaf januari 2020 (N=1.031) tot en met oktober 2020 (N=1.141)
verhoudingsgewijs hoog, om daarna af te nemen. In het eerste halfjaar van 2021 varieerde het aantal aangevraagde initiële ZM’en tussen 297 (mei 2021) en 449 (maart 2021). Een eerste ZM kan voor maximaal zes maanden worden afgegeven. Overeenkomstig hiermee was er tussen mei en juli 2020 sprake van een sterke stijging in het aantal aanvragen voor een ZM aansluitend op een ZM (van 34 naar 624). De stijging vlakt daarna af tot 936 aanvragen in december 2020. In het eerste half jaar van 2021 schommelde het aantal aangevraagde ZM’en aansluitend op een ZM tussen 523 (mei 2021) en 775 (maart 2021). Voor het aantal aanvragen voor een ZM aansluitend op een voortzetting van een CM was reeds vanaf maart 2020 een betrekkelijk stabiel beeld waarneembaar, met maandelijkse aantallen die varieerden tussen 245 (maart 2020) en 384 (juli 2020). Dit wordt verklaard door de korte termijn (maximaal drie weken) waarmee een CM mag worden voortgezet. Ten slotte werden er nauwelijks aanvragen bij de officier gedaan om een ZM naar aanleiding van een
zelfbindingsverklaring voor te bereiden. Wel was er sprake van een toename van minder dan vijf in
52% 46% 46%
het eerste halfjaar van 2020 naar 14 in het eerste halfjaar van 2021 (zie par. 3.2.2.4 voor een nadere bespreking).
Tabel 3.2.2 Aantal aanvragen bij de officier van justitie om een verzoekschrift voor een
zorgmachtiging (ZM) voor te bereiden in de periode januari 2020 t/m juni 2021, naar aanleiding en totaal
Initiële ZMa ZM aansluitend
op ZM
ZM aansluitend op VCM
ZM aansluitend op ZBV
Totaal
jan-20 1.031 0 57 0 1.088
feb-20 1.265 <5 233 <5 1.501
mrt-20 1.335 <5 245 0 1.582
apr-20 1.337 8 278 0 1.623
mei-20 1.124 34 307 <5 1.466
jun-20 1.037 239 327 <5 1.604
1e halfjaar 2020 7.129 284 1.447 <5 8.864
jul-20 918 624 384 <5 1.928
aug-20 777 712 312 <5 1.802
sep-20 1.036 831 300 <5 2.168
okt-20 1.141 893 328 0 2.362
nov-20 591 880 296 <5 1.769
dec-20 440 936 343 <5 1.720
2e halfjaar 2020 4.903 4.876 1.963 7 11.749
Jaartotaal 2020 12.032 5.160 3.410 11 20.613
jan-21 375 769 250 <5 1.397
feb-21 381 769 312 <5 1.465
mrt-21 449 775 296 <5 1.523
apr-21 388 525 314 <5 1.228
mei-21 297 523 268 <5 1.090
jun-21 398 718 309 <5 1.427
1ehalfjaar 2021 2.288 4.079 1.749 14 8.130
VCM: voortzetting van een crisismaatregel; ZBV: zelfbindingsverklaring. Bron: Openbaar Ministerie a Inclusief aanvragen voor een initiële ZM op grond van art. 2.3 Wfz
Figuur 3.2.3 Aantal aanvragen bij de officier van justitie om een verzoekschrift voor een
zorgmachtiging (ZM) voor te bereiden in de periode januari 2020 t/m juni 2021, naar aanleiding en totaal
VCM: voortzetting van een crisismaatregel; ZBV: zelfbindingsverklaring. Bron: Openbaar Ministerie
3.2.2.2 Aanvragers van een ZM
Verschillende personen of instanties kunnen een aanvraag indienen bij de officier van justitie om een verzoekschrift voor een ZM voor te bereiden (art. 5:3).324 Uitgaande van het eerste halfjaar van 2021, laat figuur 3.2.4 zien dat wie de aanvragers waren varieerde naar gelang de aanleiding om een ZM aan te vragen. Zo werd het merendeel (78%) van de initiële ZM’en bij de officier aangevraagd door een (ambulante) zorgverlener van betrokkene of door een GD.325 13% van de initiële ZM’en werden vanuit een college van burgemeester en wethouders (college van B&W) aangevraagd op basis van een verkennend onderzoek. In de resterende gevallen ging het om de officier zelf die ambtshalve een aanvraagprocedure startte voor een reguliere eerste ZM (3%). Of om de officier die een
aanvraagprocedure begon voor een ZM op grond van art. 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz), of door de strafrechter was verzocht om een dergelijke ZM voor te bereiden (5%). Uit figuur 3.2.4 blijkt verder dat alle aanvragen voor een ZM aansluitend op een ZM werden gedaan door een zorgverlener van betrokkene (53%) of een GD (47%). Ten slotte werden bijna alle (97%) ZM’en aansluitend op een voortzetting van een CM aangevraagd door een GD.
324 Een officier van justitie (ambtshalve), een college van burgemeester en wethouders, een GD, een persoon die op beroepsmatige basis zorg verleent aan betrokkene, een forensische zorgaanbieder, of een ambtenaar van de politie.
325 Op regionaal niveau kan de verdeling qua aanvragende personen of instanties anders zijn. In de regio Zuid-Gelderland werden bijvoorbeeld in 2020 veruit de meeste aanvragen voor een initiële ZM gedaan door een GD (82%), op afstand gevolgd door het college van B&W (13%). Slechts 2% van de aanvragen voor een initiële ZM was afkomstig van een persoon die op beroepsmatige wijze zorg verleende aan de betrokkene. Bron: V. de Berk, M. Jongerius, J. Nijhuis & A. Onstenk, De evaluatie van de Wvggz in de regio Zuid-Gelderland. Utrecht: Significant Public, 2021.
0 500 1000 1500 2000 2500
jan-20 feb-20 mrt-20 apr-20 mei-20 jun-20 jul-20 aug-20 sep-20 okt-20 nov-20 dec-20 jan-21 feb-21 mrt-21 apr-21 mei-21 jun-21
Initiële ZM
ZM aansluitend op VCM ZM aansluitend op ZM
Totaal (initiële ZM; ZM aansluitend op VCM, ZM of ZBV)
Figuur 3.2.4 Verdeling van het aantal aanvragen bij de officier van justitie om een verzoekschrift voor een zorgmachtiging (ZM) voor te bereiden in het eerste halfjaar van 2021, naar aanleiding en aanvrager
Bron: Openbaar Ministerie
3.2.2.3 Aantal aanvragen voor een ZM op grond van art. 2.3 Wfz
Art. 2.3 Wfz biedt de strafrechter de bevoegdheid om voor, tijdens of aansluitend op het
strafrechtelijke traject een ZM op grond van de Wvggz af te geven. Zoals hierboven al aangegeven ging het bij 5% van de aangevraagde initiële ZM’en in de eerste helft van 2021 om deze route, wat neerkwam op 119 aanvragen. Dit is een toename ten opzichte van 2020, toen respectievelijk 82 aanvragen (eerste halfjaar) en 87 aanvragen (tweede halfjaar) werden gedaan voor een eerste ZM met toepassing van art. 2.3 Wfz.326 Het aandeel aanvragen dat door de strafrechter zelf werd gedaan327, werd kleiner in de anderhalf jaar na de inwerkingtreding van de Wvggz. In het eerste halfjaar van 2020 ging het nog om 41% van de aanvragen, tegenover respectievelijk 23% in het tweede halfjaar van 2020 en 20% in het eerste halfjaar van 2021.
3.2.2.4 Zelfbindingsverklaring
Zoals eerder beschreven werden er weinig aanvragen bij de officier van justitie gedaan om een ZM naar aanleiding van een zelfbindingsverklaring voor te bereiden (zie Tabel 3.2.2). De
326 Volgens gegevens van het Openbaar Ministerie. De gepresenteerde aantallen kunnen licht afwijken van de aantallen zoals gepresenteerd in de rapportage van het WODC over haar eerste evaluatie van art. 2.3 Wfz in de praktijk. Dit heeft ermee te maken dat het Trimbos-instituut en het WODC andere bestanden hebben gebruikt die op verschillende tijdstippen zijn samengesteld door het Openbaar Ministerie.
327 De strafrechter overweegt ambtshalve een ZM o.g.v. art. 2.3 Wfz af te geven, en verzoekt de officier een ZM voor te bereiden.
32%
zelfbindingsverklaring is een instrument wat de betrokkene kan gebruiken om haar of zijn voorkeuren en wensen omtrent zorg duidelijk te maken. In de verklaring staat aan welke vormen van verplichte zorg betrokkene zichzelf bindt, in het geval verplichte zorg aan de orde is. Opstellen gebeurt samen met de zorgverantwoordelijke, met eventuele ondersteuning van familie, naasten of de
patiëntenvertrouwenspersoon (pvp). 328 Om meer achtergrond te geven bij het lage aantal ZM’en dat naar aanleiding van een zelfbindingsverklaring werd aangevraagd, toont Figuur 3.2.5 het aantal bij het Openbaar Ministerie geregistreerde actieve zelfbindingsverklaringen in de anderhalf jaar na de inwerkingtreding van de Wvggz. Te zien is dat het per juni 2020 ging om 28 zelfbindingsverklaringen, terwijl het een jaar later (juni 2021) 275 verklaringen betrof. Deze stijgende trend kan verklaren waarom het aantal aanvragen voor een ZM naar aanleiding van een zelfbindingsverklaring toenam van minder dan vijf in het eerste halfjaar van 2020 naar 14 in het eerste halfjaar van 2021 (zie Tabel 3.2.2). Toekomstige monitoring zal moeten uitwijzen of de stijgende trend in het aantal actieve zelfbindingsverklaringen doorzet, en in hoeverre dit gepaard gaat met een verdere toename in het aantal aanvragen voor een ZM naar aanleiding van een zelfbindingsverklaring.
Figuur 3.2.5 Aantal actieve zelfbindingsverklaringen in de periode januari 2020 t/m juni 2021
Bron: Openbaar Ministerie