BESLUIT
Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar van de Stichting Federatie Autorecycling tegen zijn besluit van 19 juli 2001, kenmerk 2423/ 2.
Nummer 2423-28
Betreft zaak: Stichting Federatie Autorecycling
Openbaar
Nederlandse Mededingingsautoriteit
I. Het verloop van de procedure
1. Op 31 januari 2001 heeft de Stichting Federatie Autorecycling (hierna: SFA) een klacht ingediend bij de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) ted-gen de Stichtind-g Auto & Recyclind-g (hierna: de Stichtind-g) en Auto Recyclind-g Nederland B.V. (hierna de Stichting Auto & Recycling en Auto Recycling Nederland B.V. gezamenlijk: ARN). Volgens de klacht zou ARN misbruik van haar machtspositie maken omdat zij weigert de gelden uit het door de Stichting beheerde fonds aan SFA ter beschikking te stellen.
2. Bij besluit van 19 juli 2001 heeft de d-g NMa de klacht afgewezen, omdat geen sprake is van een inbreuk op artikel 24 Mw.1
3. Tegen dit besluit heeft SFA bij brief van 10 augustus 2001 bezwaar gemaakt.
4. Op 7 maart 2002 zijn SFA en ARN ten kantore van de Nederlandse Mededingingsautoriteit gehoord in een gecombineerde hoorzitting met zaak 2026/ Auto Recycling Nederland II.2
II. Betrokken partijen
5. SFA is opgericht op 6 oktober 2000 en is gevestigd te Rijnsburg. Het statutaire doel van de SFA is in de eerste plaats “ het voor de ondernemingen of voor de organisaties van
ondernemingen in de keten autorecycling bevorderen van alle maatregelen gericht op hergebruik, recycling en andere vormen van nuttige toepassing van afgedankte voertuigen
1 Besluit d-g NMa, 22 juli 2001, zaak 2423/ 2.b79/ Stichting Federatie Autorecycling (hierna: het bestreden
besluit).
2 Besluit d-g NMa, 22 oktober 2001, zaak 2026/ 23/ Auto Recycling Nederland II. Besluit op bezwaar, 24
en onderdelen daarvan, teneinde de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen, zomede maatregelen te bevorderen die zijn gericht op de preventie van afvalstoffen van voertuigen” .3
6. De Stichting is opgericht op 15 oktober 1993 en is gevestigd te Amsterdam. Het statutaire doel van de Stichting Auto & Recycling (hierna: de Stichting) is “ het stimuleren, bevorderen en economisch rendabel maken van het hergebruik van materialen afkomstig van
autowrakken […] door middel van de vorming van een netwerk van erkende
autodemontage- en recyclingbedrijven, alles in de ruimste zin van het woord […]” .4 De
Stichting houdt 100% van de aandelen van Auto Recycling Nederland B.V. 7. Auto Recycling Nederland B.V. is opgericht op 15 oktober 1993 en is gevestigd te
Amsterdam. Auto Recycling Nederland B.V. heeft ten doel “ het stimuleren, bevorderen en economisch rendabel maken van het hergebruik van materialen afkomstig van
autowrakken en eventueel van andere vormen van gemotoriseerde vervoermiddelen, door middel van de vorming van een netwerk van erkende autodemontage en
recyclingbedrijven…”5 Alle werkzaamheden die verband houden met de daadwerkelijke
uitvoering van het verwijderingsysteem voor autowrakken worden verricht door Auto Recycling Nederland B.V.6
3 Artikel 2, lid a, Statuten van de Stichting Federatie Autorecycling. Het statutaire doel wordt nader
omschreven als volgt: “ (b) De stichting neemt deel in en voert het beheer over vennootschappen met een soortgelijke doel en met name neemt de stichting deel en voert het beheer over een door de stichting voor dit doel op te richten besloten vennootschap. (c) Voorts verstrekt de stichting zekerheden voor schulden van voornoemde vennootschappen en bevordert de stichting alle werkzaamheden ten aan zien van het al hetgeen met het vorenstaande verband houdt. (d) De stichting heeft voorts ten doel de milieuprestatie van alle ondernemingen die betrokken zijn bij de levenscyclus van voertuigen, in het bijzonder van die ondernemingen die rechtstreeks betrokken zijn bij de verwerking van afgedankte voertuigen, te verbeteren. (e) zomede al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.”
4 Besluit d-g NMa, Auto Recycling Nederland II (hiervoor aangehaald in voetnoot 2), randnummer 3. 5 Statuten van Auto Recycling Nederland B.V. gedateerd 5 augustus 1997.
III. Achtergrond
8. In de Nota van Toelichting bij het Besluit beheer autowrakken7 wordt de geschiedenis van
het ARN-verwijderingsstelsel zoals thans uitgevoerd door ARN als volgt beschreven:
“ Begin jaren '90 hebben de belangrijkste brancheorganisaties in de automobielsector vrijwillig de verantwoordelijkheid op zich genomen voor het opzetten van een inname- en
verwerkingssysteem voor Nederlandse autowrakken en voor de financiering van het ketendeficit dat daarbij ontstaat. De doelstelling van die brancheorganisaties was om in het jaar 2000 86% van het gewicht van de materialen waaruit auto’s bestaan als materiaal te hergebruiken. Om dit te kunnen bekostigen, hebben nagenoeg alle producenten en importeurs van personenauto's en bestelauto's in Nederland op vrijwillige basis een overeenkomst over de afdracht van een verwijderingsbijdrage […] gesloten, welke door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op grond van artikel 15.36 van de Wet milieubeheer algemeen verbindend is verklaard. Voor het beheer van dit inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken is Auto Recycling Nederland BV (hierna: ARN) opgericht. ARN sluit contracten met gecertificeerde autodemontagebedrijven. Deze verplichten zich contractueel om
autowrakken kosteloos in te nemen, de door ARN voorgeschreven materiaalhergebruik te laten afvoeren via door ARN gecontracteerde inzamelaars en materiaalverwerkers. ARN stelt aan de autodemontagebedrijven verwijderingsvergoedingen beschikbaar voor demontage, transport en verwerking van de gedemonteerde materialen. Dit systeem is succesvol gebleken. Al in 1997 werd 90% van de Nederlandse autowrakken door de door ARN gecontracteerde bedrijven op
milieuverantwoorde wijze gedemonteerd en verwerkt. Daarmee werd reeds in 1997 86% materiaalhergebruik en nuttige toepassing (83% materiaalhergebruik en 3% nuttige toepassing) gerealiseerd. Begin jaren ’90 is de Europese Commissie in het kader van het programma prioritaire afvalstromen begonnen met het opstellen van een actieprogramma voor het beheer van autowrakken. Mede op basis daarvan heeft het Europees Parlement de Europese Commissie in 1996 verzocht voorstellen voor communautaire regelgeving voor autowrakken in te dienen en die voorstellen te baseren op het beginsel van producentenverantwoordelijkheid. Bij het opstellen daarvan, in 1997, heeft de Commissie zich mede laten inspireren door het hiervoor beschreven Nederlandse inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken.” 8
9. Op 31 maart 1998 heeft de d-g NMa een aanvraag om ontheffing van artikel 6, eerste lid, Mw ontvangen van de Stichting met betrekking tot de Overeenkomst verwijderingsbijdrage 1997 (de voorloper van de Overeenkomst verwijderingsbijdrage 2000) en het daarmee
7 Nota van Toelichting bij het Besluit van 24 mei 2002, houdende implementatie van Richtlijn nr.
2000/ 53/ EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269) (hierna: Besluit beheer autowrakken).
samenhangende verwijderingssysteem voor autowrakken van ARN.
10. Op 5 april 2000 heeft de d-g NMa de bovengenoemde aanvraag om ontheffing van de Stichting afgewezen:9
(i) voor de wijze van contracteren met autodemontagebedrijven, inzamel- en
recyclingbedrijven, omdat de Stichting hiermee niet handelt in strijd met het verbod van artikel 6, eerste lid, Mw; en
(ii) voor de verplichte doorberekening van de verwijderingsbijdrage, omdat de
geconstateerde mededingingsbeperkingen ex artikel 16 Mw zijn vrijgesteld van het verbod van artikel 6, eerste lid, van de Mw tot 31 december 2000.
Dit besluit is met het verstrijken van de beroepstermijn onherroepelijk geworden.10
11. Op 24 juli 2000 heeft de Stichting bij de d-g NMa een aanvraag om ontheffing van het verbod van artikel 6 Mw, als bedoeld in artikel 17 Mw, ingediend met betrekking tot de Overeenkomst verwijderingsbijdrage 2000, welke op 13 september 2000 tussen RAI enerzijds en producenten en importeurs van de afdeling Auto’s van RAI anderzijds is gesloten. De Overeenkomst verwijderingsbijdrage 2000 zet de Overeenkomst
verwijderingsbijdrage 1997 vanaf 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003 voort. Slechts de bepalingen inzake de afdracht van een uniforme verwijderingsbijdrage zijn ter ontheffing voorgelegd, niet de wijze van contracteren door Auto Recycling Nederland B.V.
12. Op 28 november 2000 heeft de d-g NMa voorlopige bevindingen aan ARN en het
Ministerie van Volkshuisvestiging, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM) gestuurd. Per 1 januari 2001 heeft de Minister van VROM de Overeenkomst
verwijderingsbijdrage 2000 algemeenverbindend verklaard op grond van artikel 15.36 van de Wet milieubeheer.
13. Bij besluit van 22 oktober 2001 heeft de d-g NMa de aanvraag om ontheffing op grond van artikel 17 Mw afgewezen, omdat geen sprake is van een inbreuk op artikel 6, eerste lid, Mw.11
14. Bij besluit van 24 september 2002 zijn de bezwaren van Zaanse Schroothandel B.V., Dekslo & Meijland, Groenendaal Handel in Afgewerkte Oliën B.V., Oliehandel Koeweit B.V., OVA B.V., OZON B.V. en Wubben Handelsmij Oliebewerking B.V. tegen het besluit van de
9 Besluit d-g NMa, 5 april 2000, zaak 115/ 63/ Stichting Auto & Recycling.
10 Besluit d-g NMa, 27 juni 2001, zaak 1943/ 53/ Stichting Auto & Recycling. In zaak 1943/ 53 heeft de d-g NMa
de bezwaren van negen inzamelbedrijven tegen zijn besluit van 5 april 2000 met kenmerk 115/ 70 niet-ontvankelijk verklaard.
d-g NMa van 22 oktober 2001 niet-ontvankelijk verklaard.12
IV. De klacht van SFA en het bestreden besluit
15. SFA heeft in november 2000 het Ministerie van VROM op de hoogte gebracht van het voornemen door SFA om naast het bestaande ARN-verwijderingssysteem voor autowrakken een concurrerend inzamel- en verwerkingssysteem op te zetten. 16. Bij brief van 19 december 2000 heeft het Ministerie van VROM medegedeeld dat er
waardering is voor het initiatief, maar dat de verantwoordelijkheid bij producenten of importeurs van auto’s ligt.
17. Vervolgens heeft SFA de Stichting verzocht een financiële bijdrage uit het door de Stichting beheerde fonds te leveren voor de opzet van een concurrerend inzamel- en
verwijderingssysteem. Bij brief van 26 januari 2001 heeft de Stichting SFA laten weten dat het ARN-systeem naar volle tevredenheid functioneert en dat producenten en importeurs van auto’s niet inzien welk belang zij hebben bij het ondersteunen van een tweede inzamel-en verwijderingssysteem voor autowrakkinzamel-en.
18. Bij brief van 31 januari 2001 heeft SFA een klacht tegen ARN bij de d-g NMa ingediend. Volgens SFA zou de brief van ARN gedateerd 26 januari 2001 bewijzen dat “ niet alleen het inzamel- en verwijderingssysteem voor autowrakken van de producenten of importeurs van auto’s, uitgevoerd door de besloten vennootschap Auto Recycling Nederland B.V., op de relevante productmarkt een economische machtspositie inneemt, maar bovendien dat die machtspositie wordt gebruikt om de concurrentie op de relevante markt te verhinderen” . Met name zou SFA worden gediscrimineerd door de gelden uit het
verwijderingsbijdragefonds wel ter beschikking te stellen voor het ARN-systeem, maar niet aan een nog door SFA op te zetten soortgelijk inzamel- en verwijderingssysteem.
19. In het bestreden besluit heeft de d-g NMa als volgt geoordeeld. “ Van de betrokken
producenten en importeurs kan juridisch geenszins verlangd worden dat zij – door middel van financiering en technische ondersteuning – hun medewerking verlenen aan de
oprichting van een systeem dat concurreert met het door hen zelf opgezette systeem. Uw cliënt kan op basis van het bepaalde in artikel 24 van de Mededingingswet geen aanspraak maken op de door producenten en importeurs in het verwijderingsbijdrage fonds gestorte gelden. Voor zover uw brief van 31 januari 2001 betrekking heeft op misbruik van een economische machtspositie, zal uw klacht derhalve niet verder in behandeling worden
genomen” .13
20. Op grond hiervan heeft de d-g NMa de klacht van SFA afgewezen.
V. De gronden van bezwaar
21. SFA heeft in haar bezwaarschrift – kort weergegeven – de volgende bezwaren aangevoerd en nader toegelicht tijdens de hoorzitting.
22. SFA kan zich niet verenigen met de volgende overweging in het bestreden besluit: “ Ik deel u ten aanzien van uw klacht mede dat het een eigen keuze van de in Nederland actieve producenten en importeurs van auto’s is geweest om gezamenlijk een collectief systeem van inzameling en verwijdering van autowrakken op te zetten” . Volgens SFA is deze overweging onvolledig. Zij stelt dat de binnen de SFA in Nederland actieve
autodemontage- en shredderbedrijven eveneens een eigen keuze hebben om gezamenlijk een collectief systeem van inzameling en verwijdering van autowrakken op te zetten. Dit systeem zou dan concurreren met dat van ARN.
23. Tevens is SFA van mening dat de volgende overweging in het bestreden besluit volstrekt onjuist is: “ Zij hebben door middel van een afdracht van uniforme verwijderingsbijdragen in ARN geïnvesteerd” . Volgens SFA hebben de producenten en importeurs van auto’s in Nederland op geen enkel wijze door middel van een afdracht van uniforme
verwijderingsbijdragen in ARN geïnvesteerd. SFA meent dat het de consument is die de verwijderingsbijdrage heeft opgebracht en deze bijdragen worden vervolgens via de Stichting Auto & Recycling gebruikt voor het opzetten en instandhouden van het door Auto Recycling Nederland B.V. uitgevoerde systeem van inzameling en verwijdering van
autowrakken. SFA kan zich derhalve niet verenigen met het oordeel van de d-g NMa, namelijk dat “ [u]w cliënt op basis van het bepaalde in artikel 24 Mw geen aanspraak kan maken op de door producenten en importeurs in het verwijderingsbijdrage fonds gestorte gelden” .
24. SFA stelt dat de door de consument bijeen gebrachte verwijderingsbijdragen door de Stichting worden gebruikt om de bestaande machtspositie van ARN te handhaven en de concurrentie op de relevante markt te verhinderen. Hierdoor maken beide ondernemingen zich schuldig aan overtreding van artikel 24 Mw. SFA beweert dat Auto Recycling
Nederland B.V. een exclusieve, onbeperkte toegang heeft tot het door de Stichting beheerde fonds, waardoor zij een concurrentievoorsprong heeft door het exclusief instandhouden van de benodigde technologische en financiële reserves. De betaalde
verwijderingsbijdragen mogen volgens SFA niet worden aangewend om een economische machtspositie van ARN op de relevante markt te handhaven en concurrentie van andere partijen op de relevante markt te verhinderen.
25. SFA meent dat het ARN-verwijderingssysteem in strijd is met Richtlijn 2000/ 53 en het Besluit beheer autowrakken. De Richtlijn en het Besluit beheer autowrakken voorzien namelijk zowel in de mogelijkheid van individuele uitvoering, van een uitvoering in een andere combinatie van producenten en importeurs als van uitvoering in concurrentie. Er is sprake van misbruik van machtspositie, omdat het - volgens SFA - voor een individuele producent of importeur van auto’s of een andere combinatie - onmogelijk wordt gemaakt zelfstandig of in andere combinatie uitvoering te geven aan het verwijderingssysteem voor auto’s en/ of naast ARN een concurrerende onderneming met de uitvoering te belasten. 26. Ten slotte is SFA van mening dat de volgende overweging in het bestreden besluit een
misvatting bevat: “ Van de betrokken producenten en importeurs kan juridisch geenszins verlangd worden dat zij – door middel van financiering en technische ondersteuning – hun medewerking verlenen aan de oprichting van een systeem dat concurreert met het door hen zelf opgezette systeem” . SFA stelt dat niet valt in te zien waarom de gelden uit de verwijderingsbijdragen alleen zouden moeten worden aangewend om één systeem te financieren. Door de gevraagde ondersteuning te weigeren maakt de Stichting – volgens SFA – misbruik van haar machtspositie.
VI. Zienswijze ARN
27. ARN heeft tijdens de hoorzitting haar zienswijze gegeven. Zij is van mening dat SFA een alternatief systeem wil opzetten en daarbij zonder enige grond een beroep doet op de gelden bijeengebracht door de producenten en importeurs van auto’s ten behoeve van het ARN-systeem.
28. Volgens ARN is er in onderhavige geval geen sprake van misbruik van een economische machtspositie of enige andere overtreding van de Mededingingswet door ARN.
VII. Beoordeling van het bezwaar
29. Wettelijk kader
Allereerst dient te worden opgemerkt dat de d-g NMa toetst of er sprake is van een overtreding van de Mededingingswet. Dit neemt niet weg dat de d-g NMa bij de beoordeling of een bepaalde overeenkomst of gedraging in strijd is met de
Mededingingswet zo nodig rekening houdt met regelgeving waaraan de betrokken partijen bij hun activiteiten zijn onderworpen. De d-g NMa beoordeelt het bezwaar in het licht van de thans geldende regelgeving.
30. De geldende regelgeving is de Richtlijn 2000/ 53/ EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (hierna: Richtlijn 2000/ 53/ EG of de Richtlijn) en het Besluit van 24 mei 2002, houdende implementatie van Richtlijn nr. 2000/ 53/ EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269) (hierna: Besluit beheer autowrakken).
31. Het ARN-verwijderingssysteem voor autowrakken is oorspronkelijk een vrijwillig initiatief van een aantal organisaties in de autobranche geweest, te weten de RAI namens de importeurs van auto’s, BOVAG namens de garagesector, FOCWA namens de
schadeherstelbedrijven, STIBA namens de autodemontagebedrijven en SVN14 namens de
shredderbedrijven. Zoals hierboven reeds uiteengezet, dateert dit stelsel van voor Richtlijn 2000/ 53/ EG en het Besluit beheer autowrakken.
32. Dat het vrijwillige karakter van het ARN-verwijderingsstelsel in het bestreden besluit in aanmerking is genomen, houdt geen enkel oordeel in over eventuele initiatieven van andere dan bij ARN betrokken ondernemingen. Het valt ook niet in te zien waarom de motivering van het bestreden besluit gebrekkig zou zijn, zoals door SFA wordt beweerd (zie randnummers 22 en 23 van het onderhavige besluit), nu daarin niet gewezen is op de mogelijkheid van het oprichten van andere, concurrerende stelsels.
33. Om de doelstellingen van Richtlijn 2000/ 53/ EG te realiseren, zijn de EU-lidstaten onder meer verplicht om de nodige maatregelen te nemen waardoor ondernemingen15 systemen
14 De SVN bestaat sinds 1 januari 1997 niet meer en is sindsdien dan ook niet meer betrokken bij het
verwijderingssysteem.
15 Volgens artikel 2, lid 10 van Richtlijn 2000/ 53/ EG zijn "ondernemingen": bedrijven waar voertuigen, met
opzetten voor het inzamelen van alle autowrakken en, voor zover dat technisch haalbaar is, van afval van gebruikte onderdelen die bij reparaties van passagiersvoertuigen werden weggenomen.16 De Richtlijn is derhalve door Nederland in het Besluit beheer autowrakken
op 24 mei 2002 geïmplementeerd.17 Het Besluit sluit aan bij de Richtlijn, met dien
verstande dat op een aantal punten verdergaande voorschriften worden gesteld dan die in de Richtlijn.18 Het Besluit is in werking getreden op 1 juli 2002.19
34. In het Besluit beheer autowrakken heeft de Nederlandse wetgever ervoor gekozen om artikelen 5, lid 1 en 7, lid 2 van de Richtlijn 2000/ 53/ EG te implementeren in lijn met het principe van producentenverantwoordelijkheid, dat ook ten grondslag ligt aan het Besluit beheer wit- en bruingoed.20 Derhalve zijn het de producenten en importeurs van auto’s die
verantwoordelijk zijn voor autowrakken in Nederland. Met deze keuze heeft de wetgever willen bewerkstelligen dat de ketenverantwoordelijkheid, welke is voorgeschreven in Richtlijn 2000/ 53/ EG, ten volle wordt geëffectueerd. Dit blijkt onder meer uit het volgende:
“ …in het onderhavige besluit [is]er nadrukkelijk voor gekozen om binnen de automobielketen de producenten en importeurs van voertuigen als normadressaat te benoemen. De producenten en importeurs van voertuigen zijn derhalve verantwoordelijk voor het, samen met andere partijen of schakels in de keten, nemen van maatregelen en het behalen van de doelstellingen die zijn opgenomen in dit besluit. Wanneer geen duidelijke normadressaat wordt benoemd, bestaat het risico dat partijen binnen de keten verantwoordelijkheden op elkaar afschuiven.”21
35. Hieruit kan worden geconcludeerd, dat het sinds de inwerkingtreding van het Besluit beheer autowrakken praktisch onmogelijk is om een concurrerend verwijderingssysteem voor autowrakken op te zetten zonder de deelname van producenten en importeurs. Immers, indien andere ondernemingen, zoals SFA, een dergelijk systeem opzetten, worden de producenten en importeurs daarmee niet bevrijd van hun verplichtingen op grond van
16 Artikel 5, lid 1, Richtlijn 2000/ 53/ EG.
17 Staatscourant 2002, 259. Besluit van 24 mei 2002, houdende implementatie van Richtlijn nr. 2000/ 53/ EG
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende autowrakken.
18 "Het onderhavige besluit sluit geheel aan bij de autowrakkenrichtlijn, met dien verstande dat in dit besluit,
gezien de specifieke nationale situatie en het in Nederland reeds bereikte, hoge milieubeschermingsniveau met betrekking tot het beheer van autowrakken, op een aantal punten in het belang van de bescherming van het milieu verdergaande voorschriften worden gesteld dan die welke in die richtlijn zijn bepaald. Nota van Toelichting bij het Besluit beheer autowrakken, p.14.
19 Artikel 24, Besluit beheer autowrakken.
het Besluit beheer autowrakken. Wel laat het Besluit beheer autowrakken aan producenten en importeurs de vrijheid om individueel dan wel gezamenlijk uitvoering te geven aan de verplichtingen die voortvloeien uit het Besluit beheer autowrakken.22
36. Niets in de betrokken regelgeving weerhoudt shredders, verwerkers of andere
geïnteresseerde partijen om een alternatief systeem in samenwerking met producenten of importeurs op te zetten. Het Besluit beheer autowrakken legt betrokken verplichtingen op producenten of importeurs van voertuigen in Nederland. Laatstgenoemde zijn daarmee tevens uiteindelijk verantwoordelijk voor de financiering en organisatie van de verwijdering van autowrakken.
37. In dit verband dient tevens te worden opgemerkt dat SFA geen stappen heeft gezet (naast het opstellen van statuten)23 om het verwijderingssysteem waarvoor zij is opgericht uit te
voeren. In het bijzonder heeft SFA geen verzoek gedaan om van de Minister van VROM ontheffing te krijgen van de algemeenverbindend verklaarde Overeenkomst
verwijderingsbijdrage 2000. Artikel 15.38 van de Wet milieubeheer voorziet in de
mogelijkheid daartoe, “ …indien de verzoeker zorg draagt voor een zodanig beheer van de betrokken afvalstoffen dat deze naar het oordeel van Onze Minister ten minste
gelijkwaardig is aan het beheer overeenkomstig de betrokken algemeen verbindend verklaarde overeenkomst over een afvalbeheersbijdrage.” SFA heeft voorts geen contact gezocht met producenten en importeurs van auto’s in Nederland om deze tot deelname aan haar stelsel te bewegen. Ten slotte is het stelsel ook niet bij de d-g NMa aangemeld voor ontheffing ex artikel 17 Mw.24
Misbruik van machtspositie
38. Op grond van artikel 24, eerste lid, Mw is het ondernemingen verboden misbruik te maken van een economische machtspositie. Onder een economische machtspositie wordt volgens artikel 1, sub i, Mw verstaan een positie van één of meer ondernemingen die hen in staat stelt de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan te verhinderen door hen de mogelijkheid te geven zich in belangrijke mate onafhankelijk van hun concurrenten, hun leveranciers, hun afnemers of de eindgebruikers te gedragen.
22 “ Producenten en importeurs van voertuigen kunnen ervoor kiezen individueel dan wel gezamenlijk
uitvoering te geven aan de verplichtingen die voortvloeien uit dit besluit. Zij dienen individueel dan wel gezamenlijk een mededeling in bij de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer.” Nota van Toelichting bij het Besluit beheer autowrakken, p.20.
23 De stichting SFA is opgericht op 6 oktober 2000.
39. Artikel 24, eerste lid, Mw bevat drie elementen: onderneming, economische machtspositie en misbruik. Het verbod is uitsluitend van toepassing indien aan alle drie cumulatieve elementen is voldaan.
40. Uit de besluitpraktijk van de d-g NMa25 zoals bevestigd door de Rechtbank Rotterdam blijkt
dat de d-g NMa niet verplicht is om op elk van de drie bovengenoemde elementen in elke zaak in te gaan. De Rechtbank Rotterdam oordeelde in Stichting Academie voor Kunstzinnige
Vorming dat “ indien verweerder, zoals in het onderhavige geval, op voorhand vaststelt dat
hoe dan ook niet wordt voldaan aan het element misbruik, hij niet gehouden is niettemin eerst het element onderneming en/ of het element economische machtspositie te beoordelen. Beoordelen van andere elementen is slechts noodzakelijk, als is vastgesteld dat een reeds beoordeeld element van toepassing is” .26 In het onderhavige geval zal eerst
worden bekeken of sprake is van misbruik.
41. Volgens de klacht van SFA zou ARN misbruik van haar machtspositie maken omdat zij weigert de gelden uit het door de Stichting beheerde fonds aan SFA ter beschikking te stellen. SFA verlangt van ARN financiële en technische ondersteuning voor de oprichting van een verwijderingssysteem dat zal concurreren met het huidige systeem van
producenten en importeurs van auto’s in Nederland. Om te bepalen of ARN misbruik maakt van haar eventuele machtspositie dient derhalve een objectieve analyse van deze weigering plaats te vinden.
42. Niet valt in te zien waarom in het onderhavige geval er sprake zou zijn van een gedraging, welke aangemerkt zou moeten worden als misbruik in de zin van artikel 24 Mw.
43. Krachtens het Besluit beheer autowrakken is elke producent of importeur van voertuigen in Nederland verplicht om in zowel organisatorisch als financieel opzicht zorg te dragen voor de inname en verwerking van de door hem in Nederland op de markt gebracht voertuigen, die in Nederland in het afvalstadium zijn beland.27 De verwijderingsbijdrage wordt door de
producenten en importeurs aan het door de Stichting beheerde fonds afgedragen. Op grond van de Overeenkomst 2000 zijn de individuele producent en importeur vrij de verwijderingsbijdrage al dan niet door te berekenen aan hun afnemers (en uiteindelijk de
25 Besluit d-g NMa, 30 maart 2001, zaak 1437/ Monuta vs. Schieland Ziekenhuis/ Matrice, randnummer 57.
Besluit d-g NMa, 15 februari 1999, zaak 34/ Datacon vs. E-Trade, randnummer 11.
26 Rechtbank Rotterdam 25 februari 2002 (MEDED 99/ 1488-SIMO) (Stichting Academie voor Kunstzinnige
Vorming).
27 Uit de Nota van Toelichting bij het Besluit beheer autowrakken blijkt dat de systeemkosten van het huidige
consument).28 Nu er op het punt van de doorberekening tussen de deelnemers aan het
ARN-systeem geen afspraken zijn gemaakt, kan niet worden gesteld dat de
verwijderingsbijdragen als gevolg van de Overeenkomst 2000 door de consumenten worden opgebracht en treft de hierop betrekking hebbende stelling van SFA geen doel.
44. De door SFA geciteerde overweging uit de considerans van de Richtlijn, dat “ [d]e lidstaten er zorg voor [dienen] te dragen dat bij de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn de concurrentie in stand wordt gehouden, met name met betrekking tot de toegang van het midden- en kleinbedrijf tot de markt van de inzameling, demonteren, verwerking en recycling” ,29 biedt ook geen steun voor de stelling dat SFA toegang zou moeten hebben tot
de gelden uit het door de Stichting beheerde fonds. Deze overweging ziet niet op concurrentie tussen verwijderingsystemen van producenten en importeurs van auto’s, maar op de concurrentie op de markten voor inzameling, demontage, verwerking en recycling. In een eerder besluit heeft de d-g NMa geoordeeld dat met betrekking tot de wijze van contracteren met autodemontagebedrijven, inzamel- en recyclingbedrijven, de Stichting niet handelt in strijd met artikel 6, lid 1, Mw.30 Er werd voldoende concurrentie
aanwezig geacht op de genoemde markten. SFA heeft in de onderhavige procedure geen informatie verstrekt op grond waarvan de d-g NMa zou moeten terugkomen op dat besluit. 45. Volgens de brief van de Stichting aan SFA, gedateerd 26 januari 2001, functioneert het
ARN-systeem “ naar volle tevredenheid” . Bovendien kunnen producenten en importeurs niet inzien welk belang zij hebben bij het ondersteunen van een tweede inzamel- en verwijderingssysteem voor autowrakken.
46. In het kader van artikel 24 Mw is het niet zo dat elke weigering door een eventuele dominante onderneming beschouwd moet worden als misbruik, wanneer het betreft bijvoorbeeld levering van goederen of diensten aan een concurrent of toegang geven tot een concurrerend systeem.31 Voor een dominante onderneming geldt eveneens het
uitgangspunt van contractsvrijheid en bestaat geen verplichting om concurrentie tegen hemzelf te steunen.32
47. Ten slotte overweegt de d-g NMa dat, indien ARN gedwongen zou worden om met SFA in zee te gaan, dit tot resultaat heeft dat de bij het stelsel van SFA aangesloten
28 Besluit d-g NMa, Auto Recycling Nederland II (hiervoor aangehaald in voetnoot 2), randnummers 6-9. 29 Richtlijn 2000/ 53/ EG, overweging 23.
30 Besluit d-g NMa, zaak 115/ 63/ Stichting Auto & Recycling (hiervoor aangehaald in voetnoten 9 en 10). 31 HvG EG 26 november 1998, Oscar Bronner & Co. KG, Jur EG 1998, p.I-7791.
32 Beschikking van de Europese Commissie, 29 juli 1987, BBI/ Boosey & Hawkes, Pb L 286/ 36, randnummer
autodemontagebedrijven en verwerkende bedrijven gebruik maken van de financiële middelen van ARN, zonder afhankelijk te zijn van overeenkomsten met Auto Recycling Nederland B.V. en de daarin opgenomen milieu-eisen, en zonder onderworpen te zijn aan het controlesysteem van Auto Recycling Nederland B.V. Hetzelfde geldt voor eventuele andere samenwerkingsverbanden van autodemontagebedrijven en verwerkende bedrijven die in dat geval het voorbeeld van SFA zouden kunnen volgen. Dit betekent niet alleen dat het interne financiële evenwicht van het stelsel van ARN in gevaar wordt gebracht, maar brengt ook mee dat verschillende verwijderingsstelsels met elkaar gaan concurreren onder sterk ongelijke voorwaarden, ten nadele van het stelsel van ARN.
48. Op grond van het voorgaande concludeert de d-g NMa dat de weigering van ARN om SFA toegang te verschaffen tot de financiële en technische middelen van ARN geen misbruik oplevert in de zin van artikel 24 Mw. Het bezwaar van SFA dient ongegrond te worden verklaard.
VIII. Besluit
De directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit verklaart het bezwaar van de Stichting Federatie Autorecycling tegen zijn besluit van 19 juli 2001 in zaak 2423, met kenmerk 2423/ 2, ongegrond.
Datum: w.g. 17-10-2002
A.W. Kist
Directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de