Het Journaal:
leuker moeten we het niet
maken, of toch wel?
Een onderzoek naar popularisering, personalisering
Joanke Dijkstra
Studentnummer 2239612
Master Journalistiek
Rijksuniversiteit Groningen
Hoofdbegeleider:
Prof. dr. H.B.M. Wijfjes
Tweede lezer:
Dr. T.A.C. Witschge
Augustus 2013
Het Journaal:
leuker moeten we het niet
maken, of toch wel?
INHOUDSOPGAVE
1.Inleiding…....………. 5
1.1 De spagaat van de NOS……….………...………...5
1.2 Het huidige debat………...……….………...………....8
1.2.1 Veranderingen in inhoud………...9
1.2.2 Veranderingen in vorm………..………..………11
1.3 Opzet van de scriptie….…………...……… 12
2. Context van de NOS……….……….……….………...………... 15
2.1 Steeds in beweging: de Nederlandse Omroep Stichting...…………..15
2.2 Zichzelf heruitvinden in de strijd tegen de concurrentie (1987 – 1996) ………. 16
2.3 Betichtingen van verleuking (1996 – 2002)………...……...……….. 17
2.4 Niet de wil maar de wereld van de kijker (2002 -‐2011) ……….………...…..………. 18
2.5 Betrokkenheid in een gefragmenteerd publiek (2011 – heden)……….……….. 19
3. Theoretisch kader………..………..……….………. 21
3.1 De derde component: samenkomst van inhoud en vorm……..………... 21
3.2 Popularisering………….………...………... 23
3.2.1 Popularisering als bedreiging voor de democratie?………..………24
3.2.2 Verschuiving van de nieuwswaarden..………..………...………...…….. 25
3.2.3 Stijgend belang van het visuele (stijl) en het gebruik van het persoonlijke format.. 28
3.2.4 Deelvragen popularisering………....………..………...………...…… 30
3.3 Personalisering………..………...………... 30
3.3.1 Conceptualisering van personalisering………...…………...………...…. 31
3.3.2 Personalisering van sporters………..……...………...…… 33
3.3.3 Personalisering door wijze van informatievoorziening en format………..…...…… 34
3.3.4 Deelvragen personalisering………....………...…… 37
3.4 Sensationalisering………..………...………... 37
3.4.1 Conceptualisering van sensationalisering…………..………...…. 37
3.4.2 Sensationalisering door hoeveelheid dramatische onderwerpen……...……… 39
3.4.3 Sensationalisering door middel van gekozen stijl………..… 40
3.4.4 Deelvragen sensationalisering………....………..………...………..…… 41
3.5 Overzicht deelvragen………..………...………... 42
4.Methode……..……….……….…. 43 4.1 Kwantitatieve analyse……….……….…………...………... 43 4.1.1 Onderzoekssample……….………...……….….... 43 4.1.2 Coderingsschema……….…………..………...………... 44 4.2 Kwalitatieve analyse……….………...………... 48 4.2.1 Casusstudie………...………... 48 4.2.2 Aandachtspunten……….………...………... 50 5. Resultaten………..……….……….……… 51
5.1 Wat wordt er gebracht? ……….………..…...………... 51
5.1.1 Verhouding binnen-‐ en buitenlands nieuws………..………...…… 51
5.1.2 Verhouding hard en soft nieuws………..………..…………...……….... 52
5.1.3 Dramatische onderwerpen…………..………...………...……… 56
5.2 Hoe wordt het nieuws gebracht?... ………...………... 57
5.2.1 Van conventioneel naar publiek, of nog verder?...………...………...…… 57
5.2.2 Personalisering door het gekozen format………..……..………...…… 60
5.2.3 Het oog wil ook wat: sensationele vormgeving?...………...…...…… 63
5.3 Personalisering van sporters………….………...………... 65
5.4 Hoe inhoud en vorm samenkomen…..………...………... 69
6. Conclusie en discussie……..………...………... 73
6.1 Conclusie……….………...………... 73
6.2 Beperkingen onderzoek en suggesties vervolgonderzoek………... 77
Bronnen en literatuur.……….……….………. 80
Bijlagen……….……….……… 87
Bijlage 1 -‐ Codeboek……….………...………... 87
Bijlage 2 –Protocol interview Rene Went…………..………...………... 99
1. INLEIDING
IN DE INLEIDING ZAL ALLEREERST DE AANLEIDING VAN DIT ONDERZOEK BESCHREVEN WORDEN. POPULARISERING IS EEN CONCEPT WAAR DE NOS AL LANGER MEE WORSTELT EN IS BOVENDIEN EEN TERM DIE AL GAUW IN DE MOND GENOMEN WORDT WANNEER ER VERANDERINGEN PLAATSVINDEN. DE NOS BEVINDT ZICH HIERDOOR AL ENKELE JAREN IN EEN SPAGAAT. OOK WORDT IN PARAGRAAF 1.1 DE ONDERZOEKSVRAAG VASTGESTELD. WAAR EEN DEEL VAN HET NOS PUBLIEK OM SOFT EN BETROKKEN NIEUWS LIJKT TE VRAGEN WORDT DIT DOOR EEN ANDER DEEL ZWAAR BEKRITISEERD.
DIT DEBAT WORDT VERDER UITEENGEZET IN PARAGRAAF 1.2. IN DE LAATSTE PARAGRAAF WORDT DE OPZET VAN DEZE SCRIPTIE EN HET ONDERZOEK BESPROKEN.
1.1 De spagaat van de NOS
Het medialandschap is aan het veranderen. Door de opkomst van apps, gratis kranten, entertainende actualiteitenprogramma’s en de 24/7 cyclus lijkt het nieuws steeds sneller én steeds persoonlijker te worden.1 Door veel concurrentie en een vergrotende macht van de kijker moeten programma’s steeds
meer moeite doen om kijkers aan zich te binden, bijvoorbeeld door imagebuilding en aanpassingen in stijl en vorm.2 Dit is ook zichtbaar bij het NOS Achtuurjournaal, nog steeds het meest bekeken programma van
de publieke omroep met gemiddeld twee miljoen kijkers voor het avondjournaal van 20.00 uur.3 Echter, de
gemiddelde leeftijd van Journaalkijkers is hoog en de nieuwe generatie potentiële kijkers zit niet standaard meer om 20.00 uur voor de buis. Zij nemen het nieuws tot zich via sociale platformen en digitale kanalen op het moment dat het hen uitkomt.4 Het publiek van de NOS vergrijst en fragmenteert. En dat veroorzaakt
een probleem, zo ziet ook hoofdredacteur Marcel Gelauff in: ‘’Wij moeten alle lagen van de bevolking
bedienen: hoog-‐ en laagopgeleid, oud en jong. Dat is ons grootste probleem. Daar stonden we vroeger minder bij stil."5 Noodgedwongen zoekt ook de NOS naar nieuwe vormen van journalistiek die vooral ‘vlotter’ moeten zijn.
Uit onderzoek blijkt dat 68% van de Nederlanders het NOS Journaal onmisbaar vindt.6 Als
belangrijke zendgemachtigde binnen de publieke omroep wordt de NOS nauwlettend in de gaten gehouden door het Commissariaat voor de Media. En ook kijkers zijn kritisch. Reden genoeg om op de redactie elke verandering weloverwogen door te voeren dan wel af te keuren. Die (zelf)reflecterende houding is belangrijk, want volgens algemeen NOS-‐directeur Jan de Jong is er sprake van een discrepantie tussen het imago van de NOS en de werkelijkheid: De NOS is een bekend merk, één van de bekendste van Nederland.
1 P. Bakker, ‘De ondraaglijke lichtheid van de journalistiek’ via http://expertmeeting.ntr.nl/2013/03/19/pietbakker/ op 10 september 2013. 2 I. Costera Meijer, ‘Naar een goed Journaal? Conventionele, populaire en publieke repertoires in de televisiejournalistiek’, in: J. Bardoel et al., eds.,
Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam 2002, P391.
3 Kijk, luister en internetcijfers via www.kijkonderzoek.nl op 24 april 2014.
4 K. Tameling, ‘Zwicht de NOS voor de behoefte aan leuk nieuws?’ via http://www.denieuwereporter.nl/2012/09/zwicht-‐de-‐nos-‐voor-‐de-‐behoefte-‐
aan-‐leuk-‐nieuws/ op 10 september 2013.
5 J. Benjamin, ‘Het Journaal blijft een ijkpunt’ NRC Handelsblad 9 maart 2013.
6 Onderzoek European Institute for Brand management via
Maar dat wil nog niet zeggen dat we ook een sterk merk zijn. Er is nog altijd een verschil tussen wat de NOS werkelijk is (dynamisch, snel en eigentijds) en haar imago, hoe het publiek de NOS ziet (oud, grijs en stoffig).7
Die discrepantie wordt ook duidelijk in de taken van de NOS. Als onderdeel van de publieke omroep heeft de stichting een wettelijke taak het brede publiek te bereiken en te informeren.8 Juist in deze tijd van
snelle technologische ontwikkelingen is het een taak voor de NOS om een zekere betrokkenheid te creëren om ook jonge kijkers te trekken. Dit zorgt er echter voor dat veel trouwe (vaak oudere) kijkers veranderingen en aanpassingen te populair vinden. Het is de spagaat waar de NOS de laatste jaren in terecht is gekomen. Enerzijds wil en moet de NOS een jongere doelgroep aanspreken maar anderzijds dreigt het gevaar dat zij beticht wordt van popularisering wanneer zij te hip wil doen. Dit blijkt onder andere uit het NOS-‐rapport Publiek in de Toekomst uit 2010. Daarin schrijft de toenmalige hoofdredacteur Hans Laroes namelijk het volgende: ‘’Wat wij zeker niet moeten doen is ons publiek naar de mond praten.
De eigenzinnigheid die bij een nieuwsorganisatie hoort om te agenderen, te openen op impopulaire of in eerste instantie ongemakkelijke verhalen, is van grote waarde en betekenis. Wij zijn er niet om te pleasen door gemakkelijke verhalen te maken; we zijn er om ook moeilijke verhalen te brengen maar die toegankelijk te maken. Dat wordt overigens ook van ons verwacht. Mensen herkennen en verwerpen gemakzucht aan onze kant, en hebben een sterk ontwikkeld gevoel over wat de NOS wel en niet mag, in hun ogen.’’9
De publieke omroep moet enerzijds onderscheidend blijven van de markt, maar wordt anderzijds gedwongen populair en relevant te blijven omdat zij anders niet meer representatief is voor het brede publiek. Dit leidt volgens veel critici –zoals socioloog Pierre Bourdieu en professor Bob Franklin-‐ tot dumbing down en in sommige gevallen een toename van het zogenaamde celebritynieuws. Toch heeft eerder onderzoek aangetoond dat de NOS niet te betichten valt van popularisering wanneer er gekeken wordt naar de hoeveelheid celebritynieuws in de laatste vijf jaar.10
De NOS heeft de afgelopen jaren enkele veranderingen doorgevoerd binnen het Achtuurjournaal. Journalist Joost de Vries benoemt in zijn artikel in de Groene Amsterdammer terecht dat het Journaal de afgelopen tien jaar verschillende keren is vernieuwd. Soms alleen het decor, op andere momenten meer de inhoud. Steeds op zoek naar betere aansluiting bij het veranderende publiek.11 Maar die veranderingen
worden door de kijkers vaak met argusogen gevolgd. Hoofdredacteur Marcel Gelauff schrijft hierover op de NOS weblog: ‘’Sommigen hebben het gevoel dat we meer richting popularisering opschuiven. Ik herken dat
eigenlijk niet. De toon is wel hier en daar wat losser, maar we willen niet populariseren. Dat is niet wat we
7 Jaarverslag NOS 2012 via http://over.nos.nl/voor-‐de-‐pers/nos-‐persberichten/detail/35 op 30 september 2013. 8 Artikel 2.34a uit Mediawet 2008 via
http://wetten.overheid.nl/BWBR0025028/Hoofdstuk2/Titel22/Afdeling222a/Artikel234a/geldigheidsdatum_02-‐07-‐2012 op 11 september 2013.
9 H. Laroes, ‘Publiek in de Toekomst’ via http://weblogs.nos.nl/hoofdredactie/page/4/ op 2 april 2013.
10 F.J. Dijkstra, ‘Rafael en Sylvie: onderdeel van het Journaal? Onderzoek naar de mogelijke toename van celebrity nieuws in het NOS
Achtuurjournaal’, Groningen 2013.
zoeken. Het gaat vooral over eigentijdser zijn in HOE we ons nieuws vertellen. Dichtbij zijn gaat niet over welke onderwerpen we maken, maar gaat over onze onderwerpen zo maken dat ze u als kijker gemakkelijker bereiken. Dat is echt wat anders dan popularisering.’’12
Gelauff kaart hier een belangrijk punt aan, namelijk de besluitvorming over HOE (vorm) het nieuws gebracht wordt. Dat is dus een andere discussie dan WAT (inhoud) er gebracht wordt. Veel mensen scharen beide manieren onder de term popularisering, maar het is belangrijk hier een nuance in aan te brengen. Want popularisering is meer dan alleen de hoeveelheid hard en soft nieuws of de hoeveelheid celebritynieuws. Het begrip dekt meer. Popularisering heeft te maken met hoe nieuws gebracht wordt, welke inhoud de items hebben, hoe de lay-‐out en het decor eruit zien maar ook met de invulling van het Journaal (gebruik van kruisgesprekken, voxpop, microverhalen).
Popularisering lijkt een containerbegrip te worden dat te pas en te onpas gebruikt wordt. Dit wordt versterkt door de uiteenlopende definities van onderzoekers. Marc Hooghe (hoogleraar Katholieke Universiteit Leuven) en de politiek communicatiewetenschapper Knut de Swert scharen onder de term popularisering ook de trend naar een grotere aanwezigheid van sensatie en een hogere mate van personalisering.13 Deze drie begrippen, popularisering, personalisering en sensationalisering, staan blijkbaar
in nauw verband met elkaar. Ze hebben gemeen dat ze in verschillende definities vaak een sterk negatieve lading hebben. Alle drie duiden ze een trend aan naar lichter, verteerbaarder en toegankelijk nieuws, vaak met het doel om een groter publiek te bereiken en enige vlotheid te creëren. Waar popularisering vaak als overkoepelende term gebruikt wordt, veelal ook in terminologie zoals tabloidisering, versimpeling en verkleutering, zijn personalisering en sensationalisering vooral vormen waardoor popularisering ontstaat. Daarom is er voor dit onderzoek gekozen om de term popularisering als hoofdbegrip te hanteren. Personalisering en sensationalisering worden beschouwd als indicatieve vormen die de mate van popularisering kunnen aantonen.
In veel onderzoeken wordt slechts één van deze concepten onderzocht. Dit onderzoek brengt de drie componenten samen en biedt een coderingsmethode die de mate van popularisering (én haar indicatieve vormen) meet op een wijze die verder gaat dan voorgaande onderzoeken. Hooghe en De Swert geven aan dat nergens een studie voorhanden is die alle verschillende componenten van popularisering empirisch tracht te meten. Ze betogen dat veel studies zich wel wagen aan de zogezegde ‘wat-‐component’ (minder politiek, meer sensatie?) maar dat de ‘hoe-‐component’ (de (persoonlijke) vorm, de manier waarop het nieuws of de inhoud gebracht wordt) vaak over het hoofd wordt gezien.14 Hier ligt dus ruimte voor een
onderzoek. Tevens stellen ze vast dat over gedrukte media veel onderzoek beschikbaar is, maar dat er een achterstand is wat betreft onderzoek naar audiovisuele media. Zij raden aan dergelijk onderzoek dan op
12 Weblog NOS hoofdredactie via http://weblogs.nos.nl/hoofdredactie/2012/05/30/veel-‐reacties-‐op-‐nieuwe-‐vormgeving-‐nos-‐Journaal/ op 30
september 2013.
itemniveau te doen, net als zij gedaan hebben bij printjournalistiek: analyse van artikel voor artikel.
Dat is ook precies de insteek voor dit onderzoek. Versimpeling van het televisielandschap ontstaat wanneer nieuws wat betreft inhoud en vorm meer en vaker tabloidkenmerken begint te vertonen.15 Dit
empirische onderzoek moet uitwijzen of een dergelijke negatieve verschuiving zich zowel in de vorm als de inhoud bij de NOS voordoet. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de hoeveelheid populaire kenmerken in die beide componenten. Die populaire kenmerken bevatten onder andere de mate van personalisering en het gebruik van sensationele vormgevingsaspecten. Het onderscheid en de definitie van deze begrippen worden verder toegelicht in hoofdstuk 3 waarbij elk concept dusdanig behandeld wordt dat de tweedeling tussen inhoud en vorm te allen tijde in acht wordt gehouden. De onderzoeksvraag luidt als volgt:
In hoeverre is er sprake van popularisering door middel van inhoud én vorm van het NOS Achtuurjournaal in de periode 1993 tot en met 2013?
Popularisering is een proces en geen momentopname. Een krant of tv-‐progamma populariseert niet in een tijdspanne van een maand, een dag of een jaar. Het erin sluipen van populaire elementen is een haast onmerkbaar proces dat pas zichtbaar wordt wanneer er van een afstand naar gekeken wordt. En om vast te stellen of er daadwerkelijk een populariserend proces heeft plaatstgevonden, is het belangrijk om een eventuele verandering in een tijdsverloop te bezien. Daarom beslaat de hoofdvraag een periode van twintig jaar. Op die manier kunnen ontwikkelingen van het Journaal empirisch getoetst worden, maar wordt er tegelijkertijd gekeken naar de invloed van bepaalde gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld de beleidvoering van een specifieke hoofdredacteur. De eerste betichtingen van verleuking aan het adres van het NOS Journaal kwamen rond 1996, toen de redactie onder leiding van Nico Haasbroek kwam te staan. Om te ontdekken of die uitspraken gegrond zijn, wordt er ook een meting gedaan voor de periode-‐ Haasbroek. Wellicht was het in de periode daarvoor of daarna wel erger. De laatste jaren wordt de NOS immers beschuldigd van popularisering na berichtgeving over bijvoorbeeld #RafSyl en ‘Onnogate’. In de onderzoeksperiode van twintig jaar zijn er vier verschillende hoofdredacteuren geweest, elk met hun eigen beleid en visie. Door gericht steekjaren te kiezen is het mogelijk dit beleid en deze visie terug te zien in de resultaten en verschillen te ontdekken tussen de vier hoofdredacteuren. Verdere uitleg over de methode en de opzet van de scriptie zal besproken worden in paragraaf 1.3.
1.2 Het huidige debat
Bij het bespreken van het gaande debat en de vragen die daarbij komen kijken, is het belangrijk om de tweedeling tussen inhoud en vorm in acht te houden. Om het gevaar tegen te gaan dat popularisering een containerbegrip wordt, zullen de veranderingen van vorm en inhoud in de volgende paragrafen apart van
elkaar besproken worden. In het huidige debat over popularisering ontbreekt die nuance vaak en worden de ‘hoe’ en ‘wat-‐‘componenten onterecht verwisseld. Verdere duiding van deze tweedeling komt aan bod in hoofdstuk 3. In datzelfde hoofdstuk worden de drie kernconcepten geoperationaliseerd tot een aantal deelvragen. Die deelvragen komen bewust later aan bod, want pas in hoofdstuk 3 wordt een uitgebreide definitie van de kernconcepten gegeven. Op die manier kunnen naderhand de deelvragen specifieker gesteld worden.
1.2.1 Veranderingen in inhoud
Het is een vraag die al meerdere jaren gesteld wordt: in hoeverre mogen kwaliteitsmedia zich bezighouden met de softere kant van de journalistiek. Het is de vraag die politicoloog Leonoor Meijer al besprak in 1999.
‘’Het persoonlijke in iemands leven maakt steeds vaker deel uit van de directe aanpak van het nieuws. Nieuwtjes, ook in de gevoelige sfeer van het persoonlijk leven van bekendheden, zijn prominent te vinden in de Volkskrant, NRC Handelsblad of één van de andere ‘kwaliteits’periodieken.’’16 Het is een dilemma waar
ook de NOS mee worstelt. Uit diverse onderzoeken blijkt dat het NOS Journaal vaak als ‘saai’ en ‘serieus’ wordt beschouwd.17 Daarentegen is de betrouwbaarheid van het programma wel groter dan die van
concurrent RTL Nieuws. Maar het toegeven aan de behoefte aan luchtiger nieuws kan ten koste gaan van die betrouwbaarheid. Hoofdredacteur Marcel Gelauff is echter van mening dat veranderingen in vorm, toon en het afwisselen van zowel zwaardere als lichtere berichten, niet per definitie hoeven te betekenen dat de journalistiek inboet aan diepgang of kwaliteit.18
Toch zijn de reacties op lichtere berichten tamelijk heftig. De NOS koos er begin 2013 bijvoorbeeld voor om de huwelijksbreuk tussen voetballer Rafael van der Vaart en presentatrice Sylvie van der Vaart op te nemen in het Journaal. Het was een keus die veel stof deed opwaaien. Op Twitter kreeg de organisatie de wind van voren. Gelauff verdedigde zich via Twitter door achter de keuze van zijn redactie te blijven staan: ‘’#Gesprekvandedag hoort ook in de berichtgeving van #NOS’’. De Nederlandse Nieuwsmonitor stond Gelauff bij door op te merken dat het hoge ‘RTL Boulevard’-‐gehalte niet alleen de media te verwijten valt:
‘’Nieuws is immers een kwestie van vraag en aanbod en de lezers smullen voor een groot deel van de berichtgeving. […] Een filmpje over de scheiding op NOS.nl met ruim 16.000 views is een van de meest bekeken filmpjes van de afgelopen dagen.’’19
Piet Bakker (lector Crossmediale Journalistiek aan de Hogeschool Utrecht) ziet het juist als kracht van het Nederlandse mediasysteem dat berichtgeving over bijvoorbeeld Rafael & Sylvie in zowel RTL Boulevard als het Achtuurjournaal te zien is. Toch lijkt de algehele tendens dat het merendeel van de kijkers
16 L. Meijer, ‘Roddeljournalistiek in Nederland’, in Het gouden pennetje. Amsterdam 1999.
17 A. Peeters, NOS-‐Journaal, RTL Nieuws en SBS Nieuws: kijkgedrag en beoordeling in 2000 . Hilversum: NOS Kijk-‐ en Luisteronderzoek (2001). 18 K. Tameling, ‘Zwicht de NOS voor de behoefte aan leuk nieuws?’ via http://www.denieuwereporter.nl/2012/09/zwicht-‐de-‐nos-‐voor-‐de-‐behoefte-‐
aan-‐leuk-‐nieuws/ op 10 september 2013.
19 Nederlandse Nieuwsmonitor. ‘Media worstelen met #rafsyl’ Via http://www.nieuwsmonitor.net/n/164/Media_worstelen_met_rafsyl op 14 maart
berichten over scheidingen van bekende Nederlanders niet in het Achtuurjournaal vinden passen.20
Desalniettemin is het voor de NOS lastig om dergelijke items vanzelfsprekend te mijden, want zulke gebeurtenissen zijn wel vaak onderwerp van gesprek tijdens de koffie, op het werk of bij de borrel. Ze vormen, in de woorden van Gelauff, het gesprek van de dag. Op de redactie resulteren soortgelijke gebeurtenissen af en toe in felle discussies. De interne dagrapporten – met daarin onder meer de top 25 van de best gelezen online berichten -‐ laten zien dat bijvoorbeeld het artikel ‘Badr Hari nu officieel verdachte’ op 23 juli jl. bovenaan de lijst prijkt, terwijl de ‘Europese banken onderuit’ het op diezelfde dag moet doen met plaats 23.21 De vraag rijst of de NOS zich door dergelijk kijkersgedrag laat leiden. Beïnvloedt
het de keuzes bij het samenstellen van het Achtuurjournaal? Om daarachter te komen wordt er een kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd waarin gelet wordt op de verhouding tussen hard en soft nieuws (het wat-‐component) en de wijze waarop dat nieuws gebracht wordt (het hoe-‐component). Meer daarover in hoofdstuk 3 en 4.
Maar, zoals eerder betoogd, is popularisering meer dan de verhouding hard en soft nieuws. Een verschuiving in nieuwswaarden kan bijvoorbeeld ook ontstaan doordat er mengvormen ontstaan of door een toename van een persoonlijke benadering. Sportitems zijn bij uitstek een voorbeeld van dergelijke mengvormen en vormen daarom de input voor een casus in het kwalitatieve gedeelte van dit onderzoek. Het genre sport is een hybride genre dat zowel hard (feitelijk) als soft (hoog entertainment gehalte) van aard is. Bovendien zijn sporters zijn allang niet meer enkel atleet. Het zijn bekende Nederlanders. Sterren. Bekend om hun persoonlijkheid, niet zozeer om hun sportprestaties.22 De vraag dringt zich op of ook de
NOS aan deze vorm van popularisering meedoet. Is er een verschuiving in hun nieuwswaarden van prestatie naar persoonlijkheid? Deze verschuiving is van belang omdat een dergelijke toename van personalisering vaak als negatief wordt gezien omdat een focus op de persoon zou impliceren dat er minder of geen aandacht meer is voor de inhoud.23
Personalisering is, kort gezegd, het proces, waarbij een
individu zich in de media ontwikkelt tot een persoonlijkheid. De persoon in kwestie kan een politicus zijn, maar ook een sporter. Tegenwoordig ontvangen atleten steeds vaker een sterrenstatus. De sporter is ontwikkeld tot een persoonlijkheid.
De vraag rijst of ook de NOS bijdraagt aan deze ontwikkeling. Daarom richt één van de deelvragen zich specifiek op de eventuele verschuiving van aandacht naar de persoonlijkheid van de sporter in plaats van naar de sportprestaties. Omdat sportitems in de literatuur als hard én soft nieuws gecategoriseerd worden, zal er in zowel het kwalitatieve als het kwantitatieve gedeelte van dit onderzoek aandacht geschonken worden aan de mate van personalisering in sportitems. Daarbij wordt gelet op een eventuele
20 P. Bakker, ‘De ondraaglijke lichtheid van de journalistiek’ via http://expertmeeting.ntr.nl/2013/03/19/pietbakker/ op 20 september 2013. 21 K. Tameling, ‘Zwicht de NOS voor de behoefte aan leuk nieuws?’ via http://www.denieuwereporter.nl/2012/09/zwicht-‐de-‐nos-‐voor-‐de-‐behoefte-‐
aan-‐leuk-‐nieuws/ op 10 september 2013.
22 R. Stokvis, Sport, Publiek en de Media. Amsterdam 2003.
23 L. Duits, ‘Popularisering heeft Nederlandse politieke televisie niet verarmd’ via http://lindaduits.nl/2012/06/proefschrift-‐popularisering-‐heeft-‐
toename van informatie over het privéleven van sporters, een vergrootte nadruk op emotie en de focus op de kenmerken en vaardigheden van een individuele sporter. Meer daarover in paragraaf 3.3.2.
1.2.2 Veranderingen in vorm
De mate van personalisering blijft overigens niet beperkt tot bekende sporters en politici. Doordat nieuwsuitzendingen vaak prime time naast elkaar geprogrammeerd worden, is het steeds belangrijker geworden om onderscheidend te zijn, een eigen imago en identiteit op te bouwen. Veel actualiteitenprogramma’s doen dat mede door de rol van de zogeheten ‘anchorman’ te vergroten. Dit is ook zichtbaar bij de NOS, met het nieuwe decor dat in mei 2012 ingevoerd werd. We hebben het dan over het personaliseren door het hanteren van een bepaalde vorm. Daaronder kan worden verstaan: het decor, belichting, enscenering maar ook gestandaardiseerde deelvormen zoals kruisgesprekken, loopjes en stand-‐ uppers. Deze aspecten hebben alles te maken met de vormgeving en wijze van informatieoverdracht van het NOS Achtuurjournaal. De vorm van een programma is cruciaal in het creëren van meer betrokkenheid en het bereiken van een groter publiek. En daarmee wordt het eerste kernelement van de tweedeling (de inhoud) verbonden met het tweede kernelement van de tweedeling: de vorm.
Wanneer er gesproken wordt over vorm is het belangrijk om onderscheid te maken tussen stijl en
format.24 In dit onderzoek wordt onder stijl verstaan: de vormgevingsaspecten van al het visuele (dus zowel
decor als items). Onder format wordt verstaan de vorm die gekozen wordt om het nieuws te brengen. De wijze van informatieoverdracht dus. Dat kan zijn door middel van een kruisgesprek, een microverhaal of de duidelijke aanwezigheid van een verslaggever in een item. Overigens sluiten stijl en format elkaar niet uit. Het nieuwe decor (stijl) in combinatie met een meer ‘vertellende in plaats van presenterende’ anchorman (format) is hier een voorbeeld van. Deze veranderingen van het decor in aanpak en benadering zijn volgens Gelauff niet alleen verstandig, maar ook onoverkomelijk. Professor Irene Costera Meijer deelt die mening. Volgens haar is popularisering het experimenteren met vorm -‐en soms ook met inhoud-‐ met als doel complexe gebeurtenissen toegankelijk te maken voor de massa. Haar theorie over verschillende benaderingen waarop het nieuws gebracht kan worden, wordt verder uiteengezet in paragraaf 3.2.3. Ondanks de goede bedoelingen van veranderingen in de vormgeving en de wijze van informatieoverdracht, zien toch veel kijkers een wandelende Sacha de Boer als toonbeeld van opleuking.25
Dus hoewel deze aanpassingen in de vorm van het NOS Achtuurjournaal zorgen voor een breder publiek en meer nabijheid, werkt het betichtingen over popularisering in de hand. Is de NOS niet te ver doorgeslagen in aanpassingen van de stijl en het format? Om daarachter te komen richt een aantal deelvragen zich op de manier waarop het nieuws gebracht wordt en de rol van verslaggevers en presentatoren in de nieuwsuitzendingen in de periode 1993 – 2013. Door middel van een kwantitatieve analyse wordt
geanalyseerd of door toenemend gebruik van kruisgesprekken, studiogesprekken en stand-‐uppers er sprake is van personalisering van verslaggevers en presentatoren. Ook het aantal voxpops, gepersonaliseerde en microverhalen helpt de vermeende trend naar personalisering in kaart te brengen. Dat gedeelte van het onderzoek richt zich dus op de mate van personalisering door middel van vormgevingsaspecten op programmaniveau. Op een ander niveau zal er gekeken worden naar vormgevingsaspecten op item-‐ en shotniveau. Zo kunnen veranderingen in het gebruik van
inzoomen, uitzoomen, ooggetuigencamera, geluidseffecten, muziek, en cuts ervoor zorgen dat de vorm van een item dusdanig verandert dat zij als ‘populair’ gezien wordt, aldus Grabe.26
In dit geval is het woord sensationeel hier wellicht beter op zijn plaats. Het woord sensatie heeft evenals popularisering in het merendeel van de onderzoeken een negatieve connotatie. Critici zijn van mening dat een toename van sensatie leidt tot een beperktere overdracht van informatie of een in toenemende mate vertekend wereldbeeld, en aldus tot een minder goed geïnformeerd publiek. Eenzelfde stelling die velen aannemen als het gaat over de risico’s van popularisering. Er is empirisch onderzoek dat aantoont dat de vlotte vormgeving geen invloed heeft op hoe kijkers de kwaliteit van het nieuws waarnemen. Dat concludeert Mariska Kleemans in haar boek Arousing Television News. Haar onderzoek richt zich overigens vooral op de perceptie van sensationeel nieuws en niet zozeer op de hoeveelheid sensationele onderwerpen.27 Toch zal vanwege dit eerder gedane onderzoek het concept sensatie in het
theoretische kader korter behandeld worden dan de concepten popularisering en personalisering.
1.3 Opzet van de scriptie
Uit de voorgaande paragraaf wordt duidelijk dat er veel gesproken en gedebateerd wordt over de mate van popularisering van de vorm en inhoud door gebruik van personalisatie en sensatie. En ook binnen de NOS zijn deze concepten regelmatig onderwerp van gesprek. Dit komt duidelijker naar voren in hoofdstuk 2 waarin de context van de NOS wordt geschetst. Verschillende hoofdredacteuren uit de afgelopen twintig jaar passeren de revue passeren en hun houding ten opzichte van popularisering wordt besproken. Hoewel er veel over de vermeende popularisering van de NOS is en wordt gesproken, ontbreekt een goed onderzoek naar het praktische handelen van de NOS. Dit onderzoek moet daar verandering in brengen en in hoofdstuk 4 wordt besproken hoe dat bewerkstelligd wordt. Maar niet voordat in hoofdstuk 3 eerst alle kernconcepten theoretisch worden behandeld. Het theoretische kader vormt immers de input voor de operationalisering van het onderzoek.
Popularisering is het centrale concept in deze scriptie. Personalisering en sensationalisering zijn subbegrippen. Toch krijgt elk begrip een eigen paragraaf in hoofdstuk 3. Om de tweedeling tussen vorm en
26 M.E. Grabe, S. Zhou & B. Barnett, ‘Explicating sensationalism in television news : content and the bells and whistles of form’, Journal of
Broadcasting & Electronic Media 45 (2003) nr.4, PP635 – 655.
inhoud structureel in acht te houden heeft elke paragraaf dezelfde structuur: eerst conceptualisering van het begrip, vervolgens operationalisering van het concept met toepassing op de inhoud en daarna operationalisering van het concept met toepassing op de vorm. Dit is visueel weergegeven in afbeelding 1. Het doel van hoofdstuk 3 is de kernbegrippen uitgebreider te duiden om vervolgens meer specifieke en geoperationalieerde deelvragen te kunnen stellen. Deze deelvragen bevatten elk hun eigen invalshoek (popularisering, personalisering dan wel sensationalisering) en zullen daarom ook in de bijpassende hoofdstukken binnen het theoretisch kader gesteld worden. Bij deze deelvragen zal wederom onderscheid gemaakt tussen inhoud en vorm.
Daarom komt in paragraaf 3.1 het verschil tussen vorm en inhoud nogmaals kort aan bod maar wordt er langer stilgestaan bij de samenkomst van beide aspecten. Dit onderzoek onderscheid zich van eerder onderzoek door de twee elementen met elkaar te vinden door middel van een kwantitatieve en kwalitatieve analyse en door verder te kijken dan alleen popularisering. In paragraaf 3.2 tot en met 3.4 worden de kernconcepten uiteengezet, consequent uitmondend in bijpassende deelvragen. In paragraaf 3.5 worden alle deelvragen behandeld.
2. CONTEXT VAN DE NOS
IN DIT HOOFDSTUK WORDT DE CONTEXT VAN DE NOS GESCHETST WAARBIJ DE PROBLEMATISERING VAN DE KERNBEGRIPPEN AAN DE ORDE KOMT. ER IS AL VEEL GESPROKEN EN GESCHREVEN OVER DE BELEIDVOERING VAN DE
NOS MET BETREKKING TOT POPULARISERING, MAAR NOG NIET EERDER IS ER GROOT EMPIRISCH ONDERZOEK GEDAAN OM DE VERMEENDE POPULARISERING VAN HET ACHTUURJOURNAAL TE BEWIJZEN. DAAROM IS DEZE SCRIPTIE ZO OPGEBOUWD DAT EERST DE BELEIDSVOERING VAN VIER VERSCHILLENDE HOOFDREDACTEUREN UIT DE ONDERZOEKSPERIODE 1993 – 2013 BESPROKEN WORDT OM VERVOLGENS DOOR MIDDEL VAN DE LITERATUUR DE KERNBEGRIPPEN TE OPERATIONALISEREN EN ZO TE TOETSEN OF DE BETICHTINGEN VAN POPULARISERING AAN HET ADRES VAN HET NOS ACHTUURJOURNAAL GEGROND ZIJN OF NIET.
2.1 Steeds in beweging: de Nederlandse Omroep Stichting
De NOS, voluit de Nederlandse Omroep Stichting, is één van de belangrijkste spelers binnen de publieke omroep. Haar taak is vastgelegd in de Mediawet: het verzorgen van het media-‐aanbod voor de landelijke publieke mediadienst op het gebied van nieuws, sport en evenementen dat zich bij uitstek leent voor gezamenlijke verzorging.28 De programma’s die uit deze wettelijke taak voortvloeien dienen daarom ook
een vaste regelmaat te hebben. Die regelmaat kwam er op 5 januari 1956. De eerste uitzending van het NTS Journaal verscheen op de televisie. De NTS (Nederlandse Televisie Stichting) bestond toen al vijf jaar. In het eerste jaar was er echter nog maar drie keer per week een NTS Journaal, omdat de televisie maar drie avonden per week uitzond.29 In 1969 ontstaat het Journaal onder de naam die wij vandaag kennen, het
NOS Journaal. Vanaf het ontstaan tot aan de eeuwwisseling zijn het vooral technologische ontwikkelingen die het Journaal doen veranderen. In het boek Het Journaal beschrijft Ad van Liempt deze en andere ontwikkelingen: ‘’het Journaal is vrijwel voortdurend bezig met aanpassingen in decor en grafische
ondersteuning – logisch, want een dagelijks programma loopt een grote kans op slijtage. Maar ook in de wijze van informatieoverdracht worden steeds pogingen tot vernieuwing gedaan.’’ 30
Terecht merkt hij op dat veel vernieuwingen vele jaren eerder zijn bedacht en later weer overboord worden gezet. Het stempel dat elke hoofdredacteur op het Journaal zet is duidelijk aanwezig. Elke hoofdredacteur voert zijn eigen beleid maar toch meestal met eenzelfde doel: het Journaal moet origineler, sprankelender en mensen aanspreken. Er zijn meer factoren die meespelen in de beleidsvoering van het Achtuurjournaal. Denk aan economische ontwikkelingen, technologische vernieuwingen en veranderde verlangens van het publiek.31 Hoewel de hoofdredacteur niet de enige is die het beleid van de organisatie
uitvoert mag er wel vanuit gegaan worden dat zijn beleid dusdanig is opgesteld dat het rekening houdt met
28 Artikel 2.34a uit Mediawet 2008 via
http://wetten.overheid.nl/BWBR0025028/Hoofdstuk2/Titel22/Afdeling222a/Artikel234a/geldigheidsdatum_02-‐07-‐2012 op 11 september 2013.
29 A. van Liempt 2005, P7. 30 A. van Liempt 2005, P9.
de veranderingen in het medialandschap. Het is niet alleen de hoofdredacteur die een stempel drukt op het Journaal, ook presentoren hebben zo hun invloed. Daarom worden in de volgende paragrafen ook de ervaringen van enkele belangrijke anchors besproken. Voor het gemak zijn de volgende paragrafen zo ingedeeld dat ze overeenkomen met de dienstdoende jaren van een hoofdredacteur.
2.2 Zichzelf heruitvinden in de strijd tegen de concurrentie (1987-‐1996)
In 1987 wordt Gerard Van der Wulp hoofdredacteur van het NOS Journaal. Hem staat een zware taak te wachten als twee jaar later, in 1989, in Nederland commerciële concurrentie in televisie wordt toegestaan. Het marktaandeel van het kijkerspubliek daalt. In 1990 was dit nog 75%, in 1995 is het percentage geslonken tot 45% en nog vijf jaar later tot 36%.32 Van der Wulp krijgt ook te maken met bezuinigingen
wanneer in 1992 het mes gestoken wordt in de publieke sector. In datzelfde jaar toont een analyse van redactiechef Hans Laroes, dat zich een scheiding heeft voltrokken tussen geïnteresseerde journaalkijkers en kijkers die kiezen voor amusement en entertainment. Vooral hoogopgeleiden kijken het Journaal. De rest stemt liever af op het commerciële RTL.
Daar kwam een belangrijke factor bij: mediajournalisten begonnen te pas en te onpas het NOS Journaal en RTL Nieuws met elkaar te vergelijken. De sympathie ging naar de nieuwkomer, de NOS werd in de kranten gezien als een vette, volgevreten voormalige monopolist.33 Laroes adviseert Van der Wulp om
de nieuwsselectie daarom ook wat zwaarder uit te laten vallen om zo bij het hoogopgeleide publiek aan te sluiten. Eenvoudige teksten kunnen achterwege blijven is zijn mening. Toch pleit hij er tegelijkertijd voor om niemand uit te sluiten en tempowisselingen op te nemen in de bulletins. Van der Wulp pleit echter nog steeds voor snelle berichtgeving en meldt dat er vanaf september dat jaar een tweede SNG (satellite news gathering) beschikbaar komt. Een strategische zet, want concurrent RTL kan zich zoveel SNG’s niet permitteren.34 Het is tevens een kenmerkende zet voor de concurrentiestrijd die het tijdperk Van der Wulp
typeert.
Dat merkt ook voormalig presentatrice Pia Dijkstra op: ‘’De concurrentie speelde een hele grote rol.
We keken veel kritischer naar onze eigen prestaties en probeerden nog meer bovenop het nieuws te zitten.’’
Maar dat was niet het enige, ook in de jaren negentig was de NOS al bezig om het nieuws toegankelijker te maken volgens Dijkstra: ‘’Dit deden we door de aandacht te verleggen naar nieuws dat dichter bij de
mensen stond. Het was lastig: enerzijds wilden we blijven wie we waren, met achtergronden en duiding, maar we wilden de wedstrijd ook niet verliezen. We moesten onszelf echt opnieuw uitvinden.’’35 Dit
verwoordt precies Van der Wulps oplossing voor de concurrentie: niet meegaan in popularisering door in te zetten op zwaardere onderwerpen, maar tegelijkertijd wel het nieuws toegankelijker maken en uitgaan van
32 H.B.M. Wijfjes, 'Nieuwe wegen voor de publieke omroep in Vlaanderen en Nederland' in: Ons Erfdeel 49 (2006) PP323-‐333.
33 A. van Liempt, ‘Het zelfbeeld van het Journaal’ in B. Hageraats (eds.) Vijftig jaar tv-‐Journaal. Tijdschrift voor Mediageschiedenis (2005) P39. 34 A. van Liempt 2005, P266.
eigen kracht. Begin 1996 vindt Van der Wulp het genoeg, hij wil weer terug in de frontlinie van de journalistiek en wordt correspondent in Washington. Verrassend genoeg wordt zijn opvolger niet Hans Laroes. Het is de buitenstaander Nico Haasbroek die een frisse wind moet doen waaien. Haasbroek is een man van stunts, onorthodoxe benaderingen en merkwaardige humor.36 En ook voor anchor Joop van Zijl zit
het erop, hij wordt opgevolgd door Philip Freriks, die net als de nieuwe hoofdredacteur veelbesproken is door zijn frivole manier van presenteren.
2.3 Betichtingen van verleuking (1996 – 2002)
Haasbroek begint zijn termijn met het rondsturen van een enquête. De resultaten zijn volgens hem duidelijk: medewerkers zijn positief over de snelheid en betrouwbaarheid, maar vinden het nieuws wel te saai en zonder veel verrassingen.37 Haasbroek formuleert met het oog daarop zijn beleid: meer binnenlands
nieuws, minder Den Haag en meer aandacht voor trends, rages en onderwerpen die het gesprek van de dag zijn. Ook moet het nieuws meer visueel worden en dus minder pratende hoofden bevatten. En dus minder presentatoren, met als gevolg dat Haasbroek voorstelt te stoppen met verslaggevers op locatie.38 Het lijkt
erop dat ook de inhoud van het Journaal wat frivoler wordt. Haasbroek is van mening dat ook luchtig, vrolijk nieuws in het Journaal thuishoort.39 De reacties zijn heftig. Trouw waarschuwt voor ‘opleuking’ van het nieuws, NRC Handsblad verdenkt het Journaal ervan onder Haasbroek op de emotionele tour te gaan.40
En dus moet Haasboek zijn aanpassingen meerdere keren verantwoorden. Kijkers en deskundigen spreken van popularisering, die veroorzaakt zou zijn door de strijd tegen de commerciëlen.41 Haasbroek zelf
weerlegt dit en geeft aan dat het hem niet om het opleuken van het nieuws ging: ‘’Het ging over het
ontwikkelen van kwaliteit, het inschakelen van academici, het opzetten van een researchredactie, het herijken van de verhoudingen in het nieuws. Wel vond ik dat we als redactie nieuwsgieriger moesten zijn naar wat er onder de bevolking leefde en dat we daar soms meer mee moesten doen.’’42
Toch lijkt de tendens dat vooral tijdperk Haasbroek beschouwd wordt als de periode waarin het Journaal doorsloeg in het meegaan van de trend naar meer emotie en verleuking. Deze scriptie zal uitwijzen of dat klopt. Om zich meer bezig te houden met zijn oorspronkelijke taak –kwaliteitsverbetering van de berichtgeving-‐ haalt Haasbroek in 2000 Irene Costera Meijer in huis. Zij stelt een kwaliteitsdrieluik op met daarin drie benaderingen, welke besproken worden in paragraaf 3.2.3 en een belangrijk deel van het coderingsschema vormen. Costera Meijer stelt na haar onderzoek dat het in het belang van het NOS Journaal is om zich meer aan te trekken van de wensen van het publiek. Maar ze merkt dat dit voorstel op
36 A. van Liempt 2005, P278.
37 A. van Liempt, ‘Het zelfbeeld van het Journaal’ in B. Hageraats (eds.), Vijftig jaar tv-‐Journaal. Tijdschrift voor Mediageschiedenis (2005) P40. 38 A. van Liempt 2005, P279.
39 N. Haasbroek, Journaaljaren. Amsterdam 2004, P162. 40 A. van Liempt 2005, P281.
41 N. Haasbroek, ‘Het Journaal als norm, instituut en anker’ in N. Drok en T. Jansen (red) Even geen Den Haag vandaag. Naar een civiele Nederlandse
journalistiek, Den Haag 2001.
42 N. Haasbroek, ‘Met het opleuken van het NOS Journaal ben ik nooit bezig geweest’ via http://www.denieuwereporter.nl/2013/03/met-‐het-‐