Vraag nr. 295 van 9 juni 1997
van mevrouw SONJA BECQ
Territoriaal werkgelegenheidspact – Proefprojecten De betwiste sluiting van Renault Vilvoorde is een zware opdoffer voor de regio Halle-Vi l v o o r d e. H e t is dan ook verheugend te vernemen dat de V l a a m-se regering op 29 april jl. besloot in het raam van het territoriale werkgelegenheidspact twee proef-projecten te starten. Eén in de regio Halle-Vi l v o o r-de en één in r-de regio Limburg, die recentelijk werd geconfronteerd met de sluiting van Nova. B e d o e-ling is tegen het einde van de zomer een actiepro-gramma klaar te hebben dat werkgelegenheid schept.
1. Op grond van welke criteria zal een coördinator worden aangewezen ? Wat is zijn/haar opdracht ? Hoeveel middelen zijn hiervoor beschikbaar, enerzijds in de regio Halle-Vi l v o o r d e, a n d e r-zijds in de regio Limburg ?
2. Werden terzake doelstellingen met betrekking tot de creatie van werkgelegenheid en opleiding vooropgesteld ? Zo ja, welke ?
3. Zijn er bepaalde criteria waaraan het actieplan moet voldoen (bv. streefcijfers met betrekking tot tewerkstelling in diverse sectoren, t e w e r k-stelling van arbeiders, bedienden, laaggeschool-den, ...) ? Zo ja, welke criteria ? Op welke wijze zal gebruik worden gemaakt van de kennis en de knowhow omtrent de werkloosheid en de werkgelegenheidsproblematiek in de streek ? 4. Houdt de beslissing ook in dat er een specifieke
eigen bijdrage (logistiek en/of financieel) is van de Vlaamse regering in de ontwikkeling van dit actieprogramma en in de realisatie ervan ?
Antwoord
1. Aangezien het gaat om een territoriaal werkge-legenheidspact en de inbreng vanuit de regio hier van het grootste belang is, zijn hiervoor noch vanuit de Europese Commissie, noch van-uit de Vlaamse regering criteria vooropgesteld. De opdracht van een coördinator is te omschrij-ven als de dagelijkse verantwoordelijke voor het ontwerpen, de operationalisering en de opvolging van het pact.
De middelen beschikbaar voor de gehele onder-steuning van het proces (ontwikkeling tot en met realisatie – juni 1997-december 1999) bedragen maximaal 200.000 ecu per regio. H e t is de Europese Commissie die hierover, op basis van de aanvraag van elke regio afzonderlijk, zal beslissen.
2. De doelstelling van een territoriaal pact is met alle betrokken actoren, dus zowel de nationale, regionale als lokale overheid, de sociale part-ners en de niet-gouvernementale organisaties uit de betrokken regio, een gezamenlijk pact voor de werkgelegenheid te ontwikkelen en te implementeren. Dit pact moet geënt zijn op de regionale mogelijkheden, en daarom ook heeft de Europese Commissie geen becijferde doel-stellingen vooropgesteld.
3. De Europese Commissie heeft geen becijferba-re criteria voor het actieplan vooropgesteld. Zij verwacht een samenhangend actieplan waarin de hele regio zich terugvindt en waarachter alle actoren zich scharen.
Het is dan ook evident dat er wordt uitgegaan van het feit dat het regionale partnerschap zodanig is dat de aanwezige kennis en knowhow inzake werkloosheid, werkgelegenheid en regio-nale ontwikkeling hierin wordt opgenomen. 4. De beslissing over het eigenlijke pact kan pas
worden genomen nadat het zal zijn opgesteld en v o o r g e l e g d . In principe zijn er voor de uitvoe-ring van een territoriaal werkgelegenheidspact geen extra middelen uitgetrokken. Wel is het zo dat de middelen die vanuit de Europese Com-missie ter beschikking worden gesteld in het kader van de inflatietoeslag bij de operationele programma's voor de doelstellingen 3 (doel-groepenbeleid) en 4 (aanpassing werknemers aan veranderende productieomgeving) voor V l a a n d e r e n , in principe door de bevoegde Comités van Toezicht kunnen worden toege-kend aan projecten uit de betrokken regio's die passen in een goedgekeurd pact.