Vraag nr. 36
van 20 oktober 1997
van mevrouw SONJA BECQ
Begeleiding kansarme kinderen – Projecten
Stimuleringsprogramma's voor kinderen uit multi-probleemgezinnen genieten ruime aandacht. Vo o r-schoolse opvang biedt mogelijkheden op dit vlak. Prioriteit voor het achtergestelde kind, s t i m u l e r e n van spel en taal, betrokkenheid van de ouders en een integraal aanbod zouden aan de basis moeten liggen van dergelijke programma's. In het buiten-land zouden dergelijke projecten reeds bestaan. 1. Zijn dergelijke projecten in Vlaanderen
aanwe-zig ? Waar en op welke wijze ?
2. Worden deze projecten financieel ondersteund door de Vlaamse Gemeenschap ? Zo ja, h o e groot is de subsidie per initiatief ?
Kunnen per project duurtijd en doelstelling worden vermeld ?
Antwoord
Projecten begeleiding kansarme kinderen in com -plementariteit met de reguliere werking
De laatste jaren wordt ook in Vlaanderen ruim aandacht geschonken aan de bijzondere doelgroep van kinderen uit multiprobleemgezinnen. U i t onderzoek bleek immers dat veelal juist in het thuismilieu de educatieve prikkel ontbrak om deze kinderen in hetzelfde tempo mee te laten ontwik-kelen als hun leeftijdgenoten.
Zowel binnen het algemeen welzijnswerk, Kind en G e z i n , als het Vlaams Fonds voor de Sociale Inte-gratie van Personen met een Handicap (VFSIPH) worden programma's voor stimulering van kinde-ren opgenomen in de reguliere werking. D a a r b i j wordt meestal gewerkt met de ouders, omdat zij in de eerste plaats verantwoordelijk blijven om vol-doende prikkels te geven aan hun kinderen, z o d a-nig dat die zich op een evenwichtige manier kun-nen ontwikkelen. Denken we bijvoorbeeld maar aan de introductie van groepswerk binnen de pre-ventieve zorgcentra van Kind en Gezin, w a a r ouders onder meer via babymassage leren om hun kind te stimuleren.
Het realiseren van een integraal aanbod staat voor-op en het stimuleren van taal en spel is daarbij meestal een goede toegangspoort omdat dit dicht
aansluit bij de leefwereld van het kind en zijn ouders.
In dat verband verwijs ik naar mijn antwoord op vraag nr. 35 van de Vlaamse volksvertegenwoordi-ger waarin specifieke gezinsondersteunende maat-regelen binnen het reguliere beleid werden toege-l i c h t , waarbij de doetoege-lstetoege-ltoege-ling is ouders te ondersteu-nen en te versterken en de betrokkenheid van de ouders door zorgparticipatie maximaal te houden (zie : blz.1014 – red.). Zo kunnen zij op de 0-lijn aan stimulatie van hun kinderen meewerken. O o k wanneer de kinderen zich overwegend in een resi-dentiële situatie bevinden, wordt maximaal met de ouders samengewerkt om de stimulatie van de kin-deren die in de voorziening gebeurt, thuis te kun-nen laten verderlopen en het programma niet te onderbreken.
Als Vlaams minister bevoegd voor het Gezin besef ik ook dat er qua methodiek heel wat in ontwikke-ling is op het terrein. Gelukkig maar. Om deze methodiekontwikkeling volop kansen te geven en zijn nut te bewijzen, blijft het nodig om bovenop de reguliere werking ruimte te creëren voor proeftui-n e proeftui-n . Deze proeftuiproeftui-neproeftui-n of projecteproeftui-n – hoewel dit laatste woord soms verwarrend kan zijn omdat ook binnen de reguliere werking projectmatig wordt gewerkt – krijgen een specifieke financiering. Deze subsidiëring moet a priori tijdelijk zijn, omdat ze juist bedoeld is om projecten met experi-menteel karakter, die beantwoorden aan maat-schappelijk relevante noden, te ondersteunen, vooraleer ze door de reguliere werking kunnen worden opgenomen. Ter illustratie volgen als b i j l a-g e een aantal projecten die vanuit de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn en vanuit Kind en Gezin in 1997 worden gesubsidieerd. Voor de volledigheid vermeld ik ook nog een project vanuit het VFSIPH dat tot eind 1996 werd gesubsidieerd. ( B ovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het secre tariaat van het Vlaams Pa r l e m e n t , dienst Sch r i f t e l i j -ke Vragen – red.)