• No results found

Vraag nr. 208 van 13 juni 2003 van mevrouw MARIJKE DILLEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 208 van 13 juni 2003 van mevrouw MARIJKE DILLEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 208 van 13 juni 2003

van mevrouw MARIJKE DILLEN

Opvoedingsondersteuning – Vo r m i n g s s u b s i d i e s ADHD

In het advies van de kinderrechtencommissaris naar aanleiding van de bespreking van het ver-zoekschrift van "Zit Stil", wordt er geadviseerd om binnen het decreet inzake opvoedingsondersteu-ning voldoende middelen beschikbaar te stellen voor gerichte opleiding en vorming m.b. t . g e d r a g s-en leerstoornisss-en in het algemes-en s-en de A D H D-problematiek in het bijzonder (Stuk 1694 (2002-2003) – Nr. 1).

1. Welke beleidsinitiatieven werden terzake reeds genomen ? Welke worden er gepland ?

2. Kan de minister meedelen hoeveel middelen er hiervoor vandaag ter beschikking staan en op welke wijze deze middelen worden ingevuld ? 3. Wat zijn de huidige prioriteiten in het kader van

de subsidiëring van opvoedingsondersteuning ? Welke voorwaarden worden er gesteld aan het subsidiëren van projecten ?

Op welke wijze worden de goedgekeurde pro-jecten gecontroleerd en geëvalueerd ?

4. Gebeurt er een evaluatie van de aanwending van de middelen voor de gesubsidieerde projec-ten ?

Zo ja, op welke wijze en wie is hiervoor verant-woordelijk ?

Antwoord Vragen 1, 2 en 3

Het beleid ondersteunt de werking van diverse or-ganisaties in hun gezinsondersteunde activiteiten. Wat 2002 betreft, geeft onderstaande tabel een beeld van de thema’s die diverse initiatiefnemers aanbrachten en uitwerkten.

Die activiteiten inzake opvoedingsondersteuning worden gedefinieerd als activiteiten die tot doel hebben vaardigheden te ontwikkelen teneinde het gezin en zijn leden te ondersteunen bij de opvoe-ding van de minderjarige kinderen en het functio-neren van de verschillende leden binnen het gezin en de ruimere familie.

ADHD is in deze tabel aangehaald in verband met het thema “ s c h o o l ” . In andere thema’s wordt ech-ter ook gewerkt rond aspecten gerelateerd aan de A D H D - t h e m a t i e k , bijvoorbeeld het thema gedrag, opvoeden van en problemen met pubers, … – 20.7 % Opvoeding en emotionele ontwikkeling – 11.0 % Relatie

grootouders-ouders-kleinkinde-ren

– 11.1 % Opvoeden tot verdraagzaamheid-relatie tot minderheden

– 7.9 % Communicatie, algemeen, gsm

– 7.3 % School: l e e r m o e i l i j k h e d e n ,A D H D, p e s-ten, hoogbegaafdheid, …

– 6.7 % Arbeid en Gezin

– 6.7 % Omgaan met gehandicapten, autisme, … – 6.4 % Opvoeden van en problemen met pubers :

drugs, …

– 6.5 % Gedrag: z e l f v e r t r o u w e n , s t r e s s, a g r e s s i e f gedrag, weerbaarheid, straffen en belonen, … – 5.7 % Baby-peuter-kleuter

– 4.7 % Multimedia

– 4.1 % Spelen-Lezen-Leren – 1.0 % Omgaan met verlies

Om in aanmerking te komen voor subsidies voor het opzetten van activiteiten moet de initiatiefne-mer geregistreerd zijn. Tot op heden zijn er 4.150 initiatiefnemers geregistreerd en in het gemeen-schappelijk klantenbestand opgenomen.

In 2003 werd er voor de uitvoering van het decreet van 19 januari 2001 een budget uitgetrokken van 488.000 euro. De subsidiebedragen per activiteit worden als volgt vastgesteld:

1° 100 euro per activiteit als het een voorlichtings-activiteit is;

2° 75 euro per samenkomst, met een maximum van 450 euro per activiteit, als het een oplei-dings-, vormings- of trainingsreeks is.

(2)

toereikend zouden zijn om voor iedere activiteit het volledige subsidiebedrag te betalen, worden de subsidiebedragen verlaagd in verhouding tot het nog resterende krediet en rekening houdende met alle subsidieerbare activiteiten van dat kwartaal. I n het verleden is het uitgetrokken budget steeds toe-reikend geweest.

De voorwaarden voor subsidiëring werden vastge-legd in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse re-gering van 18 mei 2001 tot regeling van de subsi-diëring van de activiteiten inzake opvoedingson-dersteuning (BS 12.7.2001).

Vraag 4

De controle en evaluatie van de initiatiefnemers en de voor subsidiëring in aanmerking komende acti-viteiten gebeurt enerzijds op voorhand door de verplichte registratie van de initiatiefnemers en door het bezorgen van een overzicht van de ge-plande activiteiten aan de administratie.

Anderzijds voorziet het besluit van de Vlaamse re-gering in een aantal methodes om de activiteiten ook achteraf te evalueren. Zo moet er verplicht een aanwezigheidslijst bijgehouden worden. D e initiatiefnemer dient eveneens een klantentevre-denheidsonderzoek uit te voeren en een schriftelij-ke evaluatie te maschriftelij-ken. Deze documenten blijven bij de initiatiefnemer, maar zijn te allen tijde op-vraagbaar door de administratie en consulteerbaar ter plaatse bij inspectie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toch wil ik even benadrukken dat deze campagne enkel en alleen gezonde voeding en beweging bij kinderen aanmoedigt. De Vlaamse Liga tegen Kan- ker heeft er expliciet voor gekozen om

2° ofwel voor een periode van minstens 9 jaar verhuurd worden aan of, al dan niet koste- l o o s, ter beschikking gesteld worden van de verhuurder vanaf het ogenblik dat de

De hiernavolgende tabel geeft een overzicht van het totaalaantal toegekende huursubsidies over de periode 1999-2002, met uitsplitsing over de respectieve provincies (de

Begin 2002 werd de oproep gelanceerd dat wie zeker wil zijn dat hij/zij de Vlaamse bouwpremie van 7.500 euro krijgt, zijn aanvraag diende te doen voor einde september 20021.

Alle acties die binnen de cel ESF, z w a a r t e p u n t 5 , worden ondernomen inzake gelijke kansen voor vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt, worden voorgelegd aan de

De Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest (OVAM) heeft samen met de Ve r- eniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) aanbevelingen uitgewerkt voor de V l a

Alle scholen ontvingen dus langs verschillende kanten richtlijnen over het voorkomen van afval en het omgaan met de afvalstoffen die ontstaan op school.. Dankzij

Vanuit het departement Leefmilieu wordt voor het project voorzien in de loonkosten van vier gewestelijke coördinaten, de loonkosten van twee begeleiders per provincie (de derde