• No results found

Vraag nr. 114 van 13 juni 2003 van de heer MARC VAN DEN ABEELEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 114 van 13 juni 2003 van de heer MARC VAN DEN ABEELEN"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 114 van 13 juni 2003

van de heer MARC VAN DEN ABEELEN

S choolverlaters – Deeltijds beroepssecundair on-derwijs

De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) volgt elk jaar school-verlaters op zoek naar hun eerste job, en dit gedu-rende een termijn van één jaar nadat ze zijn afge-s t u d e e r d . De reafge-sultaten en analyafge-seafge-s van dit onder-zoek worden vervolgens gepubliceerd in een longi-tudinale schoolverlatersstudie.

Uit het laatste rapport, de 18de longitudinale stu-die juni 2001 – juni 2002, komt een merkwaardig en alarmerend gegeven naar boven.

Zo blijkt dat studenten die het deeltijds beroepsse-cundair onderwijs hebben doorlopen zeer zwak scoren op de arbeidsmarkt, niettegenstaande de opleiding zeer praktijkgericht is. Het doel van dit type van onderwijs is juist laaggeschoolden de kans te geven om snel tot de arbeidsmarkt toe te treden. Zo haken veel studenten af en komen zonder di-ploma op de arbeidsmarkt. Degene die wel de op-leiding doorloopt, heeft weinig kansen op de ar-b e i d s m a r k t . Zo is 30 % van de jongeren één jaar na het beëindigen van hun studies nog steeds werk-zoekend.

1. Is de minister zich bewust van dit nijpende pro-bleem ?

2. Heeft de minister een verklaring voor deze zwakke score van afgestudeerden uit het deel-tijds beroepssecundair onderwijs ? En zo ja, w a t wordt er gedaan om de beroepskansen van de studenten te verhogen ?

Antwoord

1. Allereerst dient men de populatie die terecht-komt in het deeltijds onderwijs te analyseren. Het zijn al te vaak jongeren met een geacciden-teerde schoolcarrière en/of een problematische sociale en persoonlijke achtergrond.

Vaak ook schoolmoe, niet noodzakelijk leer-m o e. Hun keuze voor deeltijds onderwijs is te vaak een vlucht uit het schoolse milieu. D e z e jongeren hebben specifieke begeleiding nodig. De overstap van deze heterogene populatie naar de arbeidsmarkt is niet evident.

Los van de ongunstige economische conjunc-t u u r, die uiconjunc-teraard ook afgesconjunc-tudeerden van heconjunc-t deeltijds beroepssecundair onderwijs treft, z i j n er een aantal structurele factoren die aan de basis liggen van de relatief zwakkere score van de betrokken doelgroep op de arbeidsmarkt. Hierna een beknopt overzicht.

a) Het deeltijds beroepssecundair onderwijs omvat vijftien wekelijkse lestijden, w a a r d o o r het leerprogramma beperkter is dan dat van het vrij secundair onderwijs. Dit vertaalt zich in kwalificaties die louter gericht zijn op een deelfunctie of een niche in een beroepssec-tor.

Voor het deeltijds onderwijs vigeren derhal-ve een groot aantal kwalificatiebenamingen die op de overeenkomstige getuigschriften worden hernomen. De specificiteit van de opleiding maakt dat een bredere inzetbaar-heid of heroriëntering op tewerkstellingsvlak minder evident is.

b) Het deeltijds beroepssecundair onderwijs werd initieel opgestart met de bedoeling om leren en werken in alternerende vorm te or-g a n i s e r e n . Een zinvolle invullinor-g van de drie dagen buiten het onderwijscentrum, het zo-genaamd leren op de werkvloer, moet alsnog in een kwaliteitsvolle en volwaardige oplei-ding uitmonden.

Intussen is gebleken dat de invulling van de tewerkstellingscomponent vaak problema-tisch is, niettegenstaande alle inspanningen van de centra voor deeltijds onderwijs in sa-menwerking met publieke en private tewerk-stellingsorganisaties en de ESF-o n d e r s t e u-ning (ESF : Europees Sociaal Fonds – red.). Inzonderheid voor leerlingen die nog niet ar-beidsrijp zijn, blijft het moeilijk een werker-varingsplaats te vinden.

Ter illustratie : voor het schooljaar 2002-2 0 0 3 is men hierin voor 53 % van de leerlingen geslaagd (in dit cijfer zijn ook brugprojecten en andere voortrajecten begrepen).

c) Het deeltijds beroepssecundair onderwijs heeft momenteel een geëigende studiebe-krachtiging.

(2)

be-paalde gevallen kan dit voor potentiële werkgevers een in beschouwing genomen criterium bij selectie en werving vormen ; voor leerlingen bieden dergelijke studiebe-wijzen alleszins geen doorstroommogelijk-heid naar voltijds vervolgonderwijs.

d) Toen het deeltijds beroepssecundair onder-w i j s, bijna tonder-wintig jaar geleden, onder-werd opge-r i c h t , was het de opzet om zich te focussen op een welomschreven doelgroep, n a m e l i j k (leerplichtige) leerlingen die om allerlei re-denen het voltijds schools onderwijssysteem wensen in te ruilen voor een onderwijsva-riant die in alle opzichten uiterst praktijk- e n toepassingsgericht is.

Twee decennia later dient te worden vastge-steld dat voor velen het deeltijds onderwijs de laatste trap is geworden in het beruchte w a t e r v a l s y s t e e m . Vermits het van "bewuste studiekeuze" tot "restoplossing" werd her-l e i d , komen antisociaaher-l gedrag, p r o b her-l e m a-tisch verlet, overzitten en ongekwalificeerde uitstroom er meer dan elders voor.

2. Er worden inderdaad inspanningen gedaan voor deze doelgroep en er staan nog te realiseren ini-tiatieven op de agenda.

Allereerst wil ik de nadruk leggen op de vele in-spanningen die vanuit de centra voor deeltijds onderwijs gebeuren om de jongeren naar de ar-beidsmarkt te loodsen, de persoonsgebonden b e g e l e i d i n g, de opvolgingen en bijsturingen van het traject, de vele prospecties, de netwerking die ieder centrum heeft uitgebouwd. Het zijn bijkomende inspanningen die niet inherent zijn aan het takenpakket en waarvoor de centra uren vrijmaken uit het urenpakket.

Er is een extra omkadering van 0,14 uur/jonge-re/week die besteed dient te worden aan traject-b e g e l e i d i n g. Dit is een speciale omkadering traject- bo-venop het toegekende urenpakket. U i t e r a a r d zijn er de projecten alternerend leren en brug-projecten die jongeren helpen de overstap naar de arbeidsmarkt te realiseren. Deze projecten lopen reeds geruime tijd en hebben onmisken-baar hun nut bewezen.

Naar aanleiding van het twintigjarig jubileum in 2004 van het deeltijds beroepssecundair onder-wijs ben ik van plan om, in nauw overleg met alle betrokken onderwijsgeledingen, tijdens het laatste jaar van de lopende legislatuur een aan-tal maatregelen te nemen tot (re)valorisatie van

het deeltijds onderwijs. Een aantal praktische afspraken werd trouwens reeds gemaakt en de eerste voorbereidselen zijn opgestart. B e p a a l d e van deze maatregelen zullen een goedkeuring door de Vlaamse regering behoeven, a n d e r e dienen ter beslissing aan de decreetgever te worden voorgelegd.

Concreet

a) In aansluiting op een advies van de V l a a m s e Onderwijsraad zal vanaf het schooljaar 2 0 0 4-2005 ook in het deeltijds onderwijs een getuigschrift van de tweede graad van het se-cundair onderwijs (getuigschrift thans voor-behouden voor het voltijds onderwijs) kun-nen worden verworven. De toekenning van dit getuigschrift zal aan een aantal strikte voorwaarden worden verbonden die de ge-lijkwaardigheid waarborgen ; ik verwijs hier onder meer naar het bereiken door de leer-ling van de eindtermen die voor het voltijds onderwijs (zullen) gelden en naar de nood-zaak voor die leerling om een tewerkstel-l i n g s- dan wetewerkstel-l tewerkstel-leerovereenkomst te hebben gesloten.

Bedoeld getuigschrift laat leerlingen deel-tijds onderwijs toe desgewenst over te scha-kelen naar de derde graad van het voltijds beroepssecundair onderwijs ; daarnaast moet op het belang van de civiele effecten worden gewezen.

b) De invulling van de drie dagen kan niet lan-ger vrijblijvend zijn. Onderzocht wordt in welke mate het opteren voor deeltijds onder-wijs kan worden gelinkt aan de verplichting om bedoelde dagen zinvol te besteden al dan niet via een voortraject.

Dit impliceert dat de privé-sector zich meer zal moeten engageren om voldoende werk-ervaringsplaatsen beschikbaar te stellen, maar ook en niet het minst dat de V l a a m s e, de regionale en de lokale overheden en openbare diensten terzake zelf een voor-beeldfunctie dienen te vervullen.

(3)

re-denen om naar een meer structurele finan-ciering te streven die continuïteit verzekert. Indien leerlingen in de toekomst op vijfdaag-se basis worden opgevangen, dan moet ook over een financiële inbreng vanuit andere b e l e i d s d o m e i n e n , zoals welzijn en cultuur, kunnen worden nagedacht.

d) Tussen de centra voor deeltijds onderwijs, d e centra voor deeltijdse vorming en de centra voor volwassenenonderwijs en het V DA B-, respectievelijk het Syntra-netwerk is een af-stemming dringend nodig. ( S e c t o r ) c o n v e-n a e-n t s, regioe-nale teche-nologische cee-ntra ee-n de recentelijk opgerichte Vlaamse Dienst voor I n f o r m a t i e, Vorming en Afstemming (DIVA ) zijn hiervoor aangewezen pistes.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als we vergelij- ken met de voorganger van de adviescheques, de adviespremies, dan zien we dat voor het vol- ledige jaar 2002 slechts 279 adviespremies zijn aangevraagd en voor

Op de vraag of er nog gemeenten zijn die niet tijdig de beloofde subsidies ontvangen, k a n vooreerst opgemerkt worden dat in het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart

PPS staat voor publiek-private samenwerking, waarbij bouw en beheer van scholeninfrastrucuur wordt gezien als een partnership tussen de Vlaamse overheid of inrichtende machten en

enerzijds de uitvoeringsbesluiten en de overeen- komst zelf tussen de havenbedrijven en het ge- west over sluizen en baggerwerken, en ander- zijds de optimale argumentatie voor

Ik hoop hiermee de Vlaamse volksvertegenwoordi- ger gerust gesteld te hebben dat ik op structurele wijze alle mogelijke acties onderneem om de com- petitiviteit en de

Indien er een ruimtelijke bestemmingswijziging noodzakelijk blijkt voor de bouw van de RW Z I ,e n deze bestemmingswijziging gesitueerd is op het ge- meentelijk niveau, dan is

De instellingen voor hoger onderwijs, dus zowel de universiteiten als de hogescholen, zijn verantwoor-.. delijk voor het archief van de documenten in ver- band met de diploma's die

H e t is dus niet alleen belangrijk om kredietverschaffers te stimuleren om jonge ondernemingen kredieten te verschaffen, maar ook om de ondernemers bij te staan in het opstellen