• No results found

EUROPEES PARLEMENT VERSLAG. Zittingsdocument DEFINITIEVE VERSIE A6-0054/

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "EUROPEES PARLEMENT VERSLAG. Zittingsdocument DEFINITIEVE VERSIE A6-0054/"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RR\656353NL.doc PE 380.809v02-00

NL NL

EUROPEES PARLEMENT

2004



2009

Zittingsdocument

DEFINITIEVE VERSIE A6-0054/2007 5.3.2007

VERSLAG

Over een thematische strategie voor het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen

(2006/2210(INI))

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid Rapporteur: Kartika Tamara Liotard

(2)

PE 380.809v02-00 2/19 RR\656353NL.doc

NL

PR_INI

INHOUD

Blz.

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT...3 TOELICHTING...17 PROCEDURE...19

(3)

RR\656353NL.doc 3/19 PE 380.809v02-00

NL

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over een thematische strategie voor het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen (2006/2210(INI))

Het Europees Parlement,

- gezien de mededeling van de Commissie "Naar een thematische strategie voor het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen"(COM(2003)0572),

- gezien de mededeling van de Commissie "Thematische strategie inzake het duurzame gebruik van de natuurlijke hulpbronnen"(COM(2005)0670),

- gelet op de Herziening van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling (EU- SDO).

Herziene Strategie- Vernieuwde strategie1, - gelet op de Conventie inzake Biodiversiteit,

- gelet op de Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's2,

- gelet op de artikelen 2 en 6 van het EG-Verdrag, volgens welke de eisen inzake milieubescherming moeten worden geïntegreerd in de diverse sectoren van het

communautaire beleid met het oog op bevordering van milieuvriendelijke ontwikkeling van de economische activiteiten,

- gelet op artikel 174 van het EG-Verdrag,

- gelet op het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (6e MAP)3, - gezien de mededeling van de Commissie "Werk maken van duurzaam

hulpbronnengebruik: een thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling"

(COM(2005)0666),

- gelet op zijn resolutie van 5 juli 2005 over de stimulering van technologieën voor duurzame ontwikkeling: een Actieplan voor de Europese Unie inzake

Milieutechnologieën4,

- gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0054/2007),

1 Document van de Raad 10117/06 van 9.6.2006.

2 PB L 197 van 21.7.2001, blz.30.

3 PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.

4 PB C 157 E van 6.7.2006, blz. 77.

(4)

PE 380.809v02-00 4/19 RR\656353NL.doc

NL

A. overwegende dat door de snelle demografische ontwikkelingen in de wereld, de komende decennia, steeds grotere druk komt te staan op het klimaat, op de natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit en dat deze ontwikkeling tevens te maken heeft met een welvaartskloof tussen de geïndustrialiseerde wereld en de ontwikkelingslanden,

B. overwegende dat door de snelle groei van de wereldbevolking tegen 2010 al 400 miljoen mensen meer op aarde zullen wonen dan nu, overwegende dat in een wereld waarin de wederzijdse afhankelijkheid alsmaar groter wordt, we niet kunnen blijven produceren en consumeren op de huidige wijze en dat wereldwijd 15500 plant- en diersoorten sterk met uitsterven worden bedreigd, dat in de afgelopen decennia hebben, nagenoeg alle vormen van ecosystemen en alle soorten al zeer zwaar hebben geleden en ook zoet water een kostbare hulpbron is, die onder druk staat, overwegend dat de mondiale watercrisis een bedreiging vormt voor mensenlevens en duurzame ontwikkeling en uiteindelijk ook voor vrede en veiligheid,

C. overwegende dat de gemiddelde ecologische voetafdruk1 wereldwijd nu 2,2 hectare per hoofd van de bevolking bedraagt, terwijl die voetafdruk niet meer dan 1,8 hectare mag bedragen om binnen de limieten van de biocapaciteit van de planeet te blijven;

overwegende dat de mens wereldwijd 25% meer verbruikt dan de planeet in een jaar voortbrengt, of anders gezegd, de aarde heeft één jaar en drie maanden nodig om voort te brengen wat we in dit jaar (2003) hebben gebruikt (WWF-Ecorapport 2006)

D. overwegende dat volgens het UN 2005 Millennium Ecosystem Assessment er, sinds het begin van de jaren '60, een afname is van 2/3 van alle ecosystemen, en dat de vraag naar natuurlijke hulpbronnen in dezelfde periode met 70% is gestegen,

E. overwegende dat de ecologische voetafdruk van Europa volgens het Europees

Milieuagentschap de biocapaciteit van Europa overstegen is in 1960 en tegenwoordig 2 keer de biocapaciteit bedraagt; overwegende dat dit niet verenigbaar is met een billijke duurzame ontwikkeling,

F. overwegende dat het tot dusver niet gelukt is een waarde toe te kennen aan natuurlijk kapitaal, vormen inzonderheid ecosysteemdiensten een ernstige belemmering voor de algemene inspanningen om een kader voor het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen in het leven te roepen,

G. overwegende dat de belangen van handel en milieu niet tegengesteld hoeven te zijn;

niettemin overwegende dat langdurige economische welvaart in de toekomst alleen mogelijk is in een marktstelsel waarin alle vormen van kapitaal, met inbegrip van natuurlijk kapitaal, volledig gewaardeerd worden, en de kosten van de schade aan de menselijke gezondheid en het milieu omgeving volledig gereflecteerd worden in de productprijzen,

H. overwegende dat de toenemende economische groei in de ontwikkelingslanden de druk op het milieu nog meer zal verhogen,

1 Ecologische voetafdruk drukt de mate uit waarin de mens de hulpbronnen van de planeet opsoupeert, in termen van hectaren productieve grond).

(5)

RR\656353NL.doc 5/19 PE 380.809v02-00

NL

I. overwegende dat de vooruitgang op het vlak van kennis en technologie van cruciaal belang is om een evenwicht te bereiken tussen de economische groei enerzijds en de sociale en ecologische duurzaamheid anderzijds,

J. overwegende dat volgens artikel 6 van het Verdrag, versterkt door het Cardiff Process, milieubeschermingsvereisten in de beschrijving en uitvoering van het EU-beleid moeten worden geïntegreerd,

K. overwegende dat er weinig aanvullendheid en onvoldoende coördinatie bestaat tussen de verschillende internationale fora voor duurzame ontwikkeling (Verdrag inzake

biologische diversiteit, Protocol van Kyoto, Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming, enz.) en dat er bovendien geen middelen zijn om de naleving van deze overeenkomsten wereldwijd af te dwingen,

L. overwegende dat in de strategie van de EU voor groei en werkgelegenheid1, gesteund door de Voorjaarstop van 2005, hoge prioriteit wordt verleend aan een duurzamer gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en roept de EU op het voortouw te nemen door over te schakelen op een duurzamere consumptie en productie in de wereldwijde economie,

M. rekening houdend met de leidende beginselen voor duurzame ontwikkeling die zijn

goedgekeurd door de Europese Raad op 15 en 16 juni 2006 en die de basis zouden moeten vormen voor duurzame ontwikkeling, inzonderheid deze met betrekking tot de

levenskwaliteit en de solidariteit tussen en binnen generaties,

N. overwegende dat de Commissie in haar Mededeling betreffende de herziening van de EU- strategie voor duurzame ontwikkeling - Een actieplatform (COM(2005)0658) stelt dat:

- de EU en de lidstaten moeten blijven investeren in onderzoek en technologie om nieuwe productie- en consumptiemethoden te vinden die kosteneffectief zijn en zuinig omgaan met de beschikbare hulpbronnen

- de EU zichzelf moet positioneren als wereldleider op het gebied van eco-efficiënte en energiebesparende technologieën om zo de hoge mate van afhankelijkheid van natuurlijke hulpbronnen in te perken,

- de EU het vermogen van de aarde moet beschermen om de meest diverse

levensvormen te laten bestaan, de grenzen van de natuurlijke hulpbronnen van onze planeet moet eerbiedigen en moet zorgen voor een hoge mate van bescherming en verbetering van het milieu

- tegen 2012 12% van het energieverbruik van de lidstaten afkomstig moet zijn uit duurzame bronnen

- tegen 2010 21% van het elektriciteitsverbruik van de lidstaten afkomstig moet zijn uit duurzame hulpbronnen,

O. overwegende dat in juni 2006 de Europese Raad in de herziene EU-strategie voor

1 COM(2005)0024.

(6)

PE 380.809v02-00 6/19 RR\656353NL.doc

NL

duurzame ontwikkeling onder andere om het volgende verzocht heeft:

– de aanvulling van de EU-strategie inzake het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen met een reeks doelstellingen en maatregelen op EU-niveau,

– een verbetering van de hulpbronnenefficiëntie om het algemene verbruik van niet- hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen en de milieueffecten van het

grondstoffenverbruik te beperken, gepaard gaand met het gebruik van hernieuwbare natuurlijke rijkdommen in een tempo dat het regeneratievermogen niet overstijgt, P. overwegende dat het 6e MAP:

– een programma vaststelt waarvan de doelstellingen aansluiten bij de essentiële prioriteiten van de Gemeenschap, namelijk: klimaatverandering, natuur en

biodiversiteit, milieu, volksgezondheid en levenskwaliteit, natuurlijke hulpbronnen en afval,

- vereist dat veranderingen van subsidieregelingen die aanzienlijke negatieve

milieueffecten hebben en niet met duurzame ontwikkeling te verenigen zijn, moeten gestimuleerd worden,

- stelt dat thematische strategieën relevante kwalitatieve en kwantitatieve milieudoelstellingen en tijdschema's moeten omvatten,

- onder andere uitdrukkelijk verzoekt om een herziening van de efficiëntie van beleidsmaatregelen en de invloed van subsidies inzake natuurlijke hulpbronnen en afval, en om de vaststelling van doelstellingen en streefcijfers voor

hulpbronnenefficiëntie en het verminderde hulpbronnengebruik, zodat economische groei niet langer gekoppeld is aan negatieve gevolgen voor het milieu,

Q. overwegende dat de bijlage van de Thematische strategie stelt dat:

- een jaarlijkse verbetering van de hulpbronnenproductiviteit van 3% leidt tot een min of meer stabiel hulpbronnengebruik, als de economische groei tevens 3% per jaar

bedraagt,

- als er voor het overige niets verandert, een stabilisatie van het materiaalverbruik niet zal volstaan om de milieueffecten van de hele economie te beperken en een

ontkoppeling te verwezenlijken;

R. overwegende dat het Europees Parlement in zijn resolutie van 16 november 2005 over de zege in de strijd tegen de wereldwijde klimaatverandering1 stelt dat de ontwikkelde landen zich moeten verbinden tot een sterke vermindering van de emissie, dat wil zeggen met 30% tegen 2020 en met 60 tot 80% tegen 2050;

S. overwegende dat de landbouwsector 50% van de grond in beslag neemt, 30% van het water gebruikt en 20% van het brandstoffengebruik voor zijn rekening neemt,

1 PB C 280 E van 18.11.2006, blz. 120.

(7)

RR\656353NL.doc 7/19 PE 380.809v02-00

NL

T. overwegende dat transport de snelst groeiende eindverbruikssector is en verantwoordelijk is voor 40% van alle energieverbruik wereldwijd en ongeveer 40 tot 80% van alle

luchtvervuiling en 28% van alle CO2-emissie in Europa;

U. overwegende dat een beter begrip van de werking van natuurlijke systemen zal leiden tot nieuwe mogelijkheden inzake ecologisch gezonde productie- en consumptiestelsels, overwegende dat er al meer dan 2000 technologieën geoctrooieerd zijn die geïnspireerd zijn op de natuur ("biomimicry"),

V. overwegende dat één van de Millenniumdoelstellingen die de Verenigde Naties in 2000 hebben aangenomen erin bestaat een duurzaam milieu voor 2015 te waarborgen door het integreren van duurzame ontwikkeling in nationaal beleid en programma's, door het keren van het verlies van natuurlijke hulpbronnen en de halvering van het aantal mensen zonder toegang tot veilig drinkwater, overwegend dat voor 2020 de levensomstandigheden van ten minste 140 miljoen bewoners van krottenwijken aanzienlijk verbeterd moeten zijn, W. overwegende dat ieder jaar 5 à 6 miljoen mensen, vooral kinderen, sterven ten gevolge

van ziekten veroorzaakt door de water- en luchtvervuiling; overwegende dat 370 000 vroegtijdige overlijdens het gevolg zijn van luchtvervuiling in Europa,

X. overwegende dat duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen een 'conditio sine qua non' is voor de welvaart op lange termijn,

Y. overwegende dat het niet-duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen aan de basis ligt van de meeste milieuproblemen,

Z. overwegende dat een transformatie van het huidige productie- en consumptiesysteem dringend nodig is, overwegende dat de belangrijkste doelstelling erin bestaat de consumptie om te buigen in een duurzame richting en de processen van

grondstoffenwinning, productie en productontwerp zoveel mogelijk in lijn te brengen met de natuurlijke processen en ontwerpen,

AA.overwegende dat de maatschappij hoofdzakelijk afhankelijk is van producten die verschillende materialen (biologisch, mineraal en synthetisch) bevatten, die vaak

gecombineerd zijn tot composietmaterialen, en overwegende dat deze materialen zodanig moeten worden gebruikt en behandeld dat ze geen nutteloos afval worden als de nuttige levensduur van het product voorbij is,

AB. overwegende dat beter beheer en voorkoming van overexploitatie van hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen, zoals visbestanden, biodiversiteit, water lucht, bodem en atmosfeer, uiterlijk tegen 2015 tot het herstel moet leiden van aangetaste mariene ecosystemen, overeenkomstig het uitvoeringsplan van Johannesburg (2002)1,

AC. overwegende dat ons industrieel systeem door middel van handel in stand gehouden wordt met producten uit andere ecosystemen en vaak niet gevoelig is voor hun

achteruitgang; overwegende dat de strategie inzake natuurlijke hulpbronnen bijgevolg gebaseerd moet zijn op de toepassing van de methode van de ecologische voetafdruk en

1 VN-Top over Duurzame Ontwikkeling, Johannesburg 2002.

(8)

PE 380.809v02-00 8/19 RR\656353NL.doc

NL

als voornaamste doelstelling moet hebben de ecologische voetafdruk van de EU in de wereld te verkleinen en de EU het voortouw te laten en nemen en andere landen buiten de EU aan te moedigen hetzelfde te doen,

AD.overwegende dat uiterlijk 2010 een halt moet worden toegeroepen aan het verlies aan biodiversiteit, overeenkomstig de beslissing die is genomen tijdens de door de Verenigde Naties georganiseerde Wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002, AE. overwegende dat er tussen de lidstaten grote verschillen bestaan in productiviteit van de

hulpbronnen, overwegend dat het wegwerken van deze verschillen op zich al zou

betekenen dat de verbeterde productiviteit leidt tot een vermindering van de hoeveelheid gebruikte natuurlijke hulpbronnen, bijgevolg minder druk op het milieu en een betere concurrentiepositie van de lidstaten,

AF. overwegende dat economisch ontwikkelde en dienstgerichte lidstaten een groot deel van hun activiteiten die energie en natuurlijke hulpbronnen verbruiken, hebben geëxporteerd naar minder ontwikkelde landen, die al of niet tot de EU behoren; overwegende dat de Commissie er rekening mee moet houden dat verschillende lidstaten verschillende hoeveelheden natuurlijke hulpbronnen gebruiken om dezelfde economische groei te bereiken,

AG.overwegende dat het uitvoeringsplan van Johannesburg (2002) ook vraagt om een ontkoppeling van economische groei en milieuschade door een verbetering van de efficiëntie en de duurzaamheid van het hulpbronnengebruik en de productieprocessen en door een beperking van de achteruitgang van de hulpbronnen, de vervuiling en het afval, AH.overwegende dat het Actieplan voor de Europese Unie inzake milieutechnologieën

- erop wijst dat door efficiënt gebruik van hulpbronnen en materiaal de kosten voor de industrie en de gezinnen dalen, daardoor middelen vrijkomen en de EU-economie minder afhankelijk wordt van schaarse hulpbronnen en van de hoogst onstabiele markten,

- opmerkt dat schaarse hulpbronnen vaak de oorzaak zijn van regionale conflicten in ontwikkelingslanden,

- wijst op de noodzaak technologieën te bevorderen die gericht zijn op de preventie van natuurrampen of activiteiten die tot de vernietiging of aantasting van natuurlijke hulpbronnen kunnen leiden,

AI. overwegende dat een beleid alleen kan uitgevoerd worden indien ook de burgers en de consumenten ertoe aangezet worden om hun consumptiegedrag aan te passen aan de eisen gesteld door het milieu en de volksgezondheid,

1. aanvaardt met tegenzin de mededeling van de Commissie en betreurt dat er geen klare kijk is op hoe de algemene doelstelling kan worden bereikt; is de mening toegedaan dat deze mededeling moet worden beschouwd als een eerste stap in een proces dat uiteindelijk zal leiden tot een uitvoerige strategie voor het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen;

(9)

RR\656353NL.doc 9/19 PE 380.809v02-00

NL

2. is van oordeel dat het actieplatform van de Commissie voor de herziening van de strategie voor duurzame ontwikkeling te voorzichtig is en een te beperkt werkingsgebied heeft en in zijn huidige vorm niet in staat zal zijn om het publiek of de politieke beslissingnemers te overtuigen van de cruciale doelstellingen waarvoor het platform in het leven geroepen is;

3. roept de Commissie op om op politiek en sectoraal niveau doelstellingen en streefcijfers voor de hulpbronnenefficiëntie vast te leggen en sneller voort te werken aan gepaste instrumenten om de vooruitgang te handhaven;

4. stelt met spijt vast dat de Thematische strategie niet beantwoordt aan de doelstellingen van het 6e MAP van de Europese Gemeenschap; is van oordeel dat de doelstellingen van het 6e MAP betreffende het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen niet bereikt zullen worden, tenzij de doeltreffendheid van de gecoördineerde acties die worden voorgesteld in de Thematische strategie, verbeterd wordt; is van mening dat dit inzonderheid geldt voor de doelstelling te verzekeren dat het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de effecten daarvan de ecologische draagkracht niet overtreffen;

5. roept de Europese Unie op meer inspanningen te doen en beslissingen te nemen teneinde de efficiëntste economie ter wereld te worden wat betreft het gebruik van hulpbronnen en energie; benadrukt dat het bereiken van deze doelstellingen een grotere onafhankelijkheid en zekerheid van de hulpbronnen- en energievoorziening alsook een ontkoppeling van de economische groei en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen mogelijk maakt;

6. benadrukt dat de vervuiling, de toenemende schaarsheid van natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen alsook de afnemende toegankelijkheid ervan een bedreiging vormen voor het behoud van de biodiversiteit en zullen leiden tot prijsstijgingen van een dergelijke omvang dat ze kunnen resulteren in een min of meer volledige destabilisatie van de economische en sociale systemen van de Europese Unie en derde landen en risico's tot conflicten; dringt er derhalve op aan dat de Commissie en de Europese Unie reageren op een manier die in overeenstemming is met de ernst van de situatie;

7. is van mening dat, zelfs indien er nood is aan meer specifieke gegevens in bepaalde domeinen, dit niet als excuus mag gebruikt worden voor het uitstel van noodzakelijke maatregelen die moeten genomen worden om het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen te bewerkstelligen; bovendien is de huidige beschikbare kennis voldoende om nu reeds concrete acties te ondernemen om het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen te verbeteren;

8. benadrukt de wezenlijke doelen van het duurzame gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, waaronder een hoge graad van bescherming van het milieu en de volksgezondheid, de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen voor de komende generaties, een bijdrage tot de stabiliteit en de welvaart van ons economisch en sociaal systeem, het hulpbronnengebruik beperken waardoor de impact op het milieu afneemt en stabiliseert;

9. is van mening dat de Commissie het Parlement, de Europese publieke opinie en het milieu serieus zou moeten nemen en roept de Commissie op om bindende streefcijfers en

tijdschema's voor natuurlijke hulpbronnen in te stellen op de volgende tweeledige manier:

(10)

PE 380.809v02-00 10/19 RR\656353NL.doc

NL

a) ontwikkeling en invoering van best practices voor iedere productieketen,

b) een kwantitatieve verlaging van de uitstoot van broeikasgassen met minimaal 30%

tegen 2020 en 80 tot 80% tegen 2050, vergeleken met de niveaus van 1990;

10. moedigt de Commissie aan om best practices vast te leggen voor de belangrijkste

productgroepen, te beginnen met de "top tien" (als gedefinieerd door de Commissie), die klaar moet zijn binnen drie jaar, waarbij het datacentrum voor natuurlijke hulpbronnen (voorgesteld in de Thematische strategie) verantwoordelijk zal zijn voor het bepalen van de best practices;

11 moedigt de Commissie aan om een gemeenschapsbeleid voor te stellen om:

interactie tussen belanghebbenden te bevorderen en het gebruik van

levenscyclusanalysen (LCA) en/of andere methoden tussen ondernemingen te begunstigen en informatie te verstrekken op verzoek,

CO2-streefcijfers vast te leggen op nationaal en sectoraal niveau;

12. is van mening dat de strategie richtsnoeren moet bevatten waarin de noodzakelijke maatregelen voor bepaalde sectoren en de vereiste beleidsveranderingen om te komen tot een duurzaam of efficiënter hulpbronnengebruik, worden uitgelegd;

13. is van mening dat door het uitstellen van concrete acties, de EU haar concurrentiepositie zal verliezen op het vlak van innovatie en de handel in nieuwe eco-efficiënte

technologieën;

14. stelt dat de Europese Unie de leiding moet nemen in het zoeken naar innovatieve oplossingen en het promoten van een meer efficiënt gebruik van hulpbronnen en dat het zich moet opstellen als wereldleider in eco-efficiënte technologieën. De markt voor duurzame producten zal moeten groeien om aan de toenemende vraag van een snel groeiende 'middenklasse' te beantwoorden, voor consumptiegoederen en diensten met respect voor regionale en globale mogelijk draagbare capaciteit.

15. verwelkomt de erkenning door de Commissie dat het beleid tot op heden op het vlak van duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen onvoldoende is gebleken;

16. beseft weliswaar dat de evolutie naar duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen een proces van lange adem is, maar is van mening dat het tijdsbestek van 25 jaar, waarvan sprake is in de mededeling van de Commissie, te lang is;

17. verheugt zich over de levenscyclusopvatting die terugkomt in de hele mededeling van de Commissie en moedigt de Commissie aan om deze benadering te blijven volgen bij het vaststellen van concrete maatregelen;

18. benadrukt dat de O&O-activiteiten gericht moeten zijn op een beter inzicht in de werking van natuurlijke systemen zodat productie- en consumptiesystemen kunnen worden gestructureerd volgens biologische regels, wat zal leiden tot een verbetering van de hulpbronnenproductiviteit en een vermindering van de vervuiling;

19. acht de oprichting van een Europees Gegevenscentrum vóór 2008 nuttig, indien zijn taak

(11)

RR\656353NL.doc 11/19 PE 380.809v02-00

NL

erin bestaat om de gekende indicatoren periodiek te beoordelen en te optimaliseren, en tevens te bepalen welke aanvullende indicatoren noodzakelijk zijn om de verwezenlijking van het dringende doel, namelijk de impact van het gebruik van de natuurlijke

hulpbronnen op het milieu en de volksgezondheid tot een minimum te herleiden, te vergemakkelijken;

20. deelt niet de mening van de Commissie dat er geen indicatoren bekend zijn om nu reeds concrete, duidelijke en tijdsgebonden doelstellingen in de strategie op te nemen; er zijn nu reeds bekende indicatoren: BBP (bruto binnenlands product), DMI (Direct Material Input), en DMC (Domestic Material Consumption); andere indicatoren die even direct en precies zijn als de voornoemde, zouden verband houden met verschillende aspecten van de levenskwaliteit, zoals volksgezondheidsomstandigheden, sociale insluiting, sociaal bewustzijn van beslissingsprocessen en een ecologische "voetafdruk"; de uitdaging bestaat erin de levenskwaliteit te verbeteren door meer immateriële doelstellingen na te streven met behulp van informatie- en communicatietechnologieën en over het algemeen minder veeleisende technologieën, zodat de druk op de natuurlijke hulpbronnen afneemt;

21. stelt voor dat de Commissie binnen drie jaar een beoordeling maakt van de mogelijkheden en instrumenten inzake de ontkoppeling van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de economische groei. De herziene strategie moet deze ontkoppelingsinstrumenten omvatten. Deze benadering moet ook worden ingevoerd bij de herziening van bestaande beleidsdocumenten;

22. benadrukt de noodzaak om het BBP aan te vullen - met de nadruk op de kwalitatieve aspecten van de groei - en specifiek in dit proces methoden te ontwikkelen om een waarde toe te kennen aan het natuurlijk kapitaal;

23. is van mening dat, indien vermindering van gebruik van natuurlijke hulpbronnen gepaard gaat met het overstappen naar een alternatief, er eerst onderzoek naar de milieu-impact van dit alternatief dient gedaan te worden;

24. roept de EU op om ervoor te zorgen dat alle instrumenten en wetgeving van de Gemeenschap globaal bijdragen tot het behoud van de natuurlijke hulpbronnen en de duurzame ontwikkeling in de EU en de landen buiten de EU; de EU moet de invoering van strategieën inzake hulpbronnen in niet-EU-landen ondersteunen; dit moet ook blijken uit het beleid inzake fondsen en steunmaatregelen;

25. vindt het belangrijk dat niet alleen het communautaire (binnen de EU) gebruik van de natuurlijke hulpbronnen wordt aangepakt, maar ook de invoer van hulpbronnen uit derde landen; het kan niet de bedoeling zijn dat een vermindering van gebruik van

communautaire hulpbronnen ertoe leidt dat extra-communautaire hulpbronnen ter compensatie worden ingevoerd;

26. benadrukt de noodzaak om iets te doen aan de onmiskenbare tekortkomingen van het huidige economische model wat betreft de toekenning van waarde aan

ecosysteemdiensten en om een beleidskader voor te stellen dat prioriteit geeft aan hulpbronnenefficiëntie en de geleidelijke structurering van productiesystemen volgens biologische regels;

(12)

PE 380.809v02-00 12/19 RR\656353NL.doc

NL

27. is van oordeel dat tegen het jaar 2030 het gebruik van primaire niet-vernieuwbare hulpbronnen in de EU met een factor 4 moet verminderen, oftewel het tegen 2030 halveren van het natuurlijke hulpbronnengebruik en het gelijktijdig creëren van een verhoging van de welvaart op wereldniveau; stelt vast dat de volgende indicatoren gebruikt kunnen worden: TMR (Total Material Requirement), DMI (Direct Material Input) en DMC (Direct Material Consumption); stelt vast dat deze indicatoren aangeven hoeveel hulpbronnen worden gebruikt in een economie en dat, door het GDP met deze indicatoren te delen, men de productiviteit van natuurlijke hulpbronnengebruik kan meten;

28. is het ermee eens dat er momenteel maar erg weinig geaggregeerde

milieueffectenindicatoren bestaan die reeds verregaand aanvaard zijn en die de vooruitgang kunnen meten van de verminderde impact op het milieu van het

hulpbronnengebruik, de zogenaamde eco-efficiëntie-indicator; is van mening dat deze zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk tegen 2008, dienen te worden uitgewerkt; merkt op dat in dit opzicht de verdere ontwikkeling van de indicator EMC (environmentally weighted material consumption) actief moet worden ondersteund;

29. is van mening dat marktinstrumenten, inzonderheid fiscale instrumenten, en subsidies aangewend kunnen worden om het gebruik van milieubelastende hulpbronnen terug te dringen met name door middel van verschuiving van subsidies en door de fasegewijze maar snelle verlaging van subsidies voor niet-duurzame activiteiten alsook door het ondersteunen van de invoering van ecotaksen op Gemeenschapsniveau vanaf 2009; is van mening dat de afschaffing van subsidies die nadelig zijn voor het hulpbronnengebruik moet worden opgenomen in de voorbereiding van het stappenplan door de Commissie, als gevraagd in de SDO;

30. vindt dat een verschuiving van subsidies, bijvoorbeeld meer subsidies voor kleinschalige waterenergie, alsmede voor wind- en zonne-energie, aanzetten tot het gebruik van nieuwe technologieën en de concurrentiepositie van Europa in de wereld verbeteren en dat ook de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen die uit andere delen van de wereld worden aangevoerd daardoor zal afnemen;

31. stelt vast dat de ontkoppeling van economische groei en verbetering van de

hulpbronnenefficiëntie reeds in negen lidstaten (waaronder Duitsland en Finland) en in Japan als een politieke doelstelling beschouwd wordt; is van mening dat een relatieve ontkoppeling niet volstaat aangezien de absolute consumptie van natuurlijke hulpbronnen te hoog blijft; benadrukt daarom dat een politiek beleid met betrekking tot duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen zich moet concentreren op een ontkoppeling van de economische groei en het gebruik van hulpbronnen dat leidt tot een absolute

vermindering van zowel de gebruikte hulpbronnen als de milieueffecten van het hulpbronnengebruik;

32. benadrukt dat de EU een duidelijk streefcijfer moet vastleggen voor de absolute vermindering van het hulpbronnengebruik, aangezien de analyse in de bijlage bij de mededeling van de Commissie over de hulpbronnenstrategie aangeeft dat we verder moeten gaan dan een jaarlijkse verbetering van de hulpbronnenefficiëntie met 3% en dat een halvering van het hulpbronnengebruik in de periode van 2005 tot 2030 nagenoeg een jaarlijkse verbetering van de hulpbronnenefficiëntie van 6% vereist;

(13)

RR\656353NL.doc 13/19 PE 380.809v02-00

NL

33. is van oordeel dat de negatieve impact van het totale hulpbronnengebruik in de EU per categorie hulpbronnen gehalveerd moet worden, bijvoorbeeld middels sectorale aanpak in de bouw, bij transport en andere sectoren, om de impact en de afhankelijkheid van deze hulpbronnen te verminderen;

34. is van oordeel dat de strategie erop gericht moet zijn efficiënter gebruik te maken van de natuurlijke hulpbronnen, het beheer van de hulpbronnen en van het afval te verbeteren, duurzamere productiemethoden en consumptiepatronen in te voeren en te waarborgen dat het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen niet groter is dan de belasting die het milieu kan dragen;

35. stelt voor verplichte streefcijfers in te voeren voor de beperking van het

hulpbronnengebruik in de volgende sectoren: voeding, huisvesting en transport, aangezien recente studies hebben uitgewezen dat deze sectoren de grootste nadelige gevolgen

hebben;

36. roept de Commissie derhalve op om drie belangrijke acties te ondernemen:

1) specifieke beleidsdocumenten en -maatregelen aanwijzen en ontwikkelen voor de 20 hulpbronnen (materialen) met de grootste gevolgen; deze voorstellen moeten ten laatste tegen 2008 ingediend zijn,

2) gesprekken tussen belanghebbenden over de meest hulpbronintensieve winnings- en productiesectoren voorbereiden, om te komen tot sectorale streefcijfers en gepaste maatregelen om de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren,

3) referentiecriteria ontwikkelen voor een duurzaam beheer en duurzame winning van biotische hulpbronnen (bijv. hout, vis, landbouwproducten);

37. roept de Commissie op om de ontwikkeling van nieuwe modellen om producten aan te bieden via bijvoorbeeld productdienstsystemen, waardoor voorzieningen worden aangeboden aan consumenten door het gebruik van diensten in plaats van producten, actief aan te moedigen, waardoor het gebruik van zowel energie als materialen geoptimaliseerd wordt;

38. benadrukt dat er bij de inspanningen om natuurlijke hulpbronnen efficiënter te gebruiken, volledige aandacht moet worden geschonken aan de rol van de handel en er moet worden gestreefd naar een geleidelijke verkleining van de ecologische voetafdruk van de EU in de wereld;

39. is van oordeel dat de strategie op verschillende beleidsniveaus en in alle relevante

beleidsgebieden moet worden geïntegreerd; om dat te bereiken moet er een fundamentele rol toegekend worden aan de streefcijfers van de EU inzake afvalpreventie en recycling;

40. steunt de benadering van de strategie om de bestaande beleidsinstrumenten te analyseren om de efficiëntie van de strategie te vergroten, maar stelt voor al in deze fase de meeste relevante beleidsinstrumenten - zowel degene die al van kracht zijn als degene die nog in voorbereiding zijn, te selecteren (bijv.: Thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling, geïntegreerd productbeleid); de strategie moet ook in overeenstemming

(14)

PE 380.809v02-00 14/19 RR\656353NL.doc

NL

zijn met de doelstellingen van Lissabon;

41. stelt voor de tekortkomingen van de huidige Europese beleidsinstrumenten, die het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen in de weg staan, te achterhalen;

42. merkt op dat de Commissie een regelmatige herziening van de Thematische strategie plant, te beginnen in 2010 en daarna iedere vijf jaar; is van oordeel dat dit van belang is, maar benadrukt dat deze herziening een behoorlijke analyse van de maatregelen die genomen zijn ten behoeve van het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen moet omvatten en rekening moet houden met de constante behoefte aan nieuwe

beleidsbeslissingen op dit gebied om de wetenschappelijke ontwikkelingen te volgen; bij de herziening moet ook nagegaan worden welke gevolgen de op EU-niveau genomen maatregelen hebben in derde landen;

43. is van mening dat met name het landbouwbeleid mede gericht dient te zijn op het terugdringen van de druk op het milieu middels het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen waaronder, maar niet beperkt tot, grond, water en brandstoffen;

44. benadrukt het belang van de mondiale dimensie van het Europese beleid inzake het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de noodzaak om ervoor te zorgen dat een evolutie naar duurzamer hulpbronnengebruik in Europa niet leidt tot meer negatieve milieueffecten in derde landen;

45. is van oordeel dat er in de landbouw werk moet worden gemaakt van onderzoek naar ecologische productiemethodes, regelgeving en controle met betrekking tot onder meer bemesting, pesticiden- en watergebruik, het bevorderen van korte ketens, het

internaliseren van externe kosten en het koppelen van economische steun aan milieuvoorwaarden;

46. is van oordeel dat de voortrekkersrol en het verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen door biologische en duurzame landbouw erkend en ondersteund dient te worden;

47. is van oordeel dat duurzame landbouw bescherming verdient en dat via internationale handelsakkoorden in het bijzonder de armste landen het recht toegewezen moeten krijgen om de eigen markten te beschermen tegen goedkope import; stelt vast dat de directe steun aan de export van landbouwproducten een bijzonder negatief effect heeft op de economie in dergelijke arme landen en daarmee duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen ontmoedigt;

48. stelt dat de boerenorganisaties en andere organisaties, die zich inzetten voor duurzame landbouw en voeding, een actieve rol moeten kunnen opnemen in de uitwerking van het landbouwbeleid;

49. is van mening dat vooral transport over lange afstand, bijvoorbeeld van

landbouwproducten, detailhandelsgoederen en chemicaliën, vanwege de hoge uitstoot van CO2 onwenselijk is;

50. stelt dat, gezien verscheidene vissoorten op dit moment tot de meest bedreigde duurzame

(15)

RR\656353NL.doc 15/19 PE 380.809v02-00

NL

hulpbronnen behoren, en het verdwijnen van soorten tot verdere ecologische veranderingen kan leiden, een verantwoord en streng visserijbeleid noodzakelijk is;

51. is van oordeel dat de lidstaten de EU-biodiversiteitsstrategie moeten uitvoeren, zowel in de visserij als op andere gebieden, en in samenwerking met de Commissie maatregelen moeten nemen om vóór 2010 de stopzetting van het verlies aan biodiversiteit als doelstelling te bereiken;

52. staat achter het voorstel van een internationaal panel dat ook deelnemers uit

ontwikkelingslanden zal omvatten en dat onder andere een duurzaamheidsmaatstaf zal ontwikkelen voor de extractie, de oogst en het transport van materialen en producten die afkomstig zijn van buiten de EU, waaronder niet alleen materiaalkwaliteitsstandaarden, maar ook productiekwaliteitsstandaarden, rekening houdend met sociale en

milieukwesties;

53. benadrukt de noodzakelijkheid van steun aan ontwikkelingslanden, Oost-Europese landen die geen lid zijn van de EU, en landen in de westelijke Balkan, door middel van, maar niet beperkt tot, het delen van technologie en kennis; voegt eraan toe dat het niet aanvaardbaar zou zijn dat Europa biocapaciteit invoert uit andere landen zonder dat het duurzame gebruik van hulpbronnen een doelstelling wordt voor deze landen en zonder zeker te stellen dat er geen overgeëxploiteerde of bedreigde hulpbronnen worden ingevoerd;

54. steunt de ontwikkelingslanden aan de EU-normen en etiketteringsvoorschriften te voldoen;

55. benadrukt het belang voor deze strategie van de reeds in andere beleidsstrategieën opgenomen eis dat tegen 2010 gemiddeld 12% van het energieverbruik binnen de EU en 21% van het elektriciteitsverbruik binnen de EU afkomstig moet zijn van duurzame natuurlijke hulpbronnen, te verhogen tot 15% in 2015;

56. streeft er naar dat de EU-norm voor groene overheidsopdrachten gelijk is aan het niveau dat thans wordt gehaald door de best presterende lidstaat;

57. stelt in lijn met het beleid ten aanzien van hernieuwbaar energieverbruik dat tegen 2010 minimaal gemiddeld 12% van de hernieuwbare ruwe grondstoffen binnen de EU

afkomstig moeten zijn van aantoonbaar duurzaam beheerde hulpbronnen, te verhogen tot minimaal 15% in 2015, en benadrukt tegelijkertijd het belang van de doelstelling voor de EU van 20% energiebesparing tegen 2020;

58. stelt dat de EU alles in het werk dient te stellen om consumenten en producenten deugdelijke voorlichting te verschaffen over duurzaam gebruik van natuurlijke

hulpbronnen, dat milieuopvoeding, in het bijzonder betreffende duurzame consumptie, deel moet uitmaken van het basisonderwijs, en dat consumenten en producenten

betrokken worden bij ideeën ten aanzien van verandering die kunnen leiden tot duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen;

59. stelt dat producenten informatie moeten verstrekken aan burgers over de herkomst en productiemethodes, over de productieketens van hun producten en diensten, inclusief informatie over de milieugevolgen gedurende de gehele bestaanscyclus van het product en

(16)

PE 380.809v02-00 16/19 RR\656353NL.doc

NL

de hulpbronnen die bij het productieproces betrokken zijn;

60. stelt dat het EU-beleid zo opgesteld dient te worden dat het de lidstaten zal stimuleren en zeker niet ontmoedigen om ambitieuzer te zijn in hun aanpak op het gebied van

verbetering van duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen;

61. is van oordeel dat de Commissie uiterlijk in 2008 met een routekaart moet komen voor de hervorming, per sector, van de subsidieregelingen die aanzienlijke negatieve effecten op het milieu hebben en op gespannen voet staan met duurzame ontwikkeling, teneinde ze geleidelijk af te schaffen;

62. verwelkomt alle initiatieven van de Commissie die kunnen leiden tot het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen en die leiden tot vermindering van de negatieve impact van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen op het milieu;

63. wijst op de noodzaak om de communicatie tussen handelaars en consumenten te

verbeteren; roept de Commissie in dit verband op om het huidige energie-etiket (koelkast, auto's, gebouwen) tegen 2010 uit te breiden naar alle productgroepen;

64. stelt voor dat de Commissie binnen drie jaar een methode ontwikkelt om de milieueffecten van ieder productieketen te meten;

65. stelt voor dat de Commissie iedere drie jaar de vooruitgang inzake hulpbronnenefficiëntie controleert;

66. raadt aan te werken met een internationaal panel (voorgesteld in de Thematische strategie) om de best practices en CO2-streefcijfers uit te breiden naar mondiale schaal;

67. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(17)

RR\656353NL.doc 17/19 PE 380.809v02-00

NL

TOELICHTING

Natuurlijke hulpbronnen worden serieus en steeds meer bedreigd door afbraak, uitputting en verontreiniging. De economische groei in de wereld gaat gepaard met toenemende

consumptie van hernieuwbare en niet hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen. De draagkracht van het milieu wordt nu al fors overtroffen. Deze stellingname kan zelfs de Commissie beamen. Mijn visie over de wijze waarop deze bedreiging aangepakt kan worden wijkt qua ambitie echter sterk af van de door de Commissie gepresenteerde Communicatie.

Een goed opgebouwde strategie die op zijn minst voldoet aan de eisen gesteld in het zesde Milieu Actie Programma is hard nodig. Ten aanzien van het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen zitten we met een soortgelijk probleem als met klimaatsverandering. We kunnen de situatie verbeteren, maar dan moeten we dit wel snel doen. Hierbij is geen plaats voor politieke laksheid. We dienen ambitieuze initiatieven te nemen en bereid te zijn dwingende maatregelen te initiëren. Halfbakken maatregelen leiden niet tot een oplossing. Kort gezegd:

we hebben het in eigen hand.

We moeten bereid zijn politieke wil te tonen en maatregelen durven nemen ten aanzien van:

ons consumptie- en productiegedrag, het zoeken naar alternatieven, het aannemen van een andere levensstijl, het ondersteunen van ontwikkelingslanden, het betrekken van alle

beleidsterreinen waaronder ook landbouw en visserij, het vermijden van politieke disharmonie tussen de verschillende eenheden in de Unie en het vermijden van politieke disharmonie tussen de lidstaten.

Een reeks van oplossingen zou gezocht kunnen worden in: een goede voor een ieder

toegankelijke database die vooraf omschreven data en uitgewerkte indicatoren zal bevatten, duidelijke doelstellingen en bindende tijdsaanduidingen ten aanzien van de vermindering van de milieu-impact, maatregelen en richtlijnen tot omschakeling naar alternatieven, verhoging van de hulpbronnenproductiviteit (dat wil zeggen meer maken met minder, bijvoorbeeld door hergebruik en betere technologie), verminderen van het gebruik van specifieke categorieën hulpbronnen bijvoorbeeld met behulp van een prioriteitenlijst, de strategie van toepassing verklaren op alle beleidsterreinen die invloed hebben op het gebruik van natuurlijke

hulpbronnen, betrekken van de landbouwpolitiek en het visserijbeleid bij onze strategie, een focus op de hele levencyclus van de natuurlijke hulpbronnen (van ontstaan tot aan verwerking van het afval), het inzetten van financiële middelen als impuls of juist als ontmoediging, het ondersteunen van ontwikkelingslanden bijvoorbeeld door het delen van technologie en kennis, meer focus op het gebruik van zonne-, wind- en waterenergie als natuurlijke hulpbronnen, consumenten en producenten voorzien van goede voorlichting en een actieve rol in de

uitwerking van deze strategie geven, en een EU beleid dat de lidstaten stimuleert en zeker niet zal ontmoedigen om ambitieuzer te zijn met voorstellen op het gebied van duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

De veronderstelling of voorspelling dat het inzetten op duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en het zoeken naar alternatieven om het herstel van het milieu te bewerkstelligen zal leiden tot een deuk in de economische groei, kan ik niet beamen. Innovatie op het gebied van nieuwe ecosystemen en milieutechnologieën biedt juist perspectieven op de internationale markt en kan werkgelegenheid doen stijgen. Het is mijn overtuiging dat duurzaam gebruik

(18)

PE 380.809v02-00 18/19 RR\656353NL.doc

NL

van natuurlijke hulpbronnen de stabiliteit en de welvaart van ons economisch en sociaal systeem zal dienen en uiteindelijk zal bijdragen tot vermindering van armoede, zeker op de lange termijn.

Ik onderstreep dat de arme bevolkingen heel erg worden getroffen, wanneer de kwaliteit en de hoeveelheid van natuurlijke hulpbronnen gedegradeerd zijn. Het leven van de arme

bevolkingen in landelijke milieus hangt heel erg af van natuurlijke hulpbronnen - water en bruikbare grond, diversiteit aan natuurlijke hulpbronnen, voorraad uit jacht en visvangst, bosproducten en biomassa. De toegang tot zuiver water en zuivere lucht,

zuiveringsinstallaties, en een betrouwbare toegang tot energie, ontbreken op een gruwelijke manier voor een groot aantal armen op het platteland en in de stad. Bossen, die voor meer dan 90% van de landelijke biodiversiteit zorgen en bijdragen tot het in leven houden van vele mensen die in extreme armoede leven, verminderen in de meeste landen. Men schat dat 5 à 6 miljoen mensen iedere jaar sterven, voor het grootste deel kinderen, ten gevolge van ziekten die door het water worden verspreid, evenals door de lucht- en watervervuiling.

Belastinghervorming zou een goed instrument kunnen zijn om beleid te voeren, tenminste als deze belastinghervorming inhoudt dat er een verplaatsing is van belastingen die negatief op de welvaart drukken (op werk, kapitaal, verbruik) naar welvaartpositieve belastingen. Verder is het jammer dat fiscale hervormingsprogramma's er tot nu toe altijd op gericht zijn om de arbeidskosten te verminderen. Men moet echter voor ogen houden dat de arbeidsproductiviteit met 270% is gestegen gedurende de afgelopen 40 jaar terwijl de productiviteit van energie slechts steeg met 20% en deze van ruwe materialen met 100% in dezelfde periode.

De focus die fiscale hervormingsprogramma's tot nu toe hebben gehad, zou herzien moeten worden. Belastingen en subsidies kunnen gebruikt worden om technologische vernieuwingen te promoten.

Wat doet de Commissie in haar Communicatie? De Commissie stelt geen doelstellingen, geen streefcijfers, zelfs geen routebeschrijving, met andere woorden de Communicatie van de Commissie voldoet niet aan het gestelde in het 6e MAP. Dit zou toch wel een minimale basis zijn voor een deugdelijk politiek beleid. Ik heb zitten twijfelen tussen een kort rapport waarin ik de Commissie zou vragen haar Communicatie terug te trekken en een nieuw stuk te

fabriceren. Gezien de historie van de Communicatie die er nu ligt en waarvan het produceren van het bedroevende eindresultaat een looptijd van vijf jaar heeft gehad denk ik dat milieu en economie niet gebaat zijn bij een dergelijke handelswijze van mijn kant. Ik hoop dat ik met de opzet van mijn rapport een duw in de betere richting kan geven waarbij concrete acties, doelstellingen en tijdslijnen zichtbaar zullen worden in het EU beleid en het beleid van individuele lidstaten in de komende jaren en niet pas met een uitstel van twintig jaar.

(19)

RR\656353NL.doc 19/19 PE 380.809v02-00

NL

PROCEDURE

Titel Thematische strategie voor het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen

Procedurenummer 2006/2210(INI)

Commissie ten principale

Datum bekendmaking toestemming

ENVI 7.9.2006 Medeadviserende commissie(s)

Datum bekendmaking ITRE

7.9.2006 Geen advies

Datum besluit ITRE

22.2.2007 Nauwere samenwerking

Datum bekendmaking Rapporteur(s)

Datum benoeming Kartika Tamara Liotard

29.11.2005 Vervangen rapporteur(s)

Behandeling in de commissie 13.9.2006 20.11.2006

Datum goedkeuring 28.2.2007

Uitslag eindstemming +:

-:

0:

58 0 1

Bij de eindstemming aanwezige leden Adamos Adamou, Georgs Andrejevs, Liam Aylward, Irena

Belohorská, Johannes Blokland, John Bowis, Frieda Brepoels, Hiltrud Breyer, Martin Callanan, Chris Davies, Avril Doyle, Mojca Drčar Murko, Edite Estrela, Jill Evans, Anne Ferreira, Karl-Heinz Florenz, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Satu Hassi, Gyula Hegyi, Marie Anne Isler Béguin, Caroline Jackson, Dan Jørgensen, Christa Klaß, Urszula Krupa, Marie-Noëlle Lienemann, Jules Maaten, Linda McAvan, Marios Matsakis, Alexandru-Ioan Morţun, Roberto Musacchio, Miroslav Ouzký, Dimitrios Papadimoulis, Vittorio Prodi, Frédérique Ries, Dagmar Roth-Behrendt, Guido Sacconi, Karin Scheele, Carl Schlyter, Horst Schnellhardt, Richard Seeber, Kathy Sinnott, Bogusław Sonik, María Sornosa Martínez, Antonios Trakatellis, Thomas Ulmer, Anja Weisgerber, Åsa Westlund, Anders Wijkman, Glenis Willmott

Bij de eindstemming aanwezige vaste

plaatsvervanger(s) Giovanni Berlinguer, Antonio De Blasio, Milan Gaľa, Jutta Haug, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Anne Laperrouze, Kartika Tamara Liotard, Andres Tarand

Bij de eindstemming aanwezige

plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) Emine Bozkurt

Datum indiening 5.3.2007

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(24) De financiële bijdrage van de EU aan de Gemeenschappelijke Onderneming BBI moet worden beheerd overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en de

pleit ervoor dat wordt bepaald in welke omstandigheden het asielrecht en de status van vluchteling formeel kunnen worden verleend aan vrouwen die op grond van hun geslacht en

Als in de Gemeenschap gevestigde instantie zouden de importeurs wettelijk verplicht moeten zijn, te waarborgen dat de producten die zij in de handel brengen, aan de toepasselijke

Het EC3 heeft als hoofddoel de lidstaten bij te staan in hun strijd tegen cybercriminaliteit. Met zijn helpdesk, precieze dreigingsanalyses en op basis van degelijke

Voor de zorgverlener heeft het door het bevoegde orgaan afgegeven document dat recht geeft op verstrekkingen in natura die krachtens artikel 22, lid 1, onder a), i) van

Gezien het grote aantal voor de Commissie aanvaardbare amendementen dat in het gemeenschappelijk standpunt is verwerkt, heeft zij ingestemd met een compromis waarin enkele voor

brengen, de invoer naar en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en producten die dergelijk bont bevatten kan worden afgeweken, wanneer kan worden gegarandeerd

overwegende dat er ten opzichte van de vorige rapportage wel vooruitgang is geboekt met betrekking tot het opstellen van plannen voor het beheer van afvalstoffen, maar deze plannen