• No results found

EUROPEES PARLEMENT VERSLAG. Zittingsdocument DEFINITIEVE VERSIE A5-0394/ november 2003

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "EUROPEES PARLEMENT VERSLAG. Zittingsdocument DEFINITIEVE VERSIE A5-0394/ november 2003"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RR\512575NL.doc PE 331.676

NL NL

EUROPEES PARLEMENT

1999



2004

Zittingsdocument

DEFINITIEVE VERSIE A5-0394/2003

6 november 2003

VERSLAG

over het voortgangsverslag inzake Richtlijn 75/442/EEG (kaderrichtlijn afval) (COM(2003) 250 - 2003/2124(INI))

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid

Rapporteur: Hans Blokland

(2)

PE 331.676 2/20 RR\512575NL.doc

NL

PR_INI

(3)

RR\512575NL.doc 3/20 PE 331.676

NL

INHOUD

Blz.

PROCEDUREVERLOOP ...4

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT...5

TOELICHTING...11

ADVIES VAN DE COMMISSIE VERZOEKSCHRIFTEN ...17

(4)

PE 331.676 4/20 RR\512575NL.doc

NL

PROCEDUREVERLOOP

Bij schrijven van 19 mei 2003 deed de Commissie het Parlement haar verslag aan de Raad en het Europees Parlement over de tenuitvoerlegging van communautaire wetgeving inzake afval voor de periode 1998-2000 (COM(2003) 250) toekomen, dat ter informatie werd verwezen naar de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Op 4 september 2003 deelde de Voorzitter van het Parlement mede dat de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid toestemming was verleend tot opstelling van een initiatiefverslag, overeenkomstig artikel 47, lid 2 en artikel 163 van het Reglement, over dit onderwerp.

Op 9 oktober 2003 deelde de Voorzitter van het Parlement mede dat ook de Commissie verzoekschriften om advies was gevraagd.

De commissie benoemde reeds op haar vergadering van 24 maart 2003 Hans Blokland tot rapporteur.

Zij behandelde het ontwerpverslag op haar vergaderingen van 1 en 2 oktober en 4 november 2003.

Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met algemene stemmen haar goedkeuring aan de ontwerpresolutie.

Bij de stemming waren aanwezig: Caroline F. Jackson (voorzitter), Mauro Nobilia, Alexander de Roo en Guido Sacconi (ondervoorzitters), Hans Blokland (rapporteur), María del Pilar Ayuso González, María Luisa Bergaz Conesa, John Bowis, Hiltrud Breyer, Dorette Corbey, Chris Davies, Avril Doyle, Anne Ferreira, Marialiese Flemming, Karl-Heinz Florenz, Cristina García-Orcoyen Tormo, Robert Goodwill, Hedwig Keppelhoff-Wiechert (verving Martin Callanan), Christa Klaß, Eija-Riitta Anneli Korhola, Bernd Lange, Giorgio Lisi (verving Raffaele Costa), Caroline Lucas (verving Patricia McKenna), Torben Lund, Minerva Melpomeni Malliori, Rosemarie Müller, Antonio Mussa (verving Jim Fitzsimons), Riitta Myller, Ria G.H.C. Oomen-Ruijten, Marit Paulsen, Frédérique Ries, Dagmar Roth-Behrendt, Yvonne Sandberg-Fries, Karin Scheele, Ursula Schleicher (verving Françoise Grossetête), Inger Schörling, Jonas Sjöstedt, Renate Sommer (verving Peter Liese), María Sornosa Martínez, Robert William Sturdy (verving Giuseppe Nisticò), Nicole Thomas-Mauro, Antonios Trakatellis, Elena Valenciano Martínez-Orozco, Peder Wachtmeister en Phillip Whitehead.

Het advies van de Commissie verzoekschriften is bijgevoegd.

Het verslag werd ingediend op 6 november 2003.

(5)

RR\512575NL.doc 5/20 PE 331.676

NL

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT over het voortgangsverslag inzake Richtlijn 75/442/EEG (kaderrichtlijn afval) (COM(2003) 250 - 2003/2124(INI))

Het Europees Parlement,

– gezien het verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving inzake afval in de periode 1998-2000 (COM(2003) 250)1

– gelet op Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 over afval2,

– onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 september 19983 over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake de toepassing van de

richtlijnen betreffende het afvalbeheer,

– onder verwijzing naar zijn resoluties van 14 november 19964 en de resolutie van de Raad van 24 februari 19975 over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake het afvalstoffenbeleid,

– onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 april 20016 over het Groenboek van de Commissie over PVC en het milieu,

– gezien besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap7, met name artikel 8 hiervan,

– gelet op de uitspraken van het Europees Hof van Justitie, met name in de zaken C-203/96, C-365/97, C-209/98, C-418/99, C-419/99, C-228/00 en C-458/00,

– gelet op de artikelen 2 en 6 van het EG-Verdrag, uit hoofde waarvan

milieubeschermingseisen moeten worden opgenomen in het Gemeenschapsbeleid voor de diverse sectoren met als doel een in milieuopzicht duurzame economische ontwikkeling, – gelet op artikel 175 van het EG-verdrag,

– gelet op artikel 47, lid 2 en artikel 163 van zijn Reglement,

– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en

consumentenbeleid en het advies van de Commissie verzoekschriften (A5-0394/2003), A. overwegende dat alle lidstaten hun verslag te laat hebben ingediend, Portugal en Ierland

1 Nog niet gepubliceerd in PB.

2 PB L 194 van 25.7.1975, blz. 47, als gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG (PB L 78 van 18.3.1991, blz. 32).

3PB C 313 van 12.10.1998, blz. 99.

4PB C 362 van 2.12.1996, blz. 241.

5 PB C 76 van 11.3.1997, blz. 1.

6 PB C 21 van 24.1.2002, blz. 25.

7PB L 242 van 10.09.2002, blz.1.

(6)

PE 331.676 6/20 RR\512575NL.doc

NL

zelfs meer dan een jaar te laat, overwegende dat vervolgens bij enkele lidstaten, zelfs nadat deze lidstaten hierop door de Europese Commissie waren geattendeerd, belangrijke tekortkomingen aanwezig blijven,

B. overwegende dat artikel 3, lid 1, van richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen zoals gewijzigd bepaalt dat de lidstaten passende maatregelen nemen ter bevordering ten eerste van afvalpreventie en -reductie, en de schadelijke effecten van afvalstoffen,

C. overwegende dat artikel 4 van richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen zoals gewijzigd bepaalt dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen voor de

verwijdering van afvalstoffen zonder gevaar op te leveren voor de gezondheid van de mens en zonder nadelige gevolgen voor het milieu,

D. overwegende dat artikel 7, lid 1, van richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen bepaalt dat de lidstaten zo snel mogelijk één of meer afvalbeheerplannen ontwikkelen voor het verwezenlijken van de doelstellingen van deugdelijke verwijdering van afvalstoffen in de artikelen 3, 4 en 5 en om te voldoen aan de beginselen van

proximiteit en zelfvoorzienendheid,

E. overwegende dat in artikel 8, lid 1, van het zesde milieuactieprogramma onder andere de volgende doelstellingen zijn opgenomen:

- significante vermindering van de hoeveelheid afval die wordt geproduceerd door middel van initiatieven gericht op preventie van afval, efficiënt gebruik van grondstoffen en overstappen op meer duurzame productie- en consumptiepatronen;

- significante vermindering van de hoeveelheid afval die wordt verwijderd en van de geproduceerde hoeveelheden gevaarlijke afvalstoffen, waarbij een verhoging van de emissie naar lucht, water en bodem wordt voorkomen;

- bevordering van hergebruik, en voor afval dat alsnog wordt geproduceerd: vermindering van hun gevaarlijkheid en ze moeten zo min mogelijk gevaar opleveren; voorkeur voor terugwinning en in het bijzonder recycling; minimalisering van de hoeveelheid afval die wordt verwijderd en veilige verwijdering daarvan; afval dat voor verwijdering bestemd is, moet zo dicht mogelijk bij de plaats van ontstaan worden verwerkt, voor zover dit niet leidt tot een afname van de efficiëntie van afvalverwerking,

F. overwegende dat artikel 8, lid 2, onder ii) van het zesde milieuactieprogramma de volgende prioritaire acties omvat voor het ontwikkelen en tenuitvoerleggen van maatregelen inzake afvalpreventie en -beheer:

- ontwikkelen van een pakket kwantitatieve en kwalitatieve verminderingsdoelstellingen voor alle relevante categorieën afval, die uiterlijk in 2010 moeten worden gehaald; de Commissie verzoeken uiterlijk in 2002 een voorstel voor te leggen voor dergelijke doelstellingen,

- formuleren van operationele maatregelen voor het bevorderen van afvalpreventie, d.w.z.

het stimuleren van hergebruik en terugwinning, het geleidelijk elimineren van bepaalde stoffen en materialen door middel van productgerelateerde maatregelen,

G. overwegende dat volgens artikel 8, lid 2, onderdeel iv van het zesde

milieuactieprogramma de doelstellingen onder andere worden nagestreefd door middel

(7)

RR\512575NL.doc 7/20 PE 331.676

NL

van acties die gericht zijn op het:

- uitwerken of herzien van diverse richtlijnen inzake afval, - duidelijk onderscheiden van wat afval en wat geen afval is,

- ontwikkelen van passende criteria voor de verdere uitwerking van de bijlagen IIA (verwijdering) en IIB (nuttige toepassing) van de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen,

H. overwegende dat de definitie van afvalstof in veel lidstaten niet overeenkomt met de definitie uit artikel 1 van richtlijn 75/442/EEG, terwijl deze verplichting al vanaf 1993 geldt, overwegende dat hierdoor onaanvaardbare verschillen tussen lidstaten1 bestaan, I. overwegende dat, mede gezien de uitspraken van het Europees Hof van Justitie inzake de

reikwijdte van de definitie van afvalstof, een nieuwe definitie van afvalstof niet tot meer duidelijkheid zal leiden,

J. overwegende dat er ten opzichte van de vorige rapportage wel vooruitgang is geboekt met betrekking tot het opstellen van plannen voor het beheer van afvalstoffen, maar deze plannen in een deel van de Europese Unie nog steeds onbevredigend zijn, overwegende dat in 2002 het Europees Hof van Justitie heeft bevestigd dat Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk geen plannen voor afvalstoffenbeheer ten uitvoer hebben gelegd, K. overwegende dat de meeste lidstaten niet hebben aangegeven wat zij sinds 1997 aan

afvalpreventie en nuttige toepassing hebben gedaan, overwegende dat de gemiddelde hoeveelheid geproduceerd huishoudelijk afval per hoofd van de bevolking in de EU ten opzichte van de vorige verslagperiode (1995-1997) is gestegen van ongeveer 400 kg naar ongeveer 500 kg; overwegende dat de productie van gevaarlijk afval in een groot aantal landen blijft toenemen; overwegende dat deze voortdurende toename de

tenuitvoerlegging van artikel 3, lid 1, onder a), van de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen ernstig in gevaar brengt,

L. overwegende dat de recyclingpercentages voor huishoudelijk afval in de verschillende lidstaten sterk uiteenlopen: vijf lidstaten (Oostenrijk, België, Duitsland, Nederland en Zweden) zitten boven de 40% en vijf lidstaten (Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië en het Verenigd Koninkrijk) zitten onder de 10%,

M. overwegende dat de meest gebruikte verwijderingsmethode van afval nog steeds storten is; voor vijf lidstaten is dit zelfs meer dan 60%, overwegende dat verbranding van afval met terugwinning van energie de tweede verwijderingsmethode is, hoewel verbranding van afval in zijn geheel niet wordt toegepast in Ierland en Griekenland,

N. overwegende dat de meeste lidstaten bijna geheel zelf voorzien in de verwijdering van afval,

O. overwegende dat in Griekenland 59,6% van het afval wordt verwijderd op locaties die niet voldoen aan de geldende wetgeving,

1 Italië heeft strijdige definitie, zie uitspraken Europees Hof, Luxemburg heeft de EAC niet omgezet, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk hanteren eveneens een afwijkende definitie.

(8)

PE 331.676 8/20 RR\512575NL.doc

NL

P. overwegende dat de Commissie inbreukprocedures op gang heeft gebracht tegen

Griekenland, Italië en Frankrijk op grond van het bestaan van illegale afvalstortplaatsen, Q. overwegende dat het Europees Hof van Justitie (C-209/98) bevestigde dat het een lidstaat

is toegestaan maatregelen te nemen ten aanzien van het vervoer van afvalstoffen indien het vervoer niet in overeenstemming is met zijn plan voor afvalstoffenbeheer, op

voorwaarde dat het plan in overeenstemming is met de regels van het EG-verdrag en van Richtlijn 75/442/EEG,

R. overwegende dat er verschillende marktcondities bestaan in de Europese Unie, zoals het achterwege blijven van stortverboden in België (Wallonië), Griekenland, Ierland, Italië, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk en de verschillen in stortbelasting tussen lidstaten, alsmede het ontbreken van stortbelasting in Duitsland, Griekenland, Ierland, Portugal en Spanje,

S. overwegende dat recente uitspraken van het Europees Hof van Justitie over het

onderscheid tussen verschillende terugwinnings- en eindverwerkingsbehandelingen heeft geleid tot onduidelijkheid over de categorisering van de nuttige toepassing en

verwijdering uit Bijlage II van richtlijn 75/442/EEG,

T. overwegende dat artikel 2, lid 2, van richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen bepaalt dat de lidstaten voor bijzondere categorieën afvalstoffen specifieke voorschriften kunnen vaststellen in de vorm van afzonderlijke richtlijnen ,

1. concludeert dat de lidstaten over het algemeen de rapportage aan de Europese Commissie onvoldoende serieus nemen;

2. verzoekt de Europese Commissie procedures op grond van artikel 226 van het EG- verdrag in te leiden tegen de lidstaten die nog steeds belangrijke tekortkomingen in hun verslaglegging hebben;

3. stelt vast dat door de gebrekkige rapportage van de lidstaten er onvoldoende inzicht is in de mate waarin de kaderrichtlijn voor afval is geïmplementeerd en de beschreven

doelstellingen zijn gehaald; stelt vast dat de lidstaten zich niet houden aan artikel 3, lid 2 van Richtlijn 75/442 waarin wordt bepaald dat zij de Commissie moeten informeren over de maatregelen die zij nemen om de doelstellingen van de richtlijn te verwezenlijken;

4. wenst dat de Commissie van haar bevoegdheden gebruikt maakt en ervoor zorgt dat de lidstaten haar overeenkomstig artikel 3, lid 2 van de richtlijn informeren over de nationale maatregelen die zij nemen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de richtlijn;

5. stelt de huidige definitie van afvalstof niet ter discussie; dringt er bij de lidstaten met klem op aan dat zij allen de definitie van afvalstof overeenkomstig artikel 1 van richtlijn 75/442/EEG overnemen in hun nationale wetgeving; zonodig dient de Europese

Commissie gebruik te maken van haar bevoegdheden om de betreffende lidstaten hiertoe te dwingen;

(9)

RR\512575NL.doc 9/20 PE 331.676

NL

6. dringt er bij de lidstaten op aan dat er alsnog afvalbeheerplannen opgesteld worden, dan wel de huidige afvalbeheerplannen verbeterd worden, waarbij maatregelen voor de preventie of vermindering van afvalproductie de eerste optie moeten zijn; verzoekt de Commissie toezicht te houden en controle uit te oefenen op de ontwikkeling en

tenuitvoerlegging van nationale afvalbeheerplannen, teneinde deze in overeenstemming te laten zijn met de communautaire wetgeving;

7. constateert dat niet voldaan wordt aan de doelstelling uit het Vijfde milieu-

actieprogramma van de Commissie, te weten stabilisatie van de afvalproductie in 2000 op het niveau van 1985 van 300 kg per hoofd van de bevolking; dringt er bij de lidstaten sterk op aan dat er veel grotere inspanningen nodig zijn om afvalpreventie en –

vermindering te bewerkstelligen en in het bijzonder van gevaarlijke afvalstoffen en om afvalpreventie en -vermindering als eerste optie in hun afvalbeheerplannen op te nemen;

8. betreurt dat de Commissie nog geen voorstellen heeft goedgekeurd voor het ontwikkelen van een pakket kwantitatieve en kwalitatieve verminderingsdoelstellingen voor alle relevante categorieën afval, die uiterlijk in 2010 moeten worden gehaald; is van mening dat om de streefdatum van 2010 te halen de huidige statistieken, hoewel ze nog gebreken vertonen, gebruikt kunnen en moeten worden als uitgangspunt voor de goedkeuring van verminderingsdoelstellingen, omdat de eerste geharmoniseerde statistieken pas in 2006 op zijn vroegst beschikbaar zullen zijn; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om desbetreffend een voorstel voor te leggen, vóór het verstrijken van haar mandaat;

9. verzoekt de lidstaten manieren te vinden voor het bevorderen van het gescheiden

inzamelen van recycleerbaar afval, aangezien is geconstateerd dat het hier nog aan schort en hierdoor hogere recyclingpercentages niet worden gehaald;

10. dringt er bij de lidstaten die de richtlijnen betreffende afvalstoffen in onvoldoende mate of te laat ten uitvoer leggen, op aan zich aan hun verplichtingen te houden en dringt er bij de Europese Commissie op aan dat zij optimaal gebruik maakt van haar bevoegdheden om dit te bewerkstelligen;

11. verzoekt de Commissie op grond van artikel 226 van het EG-Verdrag een inbreukprocedure op gang te brengen tegen alle lidstaten waar zich illegale en

ongecontroleerde stortplaatsen bevinden, wegens niet-naleving van Richtlijn 75/442/EEG en rekening houdend met het arrest van het Hof van Justitie in Zaak C-365/97;

12. verzoekt de Commissie om maatregelen voor te stellen die de lidstaten in staat stellen om zelfvoorzienend te worden of te blijven inzake de verwerking van afval, waarbij het nabijheidbeginsel adequaat wordt toegepast;

13. is van mening dat alle lidstaten moeten voorzien in voldoende capaciteit voor recycling en terugwinning voor huishoudelijk afval en dat het te verbranden deel van het

huishoudelijk afval niet naar andere lidstaten of derde landen mag worden uitgevoerd;

14. is van mening dat alle lidstaten moeten voorzien in voldoende verbrandingscapaciteit voor huishoudelijk afval, waarbij energie wordt teruggewonnen, in het bijzonder voor die

(10)

PE 331.676 10/20 RR\512575NL.doc

NL

deeltjes waarvoor geen alternatieve afvalbehandelingsmethoden hoger in de EU- afvalhiërarchie, zoals hergebruik en recycling van materialen, bestaan;

15. roept de lidstaten op om, voor zover er een open markt is voor afvalmanagement in de Europese Gemeenschap, verstoringen veroorzaakt door incomplete implementatie van EU-richtlijnen uit de weg te ruimen;

16. verzoekt de Europese Commissie om er over te waken dat de afvalrichtlijnen zodanig worden geïmplementeerd dat oneerlijke concurrentie ten gevolge van kostenverschillen, en derhalve ook afvalstromen naar milieu-onvriendelijker behandelingsprocessen, wordt voorkomen;

17. verzoekt de Commissie richtlijn 75/442/EEG te herzien om duidelijke en afdwingbare voorwaarden te formuleren voor het definiëren van processen voor het verwerken en terugwinnen van afval, en actief toezicht te houden op de tenuitvoerlegging daarvan.

Deze voorwaarden moeten stoelen op minimumkwaliteitscriteria zoals:

 calorische waarde van het te verbranden afval,

 emissies van schadelijke stoffen naar lucht, water en bodem,

 gescheiden afvalstromen,

 energie-efficiëntie van de (mee)verbrandingsinstallatie,

 vermogen om organische componenten te vernietigen,

 vermogen om anorganische componenten te concentreren c.q. volume drastisch te verkleinen,

 geen gevaarlijke stoffen in eindproduct bij meeverbranding;

18. verzoekt de Commissie en de lidstaten een permanent stuur- en raadgevend comité voor afvalstoffen in het leven te roepen vergelijkbaar met de bestaande structuren in het kader van de 'Clean Air for Europe'-strategie, met het oog op gedegen en consistent toezicht op en coördinatie van de tenuitvoerlegging van de huidige afvalwetgeving en raadpleging van de betrokken actoren over alle afvalwetgeving;

19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(11)

RR\512575NL.doc 11/20 PE 331.676

NL

TOELICHTING 1. Rapportage van de lidstaten

Het verslag, opgesteld overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 91/692/EEG1, van de Europese Commissie informeert ons over de tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake afvalstoffen voor het tijdvak 1998 tot en met 2000, in het bijzonder de tenuitvoerlegging van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen. Het verslag is hoofdzakelijk gebaseerd op de informatie die is ontvangen van de lidstaten; als zodanig hangt de inhoud ervan in grote mate af van de volledigheid, kwaliteit en nauwkeurigheid van de nationale bijdragen.

Overeenkomstig Richtlijn 91/692/EEG moesten de lidstaten hun verslagen voor 30 september 2001 indienen. De verslagen van Oostenrijk, Duitsland, Denemarken, Spanje, Finland,

Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Zweden, Nederland en het Verenigd Koninkrijk werden aangeleverd tussen november 2001 en februari 2002. Verslagen van de drie Belgische gewesten werden aangeleverd tussen april en september 2002. Portugal diende zijn verslagen in oktober 2002 in. Ierland diende zijn verslag in het kader van Richtlijn 94/62/EG in januari 2003 in.

Een eerste beoordeling van de verslagen van de lidstaten door de Commissie bracht een aantal hiaten en/of gevallen van inconsistentie aan het licht, waarop de betrokken lidstaten werden geattendeerd. Enkele van hen verschaften aanvullende informatie. Voor de verslagen waarin belangrijke tekortkomingen aanwezig blijven, dient de Europese Commissie procedures in te leiden op grond van artikel 226 van het EG-verdrag.

Uit bovenstaande blijkt dat de lidstaten over het algemeen de rapportage aan de Europese Commissie onvoldoende serieus nemen. Door de gebrekkige rapportage van de lidstaten is er onvoldoende inzicht in de mate waarin de kaderrichtlijn voor afval is geïmplementeerd en de beschreven doelstellingen zijn gehaald.

2. Bepalingen van Richtlijn 75/442/EEG

Richtlijn 75/442/EEG vormt het wettelijke kader voor het communautair beleid inzake afvalstoffenbeheer. Deze richtlijn is in 1977 van kracht geworden en is nadien gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG teneinde rekening te houden met de richtsnoeren van de communautaire strategie voor afvalstoffenbeheer in 1989. Bij de actualisering van de strategie van 30 juli 19962 werden de voornaamste elementen bevestigd en aangepast aan de vereisten voor de volgende vijf jaar.

De voornaamste bepalingen van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, betreffen:

- de definitie van afvalstoffen, verder uitgewerkt in de Europese afvalcatalogus (EAC), die is vastgesteld bij Beschikking 94/3/EG3 van de Commissie, en andere terminologie op het gebied van afvalstoffenbeheer (artikel 1);

1 PB L 377 van 23.12.1991, blz. 48.

2 COM(1996) 399 van 30.7.1996.

3 PB L 5 van 7.1.1994, blz. 15.

(12)

PE 331.676 12/20 RR\512575NL.doc

NL

- de hiërarchie van de principes van het afvalstoffenbeheer: preventie, nuttige toepassing, veilige verwijdering van afval (artikelen 3 en 4);

- het principe van nabijheid en zelfverzorging met betrekking tot afval dat definitief wordt verwijderd en de instelling van een geïntegreerd net van verwijderingsinstallaties, rekening houdend met de beste beschikbare technologie op een wijze die een hoog beschermingsniveau voor het milieu waarborgt (artikel 5)

- de verplichting voor de lidstaten om plannen voor het beheer van afvalstoffen op te stellen, die van essentieel belang zijn voor de verwezenlijking van dit beleid (artikel 7);

- vergunning voor inrichtingen en ondernemingen die verwijderingshandelingen en handelingen voor nuttige toepassing verrichten (artikelen 9 en 10);

- het beginsel “de vervuiler betaalt” (artikel 15);

- vereisten inzake het opstellen van verslagen (artikel 16).

3. Definitie van “afvalstof” en de Europese Afvalcatalogus (artikel 1, onder a)

Krachtens Richtlijn 75/442/EEG wordt onder “afvalstof” verstaan: elke stof of elk voorwerp behorende tot de in bijlage I genoemde categorieën waarvan de houder zich ontdoet,

voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen (artikel 1, onder a). De Commissie heeft maatregelen genomen om op grond van artikel 1, onder a), de zogenaamde Europese

Afvalcatalogus (EAC) vorm te geven. Deze is nu in geconsolideerde vorm vastgelegd bij Beschikking 2000/532/EG van de Commissie, als gewijzigd.

Het voorgaande verslag over de tenuitvoerlegging gedurende 1995-1997 maakte melding van het feit dat er talrijke verschillen tussen de lidstaten bestonden wat betreft de omzetting van de algemene definitie van "afvalstof", als genoemd in artikel 1, onder a), in nationale wetgeving.

Het is duidelijk dat een correcte implementatie van de definitie van afvalstof van essentieel belang is om te waarborgen dat de lidstaten hun verplichtingen op het gebied van afvalbeheer krachtens Richtlijn 75/442/EEG en daarmee samenhangende wetgeving op het gebied van afvalstoffen correct ten uitvoer leggen1. Dit is met name noodzakelijk om te waarborgen dat er een gemeenschappelijk niveau van milieubescherming geldt voor de gehele Gemeenschap en dat de werking van de interne markt niet wordt ondermijnd.

De Commissie is van mening dat een aantal lidstaten (Oostenrijk, Italië, Luxemburg, Verenigd Koninkrijk) sinds het vorige verslag over de tenuitvoerlegging voor de periode 1995-1997 nog steeds de definitie van afvalstoffen niet correct heeft omgezet in nationaal recht. Met name wat de definitie van gevaarlijke afvalstoffen betreft, is de situatie sinds het laatste verslag verbeterd, maar er blijken nog steeds enkele lidstaten te zijn die niet alle elementen van deze definitie volledig hebben omgezet.

In Italië voorziet het decreet dat Richtlijn 75/442/EEG heeft omgezet in nationale wetgeving in interpretatiecriteria voor de term "ontdoen". Kort gezegd komt het erop neer dat

afvalstoffen geen afvalstoffen zijn als er op enig moment sprake is van hergebruik van de genoemde stoffen. Bepaalde materialen (zoals onbehandeld metaal- en houtafval) worden

1 In dit verband moet worden opgemerkt dat het Europees Hof van Justitie, in zijn arrest in de gevoegde zaken C- 418/99 en C-419/99 (ARCO Chemie Nederland en anderen) in het bijzonder heeft gesteld dat de vraag of er inderdaad sprake is van een afvalstof in de zin van de richtlijn, moet worden beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden, waarbij rekening moet worden gehouden met de doelstelling van Richtlijn 75/442/EEG en ervoor moet worden gewaakt dat geen afbreuk wordt gedaan aan de doeltreffendheid daarvan.

(13)

RR\512575NL.doc 13/20 PE 331.676

NL

hiermee buiten de werkingssfeer van de Italiaanse afvalstoffenwetgeving gesteld, terwijl deze gewoon onder de communautaire definitie van afvalstoffen vallen. Uw rapporteur is evenals de Europese Commissie van mening dat dit Italiaanse decreet onverenigbaar is met de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie.

Ondanks recente wijzigingen in binnenlandse kaderwetgeving lopen er ook procedures wegens schending van het Gemeenschapsrecht tegen Oostenrijk met betrekking tot de onjuiste omzetting van de communautaire definitie van afvalstoffen, met name ten aanzien van de omzetting van de EAC.1 Voorts is in §5 van de Oostenrijkse Wet afvalstoffenbeheer 20022 de veronderstelling opgenomen dat bepaalde reststoffen die in afvalstoffen te vinden zijn (Altstoffe3) niet langer afvalstoffen blijven wanneer deze reststoffen of elementen van het materiaal rechtstreeks worden gebruikt ter vervanging van producten die worden verkregen uit primaire grondstoffen. Het is staande jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie dat het feit dat afvalstoffen gebruikt kunnen worden als vervanging van producten, op zichzelf niet betekent dat de afvalstoffen kunnen worden uitgezonderd van de definitie van

afvalstoffen in het kader van Richtlijn 75/44/EEG. Daarentegen dient het gebruik van

afvalstoffen te worden beoordeeld op grond van de vraag of dit in overeenstemming is met de eisen op het gebied van een adequaat afvalstoffenbeheer, zoals die zijn omschreven in

Richtlijn 75/442/EEG en aanverwante wetgeving betreffende afvalstoffen.

Sinds het voorgaande verslag over de tenuitvoerlegging in 1995-1997 is het duidelijk dat een aantal lidstaten de definitie van afvalstoffen nog steeds niet correct in nationale wetgeving heeft omgezet. De uiterste datum voor omzetting was 1 april 1993. Kennelijk wordt geprobeerd om op deze manier onder de eisen op het gebied van een adequaat

afvalstoffenbeheer, zoals die zijn omschreven in Richtlijn 75/442/EEG en aanverwante wetgeving betreffende afvalstoffen, uit te komen.

Het is echter niet nodig om de definitie van afvalstoffen te wijzigen. Hoewel deze definitie vaak tot discussies heeft geleid, is er na verschillende uitspraken van het Europese Hof van Justitie voldoende duidelijkheid gegeven over de reikwijdte ervan. Een nieuwe definitie zal weer nieuwe discussies opleveren, met als gevolg weer nieuwe uitspraken van het Europese Hof van Justitie over de juiste interpretatie.

4. Preventie en Recycling van afvalstoffen (artikel 3 en 4)

Het succes van de afvalstoffenrecycling loopt nog steeds sterk uiteen wanneer de lidstaten met elkaar worden vergeleken, iets wat al werd opgemerkt in het vorige verslag over de

tenuitvoerlegging in de periode 1995-1997. Het gemiddelde recyclingpercentage is toegenomen, maar een aantal lidstaten behaalt nog steeds relatief lage of bescheiden recyclingpercentages van huishoudelijk afval. Ondanks een dalende tendens blijft een

aanzienlijk aantal lidstaten sterk afhankelijk van storting als middel om huishoudelijk afval te verwijderen. Voor vijf lidstaten is dit zelfs meer dan 60%. Enkele lidstaten hebben een hoog verbrandingspercentage, maar zelfs al geschiedt dit met terugwinning van energie (waarvoor

1 Zaak aanhangig bij het Europees Hof van Justitie C-194/01 Commissie/Oostenrijk.

2 Te weten de Wet afvalstoffenbeheer (Abfallwirtschaftsgesetz 2002, BGBl I van 16 juli 2002, nr. 102, op blz. 989).

3 Onder 'Altstoffe' vallen volgens de definitie in §2(4), lid 1, van de Wet afvalstoffenbeheer 2002 afvalstoffen die zijn gescheiden van ander afval of stoffen die zijn verkregen door middel van een afvalbehandeling om de stoffen een handeling voor nuttige toepassing te laten ondergaan.

(14)

PE 331.676 14/20 RR\512575NL.doc

NL

verschillende criteria worden gebruikt op nationaal niveau), is verbranding over het algemeen een slechtere optie dan andere alternatieven voor afvalbehandeling die zich hoger in de afvalhiërarchie bevinden, zoals hergebruik en recycling van materiaal.

Toekomstige en recente wetgevingsinitiatieven inzake verpakkingsafval1, afgedankte voertuigen2 en elektrisch en elektronisch afval3 zijn gericht op bijzonder hoge

recyclingpercentages en het gescheiden inzamelen van afval bij de bron als

verwerkingsmiddelen. Het is te verwachten dat deze richtlijnen zullen resulteren in betere resultaten inzake recycling van afvalstoffen.

5. Zelfvoorziening afvalverwerking (artikel 5)

Over het geheel genomen rapporteerden de meeste lidstaten dat zij een hoge mate van

zelfverzorging ten aanzien van de verwijdering van afval hadden bereikt (ongeveer 99%), wat in wezen een herbevestiging is van de situatie die is beschreven in het voorgaande verslag over de tenuitvoerlegging voor de periode 1995-1997. Inzake Griekenland speelt er wel het volgende probleem:

Griekenland deelde mee dat het geen maatregelen heeft genomen om te voldoen aan artikel 5, lid 1. Dergelijke maatregelen zijn opgenomen in de herziene versie van de Griekse

afvalstoffenstrategie uit 2002, die gericht is op geïntegreerd beheer op regionale basis. Zonder nadere bijzonderheden te verstrekken, bevestigde Griekenland dat er te dien einde

samenwerking bestaat tussen Griekenland en andere lidstaten wat betreft grensoverschrijdend vervoer van zowel gevaarlijk als niet-gevaarlijk afval voor nuttige toepassing of verwijdering.

Griekenland deelde mee dat dit geschiedt in de vorm van samenwerking tussen

ondernemingen die werkzaam zijn op het gebied van afvalstoffenbeheer, afhankelijk van de toestemming van de bevoegde instanties4. Als antwoord op de vraag over de mate van zelfverzorging op het gebied van de verwijdering van afval, deelde Griekenland mee dat 31,7% van het huishoudelijk afval wordt verwijderd op zogenaamde 'hygiënische afvalstortplaatsen', terwijl 59,6% wordt verwijderd op locaties in Griekenland die niet voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld in de geldende wetgeving. Griekenland deelde mee dat respectievelijk 8% en 0,7% van dergelijk afval wordt gerecycleerd en gecomposteerd.

6. Afvalbeheerplannen (artikel 7) en export van afval

Gedurende de periode 1997-2000 heeft de Commissie juridische procedures ingeleid tegen verschillende lidstaten die geen plannen voor afvalstoffenbeheer hadden ingevoerd. Voor het

1 COM(2001) 729 def. Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval.

2 Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte voertuigen, PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34.

3 COM(2000) 347 def. Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Het voorstel werd onlangs op 16-19.12.2002 goedgekeurd door de Raad en het Europees Parlement (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).

(Voor nadere bijzonderheden zie http://www.europa.eu.int/prelex/apcnet.cfm?CL=en).

4 Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, als gewijzigd (PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1).

(15)

RR\512575NL.doc 15/20 PE 331.676

NL

einde van die periode hadden de meeste lidstaten plannen opgesteld. De problemen met Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië duren voort. De lidstaten hebben enkele regelingen met elkaar getroffen voor aspecten van de planning van afvalstoffenbeheer, met name voor gebieden aan beide zijden van een landsgrens. Het is opvallend dat ondanks de zelfvoorziening inzake de afvalverwerking er toch veel grensoverschrijdende transporten van afval plaatsvinden. De aard van het onderlinge verband tussen lokale/nationale planning van afvalstoffenbeheer en de eisen van de interne markt blijft aanleiding geven tot een aantal juridische kwesties.

In de zaak-Kopenhagen1 heeft het EHJ duidelijkheid gegeven inzake grensoverschrijdend vervoer van afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing. Het is een lidstaat toegestaan maatregelen te nemen ten aanzien van het vervoer van afvalstoffen indien het vervoer niet in overeenstemming is met zijn plan voor afvalstoffenbeheer, op voorwaarde dat het plan in overeenstemming is met de regels van het EG-verdrag en van Richtlijn 75/442/EEG.

Sinds het einde van de jaren 1990 heeft de Commissie inbreukprocedures ingeleid tegen een aantal lidstaten die stappen hebben genomen om uitvoer van afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing te voorkomen of beperken2. Twee zaken waarin recentelijk uitspraken zijn gedaan, zijn van belang om te vermelden. Volgens de uitspraak van het Europees Hof van Justitie (EHJ) in de zaak C-458/00 betreffende Luxemburg is de verbranding van

huishoudelijk afval in een verbrandingsoven geen nuttige toepassing, maar verwijdering, ook als er energie wordt teruggewonnen. Volgens de uitspraak van het EHJ in de zaak C-228/00 betreffende Duitsland is meeverbranding van afval in een cementoven wel terugwinning.

Probleem bij deze hele discussie is dat terugwinning van afval nog niet wil zeggen dat dit betekent dat het milieuhygiënisch beter is. Het is daarom noodzakelijk om duidelijke criteria te ontwikkelen voor nuttige toepassing. In de toelichting van het Commissievoorstel inzake de overbrenging van afvalstoffen wordt dit probleem onderkend (COM(2003) 379, blz. 16, onder punt 6 van afdeling 4.2.4) door onder andere op te merken dat er “slechts weinig milieueisen gesteld worden aan handelingen die tot nuttig gebruik leiden”. Er is echter nog helemaal geen zicht op een oplossing voor dit probleem, behalve dat de Commissie met voorstellen zal komen in het kader van de thematische strategie voor recycling.

De conclusie op dit moment kan evenwel al zijn dat de Europese wetgeving op twee belangrijke punten aangepast zou moeten worden:

 emissienormen van schadelijke stoffen naar lucht en water dienen voor verbranding, meeverbranding en andere processen waarbij gasvormige emissies ontstaan gelijk te zijn

 voor nuttige toepassing van afval dienen aanvullende voorwaarden geformuleerd te worden, zodanig dat de milieu-effecten een prominente rol spelen

7. Eindconclusie

Ondanks positieve resultaten kan de vooruitgang die werd geboekt bij de uitvoering van de communautaire afvalstoffenwetgeving nog niet als bevredigend worden beschouwd. Het

1 Zaak C-209/98 FFAD/Kobenhavens Kommune [2000] Jurispr. I-3743.

2 Zaken momenteel aanhangig bij het EHJ: C-113/02 Commissie/Nederland, C-228/00 Commissie/Duitsland en C-458/00 Commissie/Luxemburg.

(16)

PE 331.676 16/20 RR\512575NL.doc

NL

aantal inbreukprocedures weerspiegelt de huidige stand van zaken. Er dienen daarom aanzienlijke inspanningen te worden verricht voor de volledige tenuitvoerlegging van de Richtlijn 75/442/EEG en daarmee ook andere richtlijnen betreffende afvalstoffen, waarbij de aandacht met name dient uit te gaan naar de hiërarchie van de principes van

afvalstoffenbeheer.

De verwachting is dat de vaststelling van de geconsolideerde Europese Afvalcatalogus en de vaststelling van de nieuwe Verordening betreffende afvalstoffenstatistieken tot verbeteringen zullen leiden. Voorts moeten toekomstige en recente wetgevingsinitiatieven op het gebied van afvalstoffenbeheer, in het bijzonder betreffende verpakkingsafval, autowrakken en elektrisch en elektronisch afval, bijdragen tot de verbetering van de situatie op het gebied van de preventie, nuttige toepassing en recycling van afvalstoffen.

(17)

RR\512575NL.doc 17/20 PE 331.676

NL

6 november 2003

ADVIES VAN DE COMMISSIE VERZOEKSCHRIFTEN

aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid

inzake het verslag over de tenuitvoerlegging van richtlijn 75/442/EEG van de Raad (kaderrichtlijn afvalstoffen)

(COM(2003) 250 – 2003/2124(INI))

Rapporteur voor advies: Marie-Hélène Descamps

PROCEDUREVERLOOP

De Commissie verzoekschriften benoemde op haar vergadering van 11 september 2003 Marie-Hélène Descamps tot rapporteur voor advies.

De commissie behandelde het ontwerpadvies op haar vergadering van 6 november 2003.

Op dezelfde vergadering hechtte zij met algemene stemmen haar goedkeuring aan de hierna volgende suggesties.

Bij de stemming waren aanwezig: Vitaliano Gemelli (voorzitter), Proinsias de Rossa (ondervoorzitter), Marie-Hélène Descamps (rapporteur voor advies), Uma Maija Aaltonen, Richard A. Balfe, Felipe Camisón Asensio, Margot Keßler, Jean Lambert, Marie-France Stirbois en Eurig Wyn.

(18)

PE 331.676 18/20 RR\512575NL.doc

NL

COMMENTAAR OP HET VERSLAG VAN DE COMMISSIE

De milieuwetgeving en de wijze waarop deze in de Europese Unie wordt uitgevoerd, behoren tot de belangrijkste ijkpunten die de burger gebruikt bij de beoordeling van de waarde van

"Europa" in zijn dagelijks leven. Politici wijzen vaak naar het milieubeleid als één van de meest geschikte gebieden voor Europese samenwerking, want het milieu "kent geen grenzen".

Nu de verkiezingen naderbij komen, moeten de leden en de kandidaten zich een beeld kunnen vormen van de stand van zaken op dit beleidsterrein, en de burgers moeten over informatie kunnen beschikken waarop zij de politici kunnen afrekenen. Nog belangrijker is dat de burger weet welke instelling verantwoordelijk is wanneer Europese wetgeving niet behoorlijk wordt toegepast en uitgevoerd.

Voor de meeste Europese burgers is de bescherming van de natuur en van natuurlijke

leefgebieden gelukkig een punt van zorg, maar deze zorg is van een algemene orde, omdat de mensen beseffen dat dit iets te maken heeft met het gemeenschappelijke natuurlijke erfgoed.

Bij afval en afvalverwerking worden wij rechtstreeks geconfronteerd met de directe zorgen van de burgers over de kwaliteit van het bestaan, hun onmiddellijke omgeving, hun

gezondheid en het welzijn van hun gezin. Ook gaat het daarbij om de kwaliteit van het bestaan in een bepaalde wijk. Het wekt dus geen verbazing dat het Europees Parlement veel meer verzoekschriften ontvangt over de locatie en het functioneren van

afvalverwerkingsvoorzieningen, stortplaatsen en verbrandingsinstallaties dan over elk ander onderwerp.

Het omvangrijke verslag dat de Commissie aan het Parlement en de Raad heeft aangeboden, helpt de Europese burger niet veel verder, hoewel het verslag bedoeld is als bron van

informatie voor het publiek over de stand van zaken met betrekking tot de afvalrichtlijnen en het milieu. Zoals de rapporteur van de Milieucommissie aangeeft, wordt per richtlijn vermeld in hoeverre de lidstaten deze in hun nationale wetgeving hebben opgenomen en hoe in

algemene zin uitvoering is gegeven aan de richtlijnen. Zo wordt duidelijk welke lidstaten goed hebben gepresteerd en welke niet.

Ondergegaan in de vele details en de statistische verwijzingen in het verslag is het effect van een slechte uitvoering van wetgeving op de burger. Ook wordt er niet aangegeven welke doelstellingen voor de burger wenselijk zijn. De richtlijnen zijn uiteraard het resultaat van een wetgevingscompromis tussen het Parlement en de Raad, die de lidstaten vertegenwoordigt.

Sommige lidstaten wilden niet graag te veel bevoegdheden aan de Unie afstaan, en wat uit de bladzijden van het verslag naar voren komt, is dat de burger daaronder te lijden heeft.

Bouwvergunningen voor stortplaatsen en verbrandingsinstallaties zijn nog steeds een nationale verantwoordelijkheid, maar vaak wordt de EU de schuld toegeschoven.

Sommige voorbeelden spreken boekdelen. De onderstaande verzoekschriften zijn

veelbetekenend en geven aan dat er als gevolg van het gebrek aan discipline in de lidstaten nog lang niet gesproken kan worden van eerbiediging van de afvalwetgeving.

Een Italiaan heeft het Parlement begin 2001 een klacht gestuurd over het gevaar voor de volksgezondheid dat uitgaat van een stortplaats in de buurt van Verona, waar giftige stoffen worden gestort (nr. 446/2001). Op verzoek van de Commissie verzoekschriften heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten "om informatie verzocht" en uiteindelijk een antwoord ontvangen. Op basis van aanvullende informatie die door de indiener is verstrekt (let wel: niet

(19)

RR\512575NL.doc 19/20 PE 331.676

NL

door de Italiaanse autoriteiten en ook niet door de Commissie zelf), heeft de Commissie in oktober 2002 besloten een inbreukprocedure in te stellen. In juli jl. volgde een met redenen omkleed advies, waarvan de Commissie verzoekschriften in september op de hoogte is gesteld. Maar de stortplaats is nog steeds in bedrijf, het Europese Hof van Justitie is nog ver weg en de vuilstort blijft een bedreiging voor de gezondheid van de omwonenden en hun buurt.

Het is volstrekt duidelijk dat het instellen van een inbreukprocedure weliswaar noodzakelijk is, maar geen afschrikkend effect heeft. In de tussentijd wordt de schade voor de burger niet verholpen, want het Verdrag voorziet daarin niet, behalve indirect via artikel 226. In zulke gevallen moeten de autoriteiten zodanig te kijk worden gezet dat zij een oplossing aandragen, en dat lijkt ons niet bevredigend.

Griekenland wordt in het verslag genoemd als land dat een aantal problemen heeft met de omzetting van de afvalrichtlijnen in de nationale wetgeving. Een Griek heeft ongeveer een jaar geleden het Parlement een verzoekschrift gestuurd over de situatie op de vijfentwintig stortplaatsen in de nabijheid van dorpen rond Messinia, waar hij woont (nr. 1061/2002). Hij wees erop dat er vuur wordt gestookt om het afval te verbranden en dat de stortplaatsen voor grote stankoverlast zorgen. De plaatselijke ambtenaar die op dit gebied verantwoordelijk is, gaf toe machteloos te staan.

De Commissie heeft een groot aantal soortgelijke klachten ontvangen, en daarom een dossier aangelegd over problemen bij de uitvoering van richtlijn 75/442/EEG. Wij hebben daarna vernomen dat de Griekse autoriteiten hebben erkend in overtreding te zijn, en hebben toegegeven dat 2.180 stortplaatsen hetzij illegaal zijn, hetzij volstrekt niet door enige autoriteit worden gecontroleerd. De Commissie verzoekschriften kreeg te horen dat in het gebied rond Messinia tweeëntwintig illegale stortplaatsen zouden worden gesloten, wellicht voor eind 2005! De Commissie schrijft dat, als dit niet gebeurt, "zij niet zal aarzelen een zaak bij het Europese Hof van Justitie aanhangig te maken" ... in 2006? Dat zou dan vier jaar na het versturen van het verzoekschrift zijn.

Ook in verzoekschrift 1085/2002 van een Griekse indiener wordt een soortgelijk beeld geschetst, dit maal over de situatie bij Kouroupitos op Kreta. Griekenland heeft tenslotte op grond van een arrest van het Hof van Justitie een boete van 5,5 miljoen euro moeten voldoen, maar ondanks deze boete bestaat het probleem nog steeds.

Een indiener uit Wales heeft het Parlement in 1998 geschreven over een stortplaats in Rhondda Valley bij Nantygwyddon (nr. 876/1998). De Britse autoriteiten hebben de

verzoeken om informatie die de Commissie verzoekschriften via de Commissie deed uitgaan, beantwoord totdat de eigenaar in maart 2002 tenslotte besloot geen nieuw afval tot de

stortplaats toe te laten. Kwesties als de onderliggende gezondheidsproblematiek en de maximum capaciteit van de stortplaats zijn nog steeds niet opgelost. Dit is als een succes aangemerkt, hoewel dit duidelijk wordt gerelativeerd door het feit dat de autoriteiten en de eigenaar van de stortplaats zich ook hier jarenlang niet aan de EU-wetgeving hebben gehouden.

De Europese Commissie beschikt in de meeste gevallen niet over de personele middelen om klachten van indieners behoorlijk uit te zoeken, en is afhankelijk van hetgeen haar wordt meegedeeld door de autoriteiten die zij geacht wordt te onderzoeken. Dat is onbevredigend.

(20)

PE 331.676 20/20 RR\512575NL.doc

NL

Voorbeelden uit Frankrijk (verzoekschrift 140/1999 over Lanvaux (Bretagne) en

verzoekschrift 553/2001 over Nord-Cotentin) maken duidelijk dat de Commissie van de indiener verwacht dat hij zelf onderzoek uitvoert, omdat de Commissie niet de middelen heeft om adequaat werk te maken van klachten.

CONCLUSIE

Gezien deze en vele andere voorbeelden dringt de Commissie verzoekschriften er bij de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid op aan dat zij zich in het belang van de Europese burgers veeleisender opstelt. Ook wenst zij dat er drastischer herstelmaatregelen kunnen worden genomen waneer de EU-wetgeving wordt overtreden, zodat er, waar nodig, realistischer sancties kunnen worden opgelegd. Als de mogelijkheid om corrigerend op te treden wordt verbeterd, neemt het afschrikkend effect toe voor lakse

autoriteiten en gewetenloze bedrijven die aan afval veel geld verdienen. Betere vormen van herstelmaatregelen betekenen dat de burger beter wordt beschermd.

De Commissie verzoekschriften verzoekt de Europese Commissie bij haar onderzoeken vastberadener op te treden en zich veel minder passief en meegaand op te stellen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de zorgverlener heeft het door het bevoegde orgaan afgegeven document dat recht geeft op verstrekkingen in natura die krachtens artikel 22, lid 1, onder a), i) van

Begeleiding of toezicht dient bij iedere activiteit aanwezig te zijn voor sporters t/m 18 jaar en de begeleider moet 1,5 meter afstand houden. Begeleiding kan bij zelfstandig

brengen, de invoer naar en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en producten die dergelijk bont bevatten kan worden afgeweken, wanneer kan worden gegarandeerd

Hoewel het Europees Parlement voorgesteld heeft dit aantal te beperken tot een derde van de lidstaten, is de rapporteur van mening dat het huidige systeem de voorkeur verdient

Ook het door de gemeente Amsterdam gevoerd beleid om de prostitutie op de Wallen terug te dringen zou zeker een rol hebben gespeeld Mocht er tijdens de afwikkeling van

verzoekt de Commissie een diepgaande analyse van de oorzaken, de gevolgen en de weerslag van de branden van deze zomer te verrichten, met name op de Europese bosbouwsector,

Als in de Gemeenschap gevestigde instantie zouden de importeurs wettelijk verplicht moeten zijn, te waarborgen dat de producten die zij in de handel brengen, aan de toepasselijke

overwegende dat er ten opzichte van de vorige rapportage wel vooruitgang is geboekt met betrekking tot het opstellen van plannen voor het beheer van afvalstoffen, maar deze plannen