Vraag nr. 22 van 8 januari 1996
van de heer MICHIEL VANDENBUSSCHE
Unesco-conferentie Parijs – Aanwezigheid Vlaamse regering
In november 1995 vond de jaarlijkse algemene confe-rentie van de Unesco plaats. Deze VN-organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur zou normaal ook een bijzondere aandacht mogen krijgen vanwege de Vlaam-se Gemeenschap.
Wat stellen wij vast ?
De Belgische delegatie moest op de bovengenoemde bijeenkomst in Parijs geleid worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Noch de minister van Cultuur, noch enig ander lid van de Vlaamse regering vond het evenwel de moeite waard even naar Parijs te gaan (dixit mevrouw Mia Doornaert in de Standaard van 25 november 1995). Op het eerste gezicht lijkt dit inderdaad totaal onaanvaard-baar. Wellicht kan de minister-president ons enige ver-klaring ter zake bezorgen.
Stoere verklaringen over onze Vlaamse identiteit staan soms in schril contrast met een inhoudelijk-democrati-sche inzet ... of niet ?
Antwoord
Wie zich de moeite getroost om de beleidsbrief "Vlaan-deren internationaal" 1995-1996 te lezen, zal kunnen vaststellen dat de Vlaamse regering de participatie van Vlaanderen aan de Unesco belangrijk vindt, en ook concrete wegen aangeeft waarlangs deze participatie zal worden gerealiseerd.
Dit belang neemt nog toe nu België verkozen is tot lid van de uitvoerende Raad van de Unesco (1996-1999). Inhoudelijk werkt Vlaanderen reeds mee aan program-ma's inzake onderwijs, cultuur, wetenschappen en com-municatie en wenst de Vlaamse regering deze mede-werking te versterken.
De leiding van de Belgische delegatie op de jongste tweejaarlijkse algemene conferentie (25 oktober tot 17 november 1995) kwam krachtens een beurtrolsysteem toe aan Vlaanderen.
Wegens agendaproblemen hebben de bevoegde Vlaamse ministers moeten afzien van deelname en werd de delegatie geleid door de permanente vertegen-woordiger van België bij de Unesco.
Hieraan moet nog worden toegevoegd dat elke delega-tieleider een spreektijd kreeg toegewezen van acht minuten, tijdens welke in concreto voor België niet alleen de prioriteiten van de Vlaamse Gemeenschap, maar ook die van de Franse en van de Duitstalige Gemeenschap moesten uiteengezet worden.
Hiermee wil ik het belang van een ministeriële aanwe-zigheid niet minimaliseren, doch alleen in zijn concrete context plaatsen.
Het valt inderdaad te betreuren dat geen Vlaams minis-ter in Parijs kon aanwezig zijn, maar dit vermindert in
geen enkel opzicht de intenties van de Vlaamse rege-ring zoals verwoord in de beleidsbrief, noch de inhou-delijk-democratische inzet waarnaar het Vlaams parle-mentslid verwijst.