• No results found

Pedagogisch beleidsplan Babbels versie 1.8 februari Algemeen pedagogisch beleidsplan.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Pedagogisch beleidsplan Babbels versie 1.8 februari Algemeen pedagogisch beleidsplan."

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Algemeen pedagogisch beleidsplan

(2)

Voorwoord

Welkom bij het lezen van het pedagogisch beleidsplan van Babbels. In dit beleidsplan hebben wij onze visie beschreven op de omgang met kinderen binnen Babbels. Wij vinden het belangrijk dat deze visie voor de verschillende doelgroepen duidelijk is. Wij hopen dat u op deze manier een goed beeld krijgt. Wij willen met elkaar het beste voor ‘onze’ kinderen en zullen hier constant aan werken. Als u na het lezen nog vragen of opmerkingen over dit beleidsplan heeft dan horen wij dat uiteraard graag.

Het pedagogisch beleidsplan wat voor u ligt bestaat voor een groot deel uit richtlijnen, uitgangspunten en doelen in de omgang met kinderen in de leeftijd van 0 t/m 12 jaar, welke gelden voor alle locaties en groepen van kinderopvang Babbels. De praktische uitwerking van de groep van het kinderdagverblijf, peuterspeelgroep en buitenschoolse opvang verschilt logischerwijze van elkaar maar kan alleen een nadere uitwerking of concrete invulling bevatten van het algemeen pedagogisch beleidsplan.

De pedagogische werkwijze die wij met het team hebben ontwikkeld willen wij vastleggen om de volgende redenen:

Ten eerste willen wij naar ouders toe duidelijk kunnen maken wat onze manier van werken is met de kinderen, zodat ouders hun kind in vertrouwen naar Babbels kunnen brengen. Zij moeten er vanuit kunnen gaan dat hun kind in een veilige omgeving met liefde en zorg door de pedagogisch medewerkers wordt opgevangen. Ouders hebben ook het recht om van te voren te weten hoe wij met hun kinderen omgaan.

Het is belangrijk dat zij goed geïnformeerd zijn over ons pedagogisch handelen. Iedereen wil immers het beste voor zijn kind!

Ten tweede biedt het de pedagogisch medewerkers houvast bij het dagelijkse werk met kinderen, geeft richting aan het pedagogisch handelen en zorgt voor een gelijkmatig handelen. Voor kinderen is immers een constante aanpak belangrijk.

Ten derde is dit pedagogisch beleidsplan belangrijk voor het teamgevoel. Kinderen herkennen bepaalde gewoontes en regels en weten waar ze aan toe zijn, omdat het team één visie deelt. Met deze regelmaat scheppen wij een veilig klimaat voor de kinderen. Ze kunnen zich hierdoor optimaal ontwikkelen en krijgen de ruimte om zichzelf te zijn.

Tenslotte dient het plan om met regelmaat na te denken over de wijze waarop we omgaan met de kinderen binnen Babbels en zo nodig bij te stellen. Het plan wordt dan ook geregeld besproken tijdens de groepsvergaderingen en met de oudercommissie.

Aangezien Babbels uit een middelgroot team bestaat, wordt de werkdag dagelijks besproken. We zijn gericht op verbetering en vernieuwing en streven altijd naar een open sfeer met korte communicatielijnen.

Babbels heeft zes verschillende locaties. Op alle groepen van het kinderdagverblijf, peuterspeelgroep en buitenschoolse opvang wordt er gewerkt op basis van dezelfde uitgangspunten en procedures.

Ouders kunnen er vanuit gaan dat er op dezelfde deskundige wijze wordt gewerkt.

De voertaal die met kinderen en ouders gesproken wordt is Nederlands.

Omwille van de leesbaarheid wordt in de tekst de term ‘ouder(s)’ gebruikt waar ook ‘verzorger(s)’ gelezen kan worden.

(3)

Inhoud

1. PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN ... 5

1.1 MISSIE ... 5

1.2 VISIE ... 5

1.3 PEDAGOGISCHE DOELSTELLING ... 6

1.4 DE ONTWIKKELING VAN HET KIND... 7

2. PEDAGOGISCH KLIMAAT ... 12

2.1 BORGEN PEDAGOGISCH KLIMAAT ... 12

2.2 DE VIER PEDAGOGISCHE BASISDOELEN EN DE ROL VAN DE PEDAGOGISCH MEDEWERKER ... 12

3. MIDDELEN EN RANDVOORWAARDEN OM DE PEDAGOGISCHE DOELEN TE BEREIKEN ... 18

3.1 DE RUIMTE EN SPELMATERIAAL ... 18

3.2 ONTWIKKELING STIMULEREN DOOR ACTIVITEITEN AAN TE BEIDEN ... 18

3.3 SAMENVOEGEN VAN STAM/BASISGROEPEN ... 18

3.4 OPENDEURENBELEID ... 19

3.5 VOORLEZEN ... 20

3.6 MUZIEK ... 20

3.7 BUITEN SPELEN... 21

3.8 UITSTAPJES ... 21

3.9 NATUUR & MILIEU ... 21

3.10 DIEREN ... 21

3.11 FEESTEN ... 22

3.12 VOEDING ... 22

3.13 HYGIËNE EN VEILIGHEID ... 23

3.13 BINNEN EN BUITENRUIMTE ... 23

3.14 VERANTWOORD VERVOER ... 23

3.15 ACTUEEL BELEID GEZONDHEID EN VEILIGHEID... 23

3.16 VIEROGEN-PRINCIPE ... 24

4. PERSONEEL EN ONTWIKKELING ... 25

4.1 ONTWIKKELING DOOR SCHOLING ... 25

TAALEIS (INGROEIMODEL TOT 2023) ... 25

SCHOLING PEDAGOGISCH MEDEWERKERS 0-JARIGE ( INGROEIMODEL TOT 2023) ... 25

KINDER EHBO/BHV ... 25

4.2 ONTWIKKELING DOOR COACHING EN ONDERSTEUNING ... 26

4.3 BEREKENING AANTAL UREN COACHING PEDAGOGISCH MEDEWERKERS VOOR 2021 ... 26

4.4 OVERZICHT AANTAL UREN COACHING PER LOCATIE IN 2021 ... 27

4.5 PEDAGOGISCH BELEIDSMEDEWERKER ... 27

4.6 WERKOVERLEG ... 27

4.7 WERKGROEPEN ... 28

5. PERSONEEL EN GROEPSSAMENSTELLING ... 29

5.1 CONTINUE SCREENING ... 29

5.2 BEROEPSKRACHT-KIND-RATIO (BKR) ... 29

5.3UITZONDERING BKR ... 30

5.4STABILITEIT EN VASTE GEZICHTEN ... 31

5.5 NIEUWE MEDEWERKERS ... 31

5.6 STAGIAIRES ... 31

6 OUDERBELEID ... 32

6.1 INLEIDING ... 32

6.2 ALGEMENE VISIE ... 32

6.3 INTAKE ... 32

6.4 HET WENNEN ... 33

(4)

6.5 HET DAGRITME... 33

6.6 SOORTEN OVERDRACHT EN SAMENWERKING ... 34

6.7 FOTO EN VIDEO ... 34

6.8 ZIEK KIND ... 35

6.9 MEDICIJNEN ... 35

6.10 LANDELIJKE VACCINATIEPROGRAMMA ... 35

6.11 MENTORSCHAP, OBSERVEREN, SIGNALEREN EN OVERDRACHT ... 36

MENTORSCHAP ... 36

JAARLIJKS OUDERGESPREK ... 37

BIJZONDERHEDEN M.B.T. DE ONTWIKKELING ... 37

EINDGESPREK ... 37

DOORLOPENDE ONTWIKKELINGSLIJN ... 38

KOUDE EN WARME OVERDRACHT ... 38

6.12 SAMENWERKINGSPARTNERS ... 38

6.13 OUDERPARTICIPATIE ... 38

6.14 KLACHTENREGELING ... 40

6.15 INFORMATIE AAN OUDERS ... 41

(5)

1. Pedagogisch beleidsplan

1.1 Missie

Babbels legt het accent op het verzorgen en draagt bij aan de opvoeding van kinderen van 0 t/m 12 jaar, in het verlengde van en in nauwe samenwerking met hun ouders. Dit wordt in een zodanige flexibele sfeer gedaan dat de kinderen zich vertrouwd en veilig kunnen voelen en de kans krijgen om zich individueel en optimaal te ontwikkelen. Het is belangrijk dat kinderen zich binnen Babbels veilig en thuis voelen. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor een kind om zich goed te kunnen ontwikkelen. Ons doel is dan ook om een omgeving te creëren waarin een kind kan spelen, eten, slapen, vrolijk maar ook verdrietig kan zijn. Zodat de kinderen een leuke tijd bij ons kunnen hebben en zich op een speelse manier kunnen voorbereiden op het basisonderwijs en hun verdere leven.

1.2 Visie

De kinderopvang neemt tegenwoordig een deel van de opvoedende taken over.

Kinderen leren en ontwikkelen zich niet alleen thuis en op school maar de kinderopvang is ook een belangrijke plek voor hun ontwikkeling.

Ieder kind is uniek. Kinderen ontwikkelen zich in een bepaalde volgorde en elk kind doet dit in zijn eigen tempo. Hoe de omgeving reageert op het kind en het stimuleert, heeft invloed op de ontwikkeling en de persoonlijkheid. Het ene kind loopt, praat of leest eerder dan het andere kind. Het ene kind reageert verlegen op een nieuwe situatie en een ander gaat er heel impulsief mee om. Doordat ieder kind verschillend is, kan de manier hoe wij over opvoeden denken niet zonder meer op ieder kind worden toegepast. Ons uitgangspunt is om deze individuele verschillen te accepteren. Zo is het voor ieder kind mogelijk zich op zijn eigen niveau en tempo te ontwikkelen en zich de waarden en normen eigen te maken.

Het accepteren van alle kinderen heeft tevens een voorbeeldfunctie voor de kinderen. Ook voor hen is het van belang te leren dat ieder kind anders is. De pedagogisch medewerkers stemmen hun zorg en

activiteiten af op het ontwikkelingsniveau, de leeftijd, de mogelijkheden en de interesses van het kind.

Zodat ieder kind met plezier naar ons toekomt.

(6)

1.3 Pedagogische doelstelling

In de wet kwaliteit kinderopvang is vastgelegd dat een pedagogisch beleidsplan ten minste één beschrijving moet bevatten van de wijze waarop de emotionele veiligheid van de kinderen wordt gewaarborgd, van de mogelijkheden die kinderen wordt geboden voor ontwikkeling van hun persoonlijke - en sociale

competenties en de wijze waarop de normen en waarden aan kinderen worden bijgebracht.

De vier basisdoelen van Marianne Riksen en Walraven (hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de universiteit van Amsterdam) gelden als definitie van verantwoorde kinderopvang. Deze doelstellingen zijn vanuit de wet Integratie Kwaliteit Kinderopvang per 1 januari 2018 nader geconcretiseerd. Het gaat om de volgende pedagogische doelstellingen:

1. Het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid

Er wordt op een sensitieve en responsieve manier met kinderen omgegaan waarbij er respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en er grenzen worden gesteld aan en structuur wordt geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen;

2. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie

Kinderen worden spelenderwijs uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving;

3. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van sociale competentie

Kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en

vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden

4. Kinderen de gelegenheid bieden om zich normen en waarden, de cultuur van een samenleving eigen te maken

Kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij.

Binnen Babbels beseffen wij dat een groot deel van de opvang opvoeden is. Zoals gezegd ligt de nadruk op het creëren van een omgeving waar de kinderen zich veilig en thuis kunnen voelen.

In deel 2 van dit pedagogisch beleid kun je lezen hoe Babbels invulling geeft aan de vier pedagogische basisdoelen. Voordat dit beschreven kan worden is het eerst van belang om te weten hoe de ontwikkeling van een kind globaal verloopt zodat de pedagogisch medewerker hier goed op kan aansluiten.

(7)

1.4 De ontwikkeling van het kind

Kinderen ontwikkelen zich in een bepaalde volgorde en ieder kind doet dit in zijn eigen tempo. Hoe de omgeving reageert op het kind en het stimuleert, heeft invloed op de ontwikkeling en de persoonlijkheid.

Zoals eerder gezegd moeten de kinderen zich veilig en thuis voelen op de kinderopvang om zich goed te kunnen ontwikkelen. Er zijn zeven ontwikkelingsgebieden.

1. Zintuigelijke ontwikkeling

Vanaf de geboorte kan een kind al zien, weliswaar vaag. Het kan het verschil tussen licht en donker

onderscheiden en de omtrekken van simpele vormen zien. De gezichten van ouder(s) herkent een baby als eerste. Vanaf vier maanden gaat het kind de primaire kleuren onderscheiden en kan het zichtbaar reageren op bijvoorbeeld een blij of boos gezicht. Een baby hoort hoge tonen aanvankelijk beter dan lage tonen, daardoor praat de moeder vaak op een hoge toon tegen het kind. Geur is in het eerste levensjaar erg belangrijk. Baby’s herkennen de geur van hun moeder. Ook een knuffel in bed en de gehechtheid daaraan, is vooral te danken aan de geur. Smaak ontwikkelt zich langzamer. Kinderen houden eerst meer van zoet, pas later komen de andere smaken op gang. Het valt op hoeveel een kind al kan waarnemen in het eerste levensjaar. Tijdens de peuterjaren leren kinderen verschillende standpunten te zien. Ook krijgen ze een steeds beter inzicht in woorden, afbeeldingen, symbolen en getallen. Peuters zijn erg wisselend in hun ontwikkelingstempo. Ze gaan ineens met sprongen vooruit en staan dan weer een poosje stil of vallen even terug.

Omdat het ontwikkelen van de zintuigen voornamelijk gebeurt in de eerste levensjaren van het kind, bieden de pedagogisch medewerkers bij baby’s vooral speelmateriaal aan van verschillende materialen.

Dingen die kinderen kunnen vastpakken en waaraan ze kunnen sabbelen. Kleurrijk speelgoed helpt ook mee om de zintuigen te ontwikkelen. Tevens praten de pedagogisch medewerkers veelvuldig en op veelal hoge toon tegen de baby’s, waardoor zowel het gehoor als de spraak wordt gestimuleerd. Ook tegen de oudere kinderen wordt natuurlijk veel gepraat. Dit ontwikkelt zich steeds meer tot echte gesprekjes waarin de kinderen zelf een steeds grotere bijdrage hebben. Om een veilig gevoel voor de kinderen te bevorderen, vragen we om een knuffel o.i.d. waar het kind aan gehecht is, mee te brengen naar het dagverblijf.

Daarnaast hangen zowel in de slaapkamer als in de box muziekdoosjes, wat voor kinderen vaak rustgevend werkt. De smaak van de kinderen zal gestimuleerd worden door ze steeds uit te dagen tot het eten van bijvoorbeeld verschillende soorten groente/fruit of verschillende soorten broodbeleg. Tijdens de peuterjaren leren kinderen verschillende standpunten te zien. Ze krijgen een steeds beter inzicht in woorden, afbeeldingen, symbolen en getallen. We stimuleren de zintuiglijke ontwikkeling door te spelen met zand, klei en (vinger)verf, duplo/lego, puzzelen, het knutselen met verschillende materialen maar ook door te koken/bakken en muziek te maken.

De eerste twee jaren van hun leven zijn kinderen vooral bezig de zintuigen te ontwikkelen. Ook daarna gaat de zintuiglijke ontwikkeling verder, tot ongeveer het zevende levensjaar.

(lesboek kinderopvang, San Aben, 2000)

De waarnemingscapaciteit neemt in de kinderjaren nog aanzienlijk toe. Schoolkinderen kunnen in vergelijking met peuters en kleuters bijvoorbeeld beter figuur en achtergrond onderscheiden, zij kunnen sneller en effectiever zoeken en weten snelheid in te schatten. Ook weten zij dat je, als je bij iets warms in de buurt komt, dat je voorzichtig moet zijn om je niet te verbranden.” (lesboek kinderopvang, San Aben, 2000)

(8)

2. Motorische ontwikkeling

In de eerste twee levensjaren is de ontwikkeling van de motoriek het spectaculairst. Een volledig afhankelijke baby verandert in twee jaar in een zelfstandig lopende peuter.

Baby’s leren vooral door herhaling. De lichamelijke ontwikkeling van baby’s kan de pedagogisch

medewerker stimuleren door o.a.: baby’s zo nu en dan op de buik te laten liggen, grijpspelletjes te doen, muziek en geluiden te laten horen, oefenen met zitten en staan, zelf laten eten en drinken. Als een kind ongeveer een jaar oud is kan het bijvoorbeeld een potlood vasthouden, de fles vasthouden en met bestek eten. Bij peuters (van twee tot vier jaar) is vooral de fijne motoriek volop in ontwikkeling. Bij de fijne motoriek zijn zaken als puzzelen, rijgen, knippen, scheuren, brood smeren, aankleden enz. van belang.

De grove motoriek kenmerkt zich door klimmen, klauteren, hinkelen, fietsen enz.

Het stimuleren van dit soort bewegingsactiviteiten is belangrijk voor de ontwikkeling.

De pedagogisch medewerker zal de lichamelijke ontwikkeling met name stimuleren door, buitenspelen, bewegingsspelletjes, speelgoed, verven, kleien, plakken en het maken van werkjes.

Ook kunnen zij een kind stimuleren door een steeds moeilijkere uitdaging te geven. Is het kind hier nog niet aan toe, dan proberen ze het later nog een keer. Zowel de grove als de fijne motoriek blijven zich

ontwikkelen tot ongeveer het zesde levensjaar.

Vanaf het zesde levensjaar gaat het bij de motoriek vooral nog om het sterker en groter worden.

3. Verstandelijke ( en taal) ontwikkeling

Onder de verstandelijke ontwikkeling verstaan we het opdoen van kennis en vaardigheden, het leren denken en uiten. In de loop van deze ontwikkeling leert het kind informatie op te slaan in beelden, symbolen en begrippen, en het leggen van onderlinge verbanden. Taal is het belangrijkste onderdeel van deze ontwikkeling. Een baby doet indrukken op maar kan die nog niet los van de werkelijkheid gebruiken.

Langzaam leert hij de relaties tussen verschillende indrukken te leggen en oorzaak en gevolg te scheiden.

Dit leerproces gebeurt vaak bij toeval. Als een baby bijvoorbeeld tegen een rammelaar slaat, gaat het ding bewegen. Vervolgens leert hij het effect van zijn eigen bewegingen. Een baby is uiteraard erg afhankelijk

van de omgeving, zelf kan hij niet zoveel. Als hij weinig prikkels krijgt, leert hij ook langzaam.

Peuters leren op deze leeftijd steeds beter om te gaan met veranderingen en onverwachte

gebeurtenissen. Ze kunnen steeds beter activiteiten plannen en overzien. Ook krijgen zij steeds meer inzicht in hun eigen rol. Op deze leeftijd herkennen ze patronen en regels in de wereld. Dit moedigt hen aan om vragen te stellen en te reageren op onzin en humor (‘Pedagogisch kader’, E. Singer, 2009).

“Een kleuter kan dingen selecteren en ordenen, maar doet dit nog vooral op basis van intuïtie. Het kan nog niet uitleggen waarom hij dat zo doet. Schoolkinderen vanaf het zevende jaar kunnen dat wel. In de laatste fase van de basisschool leert het schoolkind nu ook abstract denken. Het kan zich in een ander verplaatsen, dingen uitleggen en weet het verschil tussen hoe dingen lijken en hoe ze werkelijk zijn.”

(Lesboek kinderopvang, San Aben, 2000)

Vanaf de peutertijd is de fijne motoriek bij kinderen volop in ontwikkeling. Onder fijne motoriek verstaan we de kleinere bewegingen, bijvoorbeeld: grijpen, voelen, iets vasthouden. De grove motoriek zijn de grovere bewegingen, zoals hoofd optillen als een baby op de buik ligt, draaien, optrekken, lopen, klimmen en rennen. Beide vormen blijven zich ontwikkelen tot ongeveer het zesde jaar. Vanaf die leeftijd gaat het vooral nog om het sterker en groter worden.” (Lesboek Kinderopvang, San Aben, 2000)

(9)

4. Spraak en taalontwikkeling

Peuters krijgen meer inzicht in de betekenis van begrippen en ontwikkelen meer inzicht in oorzaak/gevolg relaties. Deze taalontwikkeling zorgt ervoor dat peuters korte verhalen kunnen vertellen. De pedagogisch medewerkers stimuleren de taalontwikkeling van kinderen door met hen op een duidelijke en rustige manier te praten, liedjes te zingen, en verhaaltjes te vertellen. Als een kind praten moeilijk vindt, is het belangrijk dat het in zijn waarde gelaten wordt als het eventjes niet zo goed gaat. Het kan een stimulans zijn als de pedagogisch medewerker de woorden dan herhaalt of laat herhalen. Belangrijk is ook dat zij de woorden ondersteunt met lichaamstaal.

De pedagogisch medewerker kan de verstandelijke ontwikkeling en de taal ontwikkeling bij baby’s stimuleren door o.a. veel te praten tegen de kinderen, kiekeboe spelletjes te spelen en allerlei materiaal aan te bieden. In het activiteiten aanbod bij de peuters wordt er goed opgelet dat ze leerrijke ervaringen krijgen. Op die manier hebben de peuters meer begrip voor hun eigen belevingswereld en de wereld om hen heen. Tijdens de peuterjaren ontwikkelen kinderen een beter geheugen.

Peuters kunnen steeds langer met iets bezig zijn en ze zijn gerichter nieuwsgierig. De pedagogisch medewerker kan deze ontwikkeling bij peuters stimuleren door o.a. veel te praten tegen de kinderen, educatieve spelletjes te spelen en door het aanbieden van allerlei spelmateriaal. Peuters leren door ervaringen de betekenis van allerlei begrippen, gaan zaken associëren, leren kleuren en vormen te herkennen en benoemen, leren puzzelen, kunnen een verhaallijn volgen en op den duur ook navertellen.

Hun fantasie is erg in ontwikkeling. Hier kunnen de pedagogisch medewerkers goed op inspelen, door bijvoorbeeld verhaaltjes voor te lezen of te tekenen met de kinderen. Dagelijkse activiteiten zoals zelf de jas aantrekken en eten kunnen de verstandelijke ontwikkeling ook stimuleren.

De vaardigheden van lezen en schrijven worden gedurende de gehele schoolperiode steeds beter

ontwikkeld. Dit deel van de ontwikkeling kan door de pedagogisch medewerkers gestimuleerd worden door moeilijkere spelletjes aan te bieden (bijv. Memory, Wie is het, Pim-Pam-Pet) als ook door het verzinnen van verhalen of gedichtjes, of de kinderen zelf een poppenkastvoorstelling laten doen enz.

“Huilen is voor baby’s wat taal is voor een volwassene. Door middel van huilen maken zij duidelijk dat er iets is. Voor hen is dit een middel om te communiceren. Met zes weken probeert de baby andere

klanken te maken dan huilen. Die klanken vormen de basis voor het leren praten. Al die klanken gaan steeds meer lijken op gebrabbel. Vanaf ongeveer 13 maanden kan het kind losse woorden zeggen.

Meestal hebben deze woorden betrekking op personen, dieren en voorwerpen uit hun omgeving.

Langzamerhand gaan kinderen steeds meer woorden goed uitspreken, al wil het gebruik van sommige letters nog wel eens moeilijk zijn. Peuters hebben een groeiend taalvermogen. Zo rond het tweede en derde jaar worden er kleine zinnen geformuleerd en neemt de woordenschat toe.” (Lesboek

Kinderopvang, San Aben, 2000)

(10)

5. Sociaal - emotionele ontwikkeling Sociale ontwikkeling

Bij het leren omgaan met andere kinderen en volwassenen, zijn ouders vaak een voorbeeld. Kinderen imiteren het gedrag van ouders. Ze proberen bijvoorbeeld ook hun lippen te tuiten zoals moeder vaak doet.

Binnen Babbels vinden we het belangrijk dat de baby’s zoveel mogelijk betrokken worden bij de dagelijkse activiteiten op de groep. Zo zetten we de baby’s er bijvoorbeeld bij als er gegeten en gezongen wordt met de groep. De pedagogisch medewerkers stimuleren de sociale ontwikkeling van de baby’s door o.a. te reageren op geluidjes van de baby, baby’s op schoot te nemen en dan spelletjes met ze te doen en te zingen.

Zo borstelt een kind de haren van een pop, zoals mama het ook vaak doet. Kinderen gaan hun ouders ook napraten. Babbels heeft horizontale en verticale groepen, waar de jongere kinderen zich kunnen optrekken aan de oudere kinderen. Ook hier speelt imitatie weer een rol.

Pedagogisch medewerkers kunnen de sociale ontwikkeling stimuleren door leeftijdgenootjes samen te laten spelen. Ze leren kinderen verschillende sociale vaardigheden zoals behulpzaam zijn, meeleven en eerlijk zijn. Verschillende fantasiespelen, gezelschapsspelen en het vieren van verjaardagen dragen hieraan bij. Het stellen van grenzen is hierbij erg belangrijk omdat het geweten bij peuters nog niet volledig

gevormd is. De pedagogisch medewerkers helpen de kinderen hierbij door rustig de regels uit te leggen en hen zelf de fout te laten herstellen. Zo kunnen de kinderen de waarden en normen binnen de groep eigen maken.

Vanaf de kleutertijd worden kinderen steeds zelfstandiger en gaan vriendjes een grotere rol spelen. Ze zijn vaak heel sociaal, helpen graag anderen en hebben een groot aanpassingsvermogen. Dit kan rond het zesde jaar soms veranderen omdat het kan gaan botsen met het sociale gedrag. Rond deze leeftijd zijn kinderen namelijk meer nadenkend en realistisch.

Naarmate het schoolkind ouder wordt, zal het steeds meer sociale vaardigheden gaan ontwikkelen. Er breken verschillende fasen in het leven van het kind aan waarin het bijvoorbeeld graag contact met volwassenen wil, vrienden belangrijker gaat vinden dan familie, evenals fasen waarin jongens en meisjes elkaar eerst zullen afstoten, en later juist weer aantrekken. Pedagogisch medewerkers kunnen de sociale ontwikkeling stimuleren door leeftijdgenootjes samen te laten spelen. Voor kleuters zijn fantasiespellen hierbij heel belangrijk. Maar ook verschillende gezelschapsspellen en het vieren van verjaardagen dragen hieraan bij. Het schoolkind vanaf zes jaar vindt het leuker om zich bezig te houden met de werkelijkheid.

Zij doen graag (gezelschaps-)spellen samen met volwassenen. De pedagogisch medewerkers kunnen het oudere kind tevens helpen bij het ontdekken van zijn talenten en ideeën. Door zoveel mogelijk variatie in de activiteiten aan te brengen kunnen ze ontdekken waar de kwaliteiten van het kind liggen.

Jonge peuters spelen vaak naast andere kinderen in plaats van samen met andere kinderen. Ze zijn nog erg op zichzelf gericht. Op driejarige leeftijd wordt de peuter wat socialer. Ze maken dan vriendjes en kunnen vriendschappen ook in stand houden. Ze gaan rollenspelen spelen waarin ze de volwassenen om hen heen nabootsen. (Lesboek Kinderopvang, San Aben, 2000)

Baby’s hebben al contact met andere baby’s. Na ongeveer vijf maanden gaan ze andere kinderen herkennen. (Lesboek Kinderopvang, San Aben, 2000)

(11)

Emotionele ontwikkeling

Het waarnemen en het serieus nemen van gevoelens van kinderen is belangrijk. De pedagogisch

medewerker kan de gevoelens van kinderen zoals blijdschap, woede, verdriet, angst en onverschilligheid verwoorden. Zo leert het kind om te gaan met zijn eigen gevoelens en die van andere kinderen. Kleine kinderen uiten veel van hun gevoelens door spel. Dit kan worden gestimuleerd door bijvoorbeeld fantasie- en rollenspellen.

6. Identiteitsontwikkeling

Kinderen ontwikkelen een eigen identiteit of persoonlijkheid. De sociale en emotionele ontwikkeling is daarbij zeer belangrijk.

Sommige kinderen zijn van nature angstig, verlegen, druk of bang. Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerkers een kind kennen en deze persoonlijke kenmerken kunnen onderkennen. Zo kunnen ze de kinderen helpen in situaties die misschien eng of moeilijk zijn, of wanneer een kind overstuur raakt. Door er als pedagogisch medewerker op deze manier te zijn, biedt dit voor een kind de ruimte om vertrouwen op te doen. Kinderen met zelfvertrouwen zijn beter in staat een positief zelfbeeld op te bouwen. Belangrijk is dat de pedagogisch medewerkers zich bewust zijn van hun voorbeeldrol en steeds rustig reageren op situaties die voor een kind beangstigend kunnen zijn. Vervolgens leggen zij dan uit wat er gebeurt en waarom dat gebeurt.

7. Creatieve ontwikkeling

Door middel van creatieve activiteiten kunnen de kinderen zich uiten en creatief ontwikkelen. Ze ontwikkelen hierdoor hun lichaam, motoriek en taal. Doordat de pedagogisch medewerkers verschillende activiteiten aanbieden, kunnen zij erachter komen wat het kind leuk en minder leuk vindt maar ook wat het kind goed en minder goed kan. Met deze kennis kan de pedagogisch medewerker meer aansluiten bij de individuele ontwikkeling.

“Voordat er van zelfkennis gesproken kan worden moet er eerst sprake zijn van zelfbesef. Dat zelfbesef ontwikkelt een baby in de eerste maanden door waarneming, ruimtelijke oriëntatie en door te ervaren dat zijn handelingen effect kunnen hebben. Een baby van achttien maanden begint zijn zelfherkenning te ontwikkelen doordat hij zich bijvoorbeeld gaat beseffen dat hij en zijn spiegelbeeld één en dezelfde persoon zijn. Ongeveer een jaar later kennen kinderen hun voornaam en weten ze dat ze een jongen of een meisje zijn. Het zelfbewustzijn van de peuter uit zich in het taalgebruik waarin de woorden ‘ik’ en

‘mij’ vaak gebruikt worden samen met egocentrisch gedrag.” (L. van Beemen, Ontwikkelingspsychologie, 1995)

“Kinderen kunnen op alle leeftijden alle vormen van creativiteit beoefenen. Uiteraard wel op hun eigen niveau. Creatief zijn is voor kinderen een vorm van spel. Ze willen plezier maken, energie en emoties kwijtraken en vaardigheden oefenen.” (lesboek kinderopvang, San Aben, 2000)

(12)

2. Pedagogisch klimaat

2.1 Borgen pedagogisch klimaat

Waar hangt de pedagogische kwaliteit in de kinderopvang mee samen?

De pedagogisch kwaliteit bestaat uit verschillende dimensies namelijk; proceskwaliteit en structurele kwaliteit. Proceskwaliteit gaat over de leefomgeving van de groep en de interactievaardigheden van de pedagogisch medewerkers in omgang met de kinderen, want de pedagogisch medewerker is tenslotte een spilfiguur als het gaat om proceskwaliteit op de groep. De structurele kwaliteit gaat over bijvoorbeeld de groepsgrootte, de beroepskracht-kind ratio en de opleiding. In onderstaande tekst komen beide dimensies aanbod en wordt er beschreven hoe wij hier vorm aan geven.

2.2 De vier pedagogische basisdoelen en de rol van de pedagogisch medewerker

Hieronder wordt beschreven hoe babbels invulling geeft aan de vier pedagogische basisdoelen. Het accent ligt hierbij op de interactievaardigheden, taken en verantwoordelijkheden van de pedagogisch

medewerker.

Het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid ( Basisdoel 1)

➢ De pedagogisch medewerkers bieden veiligheid in de omgang met een kind. In de relatie met het kind wordt dit gerealiseerd door zich te verdiepen in het kind zelf, de leefwereld en de

ontwikkelingsfase. De pedagogisch medewerkers nemen ieder kind serieus, tonen begrip en ondersteunen het kind.

➢ Het is van groot belang dat de pedagogisch medewerkers sensitief-responsief zijn. Dit houdt in dat zij gevoelig zijn voor de diverse signalen die het kind afgeeft. Deze signalen moeten zij juist

interpreteren en er vervolgens adequaat op reageren. Hierdoor kan het kind vertrouwen in de pedagogisch medewerkers opbouwen.

De pedagogisch medewerker vraagt zich regelmatig af:

- Hoe gaat het met het een kind?

- Voelt het zich op zijn gemak?

- Vindt het dingen minder prettig?

- Hoe gedraagt het zich binnen de groep?

- Kunnen er dingen veranderd worden om het kind meer op zijn gemak te stellen?

➢ De pedagogisch medeweker heeft aandacht voor de signalen van alle kinderen en laat merken dat zij de signalen ziet en hoort. We laten een kind door middel van een ontvangstbevestiging merken dat we belangstelling hebben voor de initiatieven die het neemt.

Een ontvangstbevestiging kan zijn:

- je toewenden, - oogcontact maken,

- op vriendelijke toon verbaal reageren, - vriendelijke gezichtsuitdrukking - vriendelijke houding

- meedoen, - ja-knikken, - ja zeggen,

- herhalen wat een kind zegt

Zo’n positieve ontvangst stelt een kind gerust; het merkt dat de volwassene hem begrijpt en voelt zich dan gezien, bevestigd en emotioneel veilig. En een kind dat zich emotioneel veilig voelt, durft meer initiatieven te nemen en kan zo zijn persoonlijke en sociale competentie verder ontwikkelen.

(13)

➢ pedagogisch medewerkers nemen de tijd om met het kind te praten, te luisteren en het ook te knuffelen of op schoot te nemen wanneer kinderen daar behoefte aan hebben.

➢ Wanneer een kind huilt, wordt er achterhaald wat de oorzaak is en wordt hierop gereageerd.

➢ Om het kind structuur en houvast te bieden, wordt er rustig en consequent gehandeld.

➢ Het kind wordt steeds verteld wat er gaat gebeuren. Door te benoemen wat we horen of zien, krijgen we contact met het kind. Daarnaast ondersteunt het benoemen de taalontwikkeling (persoonlijke competentie) van kinderen. Benoemen is verwoorden van eigen initiatieven, initiatieven van een kind, gebeurtenissen in de omgeving, alles wat er te zien is. De pedagogisch medewerker zegt (benoemt) wat ze doet of gaat doen. Door het geven van informatie weet het kind wat er gaat gebeuren; dit schept duidelijkheid en geeft rust. Zo bevordert ‘benoemen’ ook de emotionele veiligheid.

➢ Gevoelens van vreugde, verdriet, angst, agressie en pijn mogen worden geuit. Pedagogisch medewerkers begeleiden de kinderen bij het benoemen van en omgaan met deze gevoelens.

➢ Wanneer een kind erg onrustig is of veel huilt, besteden we daar aandacht aan, in samenwerking met de ouders. We zullen een kind altijd zo goed mogelijk troosten, om het een veilig gevoel te geven.

➢ De groepsruimte is zo ingericht dat er overzicht is en men het kan horen als er hulp nodig is.

➢ Om de vertrouwensband tussen kind en pedagogisch medewerker te bevorderen, werken er vaste pedagogisch medewerkers op de groepen.

➢ De pedagogisch medewerkers doen elke dag een activiteit met de kinderen. Het is niet de bedoeling dat de kinderen de hele dag of middag zelf spelen. De kinderen wordt de mogelijkheid geboden om deel te nemen aan de activiteiten maar het hoeft niet.

➢ Bij het geven van de fles, wordt de tijd genomen en veel aandacht aan de baby geschonken.

➢ Bij het verschonen geven we aandacht aan het kind, door bijvoorbeeld te knuffelen, te kletsen, te zingen of kiekeboe te spelen.

➢ Het afscheid nemen bij het brengen en halen kan emotionele reacties bij een kind geven: huilen, boos of juist heel stil worden. Het is goed om de duur van het afscheid te beperken. Laat zien dat u weggaat, en ga dan ook daadwerkelijk. De pedagogisch medewerker zal het kind hierbij

ondersteunen door het te troosten, bij het kind te zijn, of juist even met rust te laten.

➢ Door het kind goed te observeren en naar het kind te luisteren, weten de pedagogisch medewerkers welke activiteit ze een kind aan moeten bieden.

➢ De pedagogisch medewerkers zullen het dagritme van de baby zoveel mogelijk overeen laten komen met het thuisritme. Met bekende rituelen, een eigen knuffel of muziek kan het kind zich prettig en veilig voelen.

(14)

Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties (Basisdoel 2)

➢ Pedagogisch medewerkers creëren voorwaarden (uitdagend en veilig), waardoor het kind zich in zijn eigen tempo op alle ontwikkelingsgebieden kan ontwikkelen en ontplooien.

➢ Iedere pedagogisch medewerker heeft een voorbeeldfunctie binnen de kinderopvang, ook op dit gebied. Zij doet dit door aandacht te schenken aan dagelijkse en ook creatieve activiteiten en deze ook voor te doen. ( van onbewust bekwaam naar bewust bekwaam)

➢ Kraaien en brabbelen zijn de eerste vormen van taalcontact. Door op die klanken te reageren, merkt het kind dat er op zijn ‘praten’ wordt gereageerd. Als het kind iets aanwijst of ergens naar kijkt, benoemt de pedagogisch medewerker dit. Het kind zal steeds beter gaan luisteren en pogingen doen klanken te imiteren en steeds meer te gaan begrijpen.

➢ Pedagogisch medewerkers praten heel bewust tegen de kinderen, om de taalontwikkeling en het vermogen tot communiceren te bevorderen.

➢ Het kind moet zoveel mogelijk z’n gang kunnen gaan. Hierdoor leert het wat wel en niet kan. Door het kind teveel af te remmen wordt het onzeker, omdat het niet de kans krijgt om te ontdekken wat het al kan. We nemen de kleine risico’s niet weg maar leren de kinderen deze in te schatten.

(zie voor verdere uitwerking het gezondheid en veiligheidsbeleid)

➢ Doordat de groepssamenstelling uit kinderen van minimaal 2 verschillende levensjaren bestaat (0- 2, 2-4, 0-4), kunnen kinderen kijken hoe anderen iets doen. Zij kunnen dit nadoen en ervan leren.

➢ De zelfstandigheid van de kinderen wordt zoveel mogelijk gestimuleerd. Zo helpen ze bijvoorbeeld met tafeldekken, speelgoed opruimen, beklimmen ze onder begeleiding het trapje van de aan- kleedtafel en mogen ze al snel boter op hun eigen broodje smeren. Op die manier zijn ze zo min mogelijk afhankelijk van de pedagogisch medewerkers en ontdekken ze hun eigen kunnen.

➢ Ook een baby wordt gestimuleerd en gesteund om steeds een stapje verder te gaan in de

ontwikkeling. Hij wordt uitgedaagd om zich om te draaien, te kruipen, zich op te trekken en te klau- teren.

➢ Door het kind open vragen te stellen, leert het keuzes te maken en na te denken over wat het wil.

➢ Activiteiten worden zoveel mogelijk in overleg met de kinderen bedacht. Dit bevordert het enthousiasme en het gevoel dat zij invloed hebben op wat er gebeurt.

➢ De fantasie van het kind stimuleren pedagogisch medewerkers o.a. door het vertellen van verhaaltjes, door met de handpop te spelen en daarbij stemmetjes te doen. De wat oudere kinderen moedigen we aan om mee te doen.

➢ Door te werken met thema’s als Pasen, herfst, Sinterklaas, een recente gebeurtenis, een verhaaltje of een liedje, stimuleren we de creativiteit van de kinderen.

➢ Ouders en pedagogisch medewerkers overleggen het moment waarop met de zindelijkheidstraining wordt gestart.

➢ Spelmateriaal kopen we in relatie tot de algemene ontwikkeling. We letten ook op wat de kinderen ervan kunnen leren. Het kind krijgt de ruimte om te experimenteren met verschillende voorwerpen en materialen. Er is variatie in aanbod van speelgoed dat verschillende ontwikkelingsgebieden stimuleert.

(15)

Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van sociale competenties(Basisdoel 3)

➢ Pedagogisch medewerkers begeleiden en creëren situaties waarin ieder kind zijn eigen positie in de groep leert kennen en ontdekken. Hierdoor leren kinderen over het contact met anderen.

➢ Leiding geven is kindvolgend. We geven het kind de leiding door het te volgen, bijvoorbeeld wanneer het een gewenst initiatief neemt. We moedigen hem aan meer initiatief te nemen door het positief te benoemen.

➢ Leiding nemen is kindsturend. We nemen de leiding om een kind bij te sturen, bijvoorbeeld omdat het een ‘ongewenst’ initiatief neemt. Omdat een kind meer leert van positieve bekrachtiging dan van een negatieve afwijzing, doen we dit op een positieve, respectvolle manier: het ‘ongewenste’

initiatief wordt op een neutrale manier ontvangen; daarna kiezen we een positieve benadering om het initiatief naar ‘gewenst’ om te buigen. Voorbeeld: Er is een nieuw boekje binnen. Isabelle grist hem van de tafel en duikt de leeshoek in. Je ziet de teleurstelling op het gezicht van Tim

(waarnemen/volgen); “ Tim ik zie dat jij ook graag het boekje wilde lezen, klopt dat? (benoemen en beurtverdeling) Zullen we samen naar Isabella lopen om een oplossing te zoeken?” (leiding nemen)

➢ We leren de kinderen naar elkaar te luisteren. Doormiddel van kringgesprekjes, tijdens het spelen of tijdens het voorlezen kan de pedagogisch medewerker dit stimuleren. In contact met kinderen is het wisselen van beurten belangrijk, zodat iedereen aan de beurt komt. De betrokkenheid van de kinderen duurt langer als een kind weet dat het aan de beurt komt. Door andere kinderen bij een gesprek te betrekken, maken we kinderen sociaal attent op elkaar. Door te zorgen voor een goede beurtverdeling helpen we het kind zich te ontwikkelen. We geven het kind de tijd en zorgen voor de ruimte en rust die het nodig heeft om te reageren. Dit nodigt uit om meer initiatieven te nemen.

➢ Een kind dat zich onopvallend gedraagt in de groep, kan aan de aandacht ontsnappen. Bij het verschonen, of het naar bed brengen krijgt het wat extra aandacht en zoeken de pedagogisch medewerkers bewust regelmatig oogcontact. Op deze manier houdt zij zich op de hoogte van het welbevinden van het kind en krijgt het kind de gelegenheid contact met hen te maken.

➢ Kinderen mogen geen speelgoed van elkaar afpakken en worden aangemoedigd om elkaar er om te vragen en samen te delen. Het kind wordt, als het daar zelf (nog) niet toe in staat is, begeleid bij het oplossen van een ruzie. Ook komt het leren delen terug in de kringmomenten waar er bijvoorbeeld een bordje met eten de kring langs gaat.

➢ Door het goede voorbeeld te geven, leert het kind zien dat hulpvaardigheid belangrijk is. Hoewel we kinderen leren elkaar te helpen, zullen we teveel hulpvaardigheid bij de kinderen afremmen. De pedagogisch medewerkers geven zelf het voorbeeld door niet te snel in te grijpen en de kinderen de gelegenheid te geven op eigen kracht tot een resultaat of oplossing te komen.

➢ Het wij- gevoel wordt gestimuleerd en de rituelen bieden de kinderen steun en houvast omdat zij hierdoor weten hoe ze zich op een juiste wijze horen te gedragen. Ze geven steun, creëren een eigen identiteit en vertrouwen, ze brengen verbondenheid en een veilig gevoel met zich mee.

➢ In de ruimtes worden hoekjes gecreëerd, waar kinderen samen kunnen spelen.

➢ Bij de aanschaf van speelgoed en spelmateriaal, letten we er op dat alle facetten van de ontwikkeling van het kind aan bod komen en dat het veilig is.

➢ Door baby’s samen in de box te leggen, tegelijk eten te geven en naast elkaar te laten spelen, komen we tegemoet aan de behoefte tot sociaal contact. Baby’s worden zoveel mogelijk bij het groepsgebeuren betrokken. Ze worden op schoot genomen of er in een hoog wipstoeltje bijgezet.

(16)

➢ Op de groep worden alledaagse situaties nagespeeld door middel van een winkeltje, poppenhoek, legotafel, etc. Tijdens het samenspelen komen aspecten als leren delen, wachten, ruzie maken en nee zeggen aan de orde. Conflictjes worden hier een leermoment. Straffen gebeurt niet, er wordt wel gecorrigeerd.

➢ Een teruggetrokken kind stimuleren we zoveel mogelijk door bewust spelsituaties te creëren waarbij het makkelijker is om contacten met andere kinderen aan te gaan.

➢ Doordat pedagogisch medewerkers eigen emoties laten zien (giechelen, lachen, boos zijn of eens gek te doen) leren kinderen dat dit erbij hoort, dat het niet raar is en dat het mag.

➢ De pedagogisch medewerker gaat uit van een positieve benadering, benoemt wat hij ziet, moedigt aan en geeft regelmatig complimentjes.

Kinderen gelegenheid bieden om zich normen en waarden, de cultuur van de samenleving eigen te maken (Basisdoel 4)

➢ De pedagogisch medewerkers hebben een belangrijke invloed op de ontwikkeling van de normen en waarden van kinderen binnen de kinderopvang. Hun reacties geven niet alleen richting en correctie aan het gedrag van kinderen, ze worden door kinderen ook gekopieerd in hun eigen gedrag naar andere kinderen of volwassenen. Respect geeft ruimte aan anderen en biedt daardoor mogelijkheden voor het maken van afspraken met elkaar.

➢ Door het benoemen van initiatieven, gebeurtenissen en emoties van een kind en dit terug te koppelen naar de hele groep, raken kinderen bij elkaar betrokken en maken we ze sociaal attent op elkaar. Bijvoorbeeld: “Isabella, ik zie dat je Tim aan het helpen bent; je bent een kanjer!“ Door Isabella in de groep een compliment te geven, wordt de aandacht op haar initiatief gevestigd (een compliment wil iedereen immers graag horen). Kinderen zien dat Isabella sociaal wenselijk gedrag toont. Zo wordt de ontwikkeling van de sociale competentie gestimuleerd door wenselijk gedrag uit te vergroten. Tegelijkertijd zorgt dit voor overdracht van normen en waarden.

➢ De pedagogisch medewerkers geven het goede voorbeeld door te letten op hun taalgebruik.

➢ De pedagogisch medewerkers zien er verzorgd uit.

➢ De pedagogisch medewerkers tonen respect door het kind bij de naam te noemen, te luisteren, het kind uit te laten praten en respectvol over het kind te praten.

➢ Ieder kind heeft een individuele aanpak nodig. Hoe jonger het kind, hoe korter zijn geheugen voor wat niet mag.

➢ Wanneer een kind na een aantal waarschuwingen nog niet luistert, zijn er verschillende manieren om te reageren. Voorbeelden hiervan zijn afkeuring laten blijken door lichaamstaal, boos kijken, de klank van de stem en afleiden.

➢ Er wordt niet geslagen en ook niet geschreeuwd. Daarbij geeft de pedagogisch medewerker ook het goede voorbeeld. Het conflict wordt uitgepraat, eventueel wordt het speelgoed waar om

‘gevochten’ wordt weggehaald. Wanneer dit niet voldoende is, wordt het kind even apart gezet. Na een paar minuten mag het kind weer meespelen, nadat de pedagogisch medewerker er nog even met het kind over heeft gepraat.

(17)

➢ Wij hebben respect voor materiaal en maken geen dingen kapot.

➢ De ruimte en omgeving wordt schoon en netjes gehouden.

➢ Er wordt niet over maar met elkaar gepraat

➢ We spreken elkaar van dichtbij aan, dus schreeuwen niet.

➢ Kinderen leren we dingen aan elkaar te vragen en elkaar te bedanken.

➢ We tonen belangstelling en waardering voor persoonlijke geloofsuitingen en culturele verschillen.

➢ Opruimen is een gezamenlijke activiteit, dat gaat makkelijker. We gaan netjes om met het speelgoed. De pedagogisch medewerkers leggen uit waarom dat van het kind verwacht wordt.

➢ Wanneer het eten op tafel gezet wordt, wachten we op elkaar met eten. Door rituelen wordt het begin en het einde van de maaltijd aangegeven.

➢ De regel is dat de kinderen ná het plassen en vóór het eten de handen wassen.

➢ Wij schaffen geen oorlogsspeelgoed aan en kijken in principe geen films. Wel kunnen er op de IPAD filmpjes met of zonder muziek opgezocht worden om bijvoorbeeld een thema’s extra inhoud te geven. Met uitzondering wordt bij slecht weer tijdens de buitenschoolse opvang wel eens een soort van bioscoop gecreëerd.

(18)

3. Middelen en randvoorwaarden om de pedagogische doelen te bereiken

3.1 De ruimte en spelmateriaal

Om de verschillende ontwikkelingsgebieden te stimuleren streven we er bij Babbels naar, dat de ruimte en het spelmateriaal aan de volgende voorwaarden voldoet:

• De ruimte waarin kinderen hun fantasie kwijt kunnen, moet overzichtelijk en uitdagend zijn.

• Het materiaal nodigt uit tot individueel en samenspel

• Het spelmateriaal moet herkenbaar zijn, zodat kinderen hun omgeving kunnen imiteren.

Bijvoorbeeld koken, doktertje spelen etc.

• Er wordt niet teveel materiaal tegelijk aangeboden.

• Er wordt steeds afwisselend materiaal aangeboden 3.2 Ontwikkeling stimuleren door activiteiten aan te beiden

Zoals bij de beschrijving van de verschillende ontwikkelingsgebieden al aan de orde is gekomen, is het stimuleren van de ontwikkeling van de kinderen door middel van activiteiten een belangrijke taak van de pedagogisch medewerkers. Zij proberen hierbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen. Ze zingen en praten veel met de kinderen. Het aanbieden van spelmateriaal is heel belangrijk.

Materialen van verschillende vormen, die verschillende geluiden maken, bouwmateriaal enz. stimuleren verschillende ontwikkelingsgebieden. Voorbeelden van activiteiten die worden gedaan zijn: lezen, zingen, dansen, knippen, plakken, knutselen, puzzelen, memory, domino en andere spelletjes. De sociale ontwikkeling stimuleren we vooral door kinderen te leren samen te spelen en ook samen te delen. De kinderen prikkelen we om mee te doen aan de verschillende activiteiten. We maken geen gebruik van computers en televisie omdat wij de ontwikkeling willen stimuleren door actief spel. Voor de buitenschoolse opvang is er een uitzondering op de regel.

( zie locatie specifiek werkplan)

3.3 Samenvoegen van stam/basisgroepen

Bij een lagere bezetting op de groepen kiezen we ervoor om stamgroepen samen te voegen.

Wij hebben op onze locaties bewust gekozen voor veel glaswerk waardoor toegankelijkheid voor kinderen en medewerkers het sleutelwoord is. Je ziet dat de kinderen sneller contact met elkaar maken waardoor het samenvoegen veilig en vertrouwd is.

Er ontstaat meer ruimte om gezellig samen te spelen met kinderen uit een andere stamgroep.

Het dagritme is op iedere groep over het algemeen gelijk waardoor dit met samenvoegen ook herkenbaar is voor de kinderen. (per groep kunnen er kleine verschillen zitten in het dagritme, dit is in het locatie specifiek werkplan opgenomen)

Voor het samenvoegen van groepen buiten de vakanties om, voor bijvoorbeeld een losse dag, hebben wij toestemming nodig van ouders. Mocht er op een bepaalde dag voor een langere tijd worden

samengevoegd dan is een eenmalige toestemming voldoende. Voor het samenvoegen in de ochtend en aan het einde van de dag is geen toestemming nodig, net als samenvoegen van de groepen in de vakanties.

Tijdens vakanties en studiedagen maakt de buitenschoolse opvang gebruik van een afwisselend en themagericht activiteitendraaiboek. Het is mogelijk dat twee verschillende locaties voor een activiteit samenvoegen met elkaar. De kinderen worden zoals gewoonlijk door de ouders gebracht en gehaald op de eigen locatie waarbij babbels het samenvoegen voor activiteiten faciliteert.

(zie het locatie specifiek werkplan voor meer informatie wanneer en hoe de stam/basisgroepen

(19)

samenvoegen)

3.4 Opendeurenbeleid

Babbels heeft een open deurenbeleid. Dit houdt in dat de kinderen de gelegenheid krijgen om buiten de eigen groepsruimte te spelen. Hierdoor kunnen we op ontwikkelingsniveau beter activiteiten aanbieden.

Voor kinderen kan het leuk zijn om activiteiten buiten de eigen stamgroep te ondernemen. Kinderen die toe zijn aan extra uitdaging geven we zo de kans hun sociale vaardigheden te oefenen met andere kinderen en andere pedagogisch medewerkers. Er zijn andere materialen en spelmogelijkheden waardoor de persoonlijke ontwikkeling ook wordt gestimuleerd. Het welbevinden en de ontwikkeling van de kinderen is voor ons leidend voor de keuze om een kind gedurende bepaalde dagdelen in een andere stamgroep te laten spelen. Doordat kinderen zelf kiezen waar zij spelen tijdens het opendeurenbeleid, kan het zijn dat er tijdelijk een situatie ontstaat in een groepsruimte dat de BKR op de stam/basisgroep tijdelijk niet kloppend is. Kinderen kunnen te allen tijde terug naar hun eigen stamgroep en ruimte.

Indien veel kinderen in een andere groepsruimte gaan spelen of een activiteit krijgen aangeboden bewegen de pedagogisch medewerkers hierin mee. Te allen tijde is de BKR op stam/basisgroepniveau kloppend.

(20)

3.5 Voorlezen

Voorlezen is ontzettend gezellig en leuk en enorm belangrijk voor de ontwikkeling van het kind.

kinderen leren enorm veel van voorlezen. In de eerste plaats is voorlezen heel goed voor de

taalontwikkeling. Kinderen leren nieuwe woorden tijdens het voorlezen en ze leren hoe een goede zin opgebouwd is. En door met het kind ook te praten over het boek, wordt het kind ook gestimuleerd actief met taal aan de slag te gaan. In de tweede plaats leren kinderen goed luisteren wanneer ze voorgelezen worden en zich te concentreren. Voorlezen stimuleert de fantasie van het kind ook.

Afhankelijk van het onderwerp van het boek leert het kind ook veel over de wereld om zich heen, waardoor hij/zij meer grip krijgt op de directe wereld om zich heen.

Boekstart

Samen een boekje lezen-plaatjes aanwijzen en verhaaltjes vertellen- versterkt je band met de baby.

Kinderen die als baby al zijn voorgelezen, zijn later beter in taal. Je kan niet vroeg genoeg beginnen met voorlezen. Vanuit die gedachte is boekstart ontstaan: een programma dat kinderen van 0-4 jaar en hun ouders van boeken laat genieten. (www.boekstart.nl)

Iedere locatie binnen Babbels werkt met boekstart. Kinderen van 0-4 jaar krijgen een oranje rugzak, om bij ons een boekje te lenen. Doormiddel van subsidie krijgt Babbels boeken en materialen om kinderen voor te lezen en te stimuleren. Er zijn verschillende medewerkers die de cursus boekstart gevolgd hebben.

Daarnaast zijn er twee medewerkers aangewezen die de groepen begeleiden, hulp bieden en er op toezien dat er overal wordt voorgelezen door middel van een voorleesplan. (voor informatie over opleidingen en cursussen die aangeboden worden aan de medewerkers, verwijzen wij naar het opleidingsplan)

3.6 Muziek

Muziek stimuleert vele ontwikkelingsgebieden. Niet alleen de muzikaliteit van het kind wordt gestimuleerd, maar ook andere ontwikkelingsgebieden worden aangesproken tijdens het muziek maken.

• Muzikale ontwikkeling: luisteren, bewegen, zingen, uitproberen van muziekinstrumenten.

• Motorische ontwikkeling: bewustzijn van het eigen lichaam, evenwicht, ruimtelijke oriëntatie, motorische coördinatie.

• Sociale ontwikkeling: spelen met anderen, eigen grenzen leren kennen, leren door naar anderen te kijken.

• Emotionele ontwikkeling: leren over gevoelens, ontwikkelen van creativiteit, ontwikkelen van de relatie tussen kind en verzorger, zelfbewustzijn.

• Cognitieve ontwikkeling: concentratie, de lichaamsdelen leren benoemen, begrippen zoals “op”,

“onder” en “naast”.

• Spraak- en taalontwikkeling: spelen met spreekgeluiden, goed articuleren, mondmotoriek, uitbreiding van de woordenschat.

• Zintuiglijke ontwikkeling: aanraken, luisteren, kijken.

Babbels heeft een muziekcoach die één keer per maand met haar gitaar de locaties rondgaat om muziek te maken met de kinderen.

(21)

3.7 Buiten spelen

Buiten zijn is niet alleen goed voor de weerstand maar ook voor de ontwikkeling. De wereld is één grote ontdekkingstocht. Luisteren, kijken, ruiken, voelen, samen of alleen ontdekken en spelen. Er is zoveel te beleven. Als het weer het toelaat, wandelen en spelen we elke dag buiten met alle kinderen.

3.8 Uitstapjes

Zowel de jongere kinderen op het kinderdagverblijf en peuterspeelgroep maar vooral de oudere kinderen van de buitenschoolse opvang gaan geregeld op uitstapjes ( met toestemming van ouders, zie het

kindgegevensformulier) De kinderen worden altijd nauw betrokken bij de voorbereiding.

(Voor specifieke informatie over de activiteiten en uitstapjes verwijzen wij naar het locatie specifiek werkplan en hoe babbels het vervoer en veiligheid van de kinderen waarborgt, verwijzen wij naar het veiligheidsbeleid)

3.9 Natuur & milieu

De natuur is onze leefomgeving. Dieren, planten, mensen, al het leven op aarde is afhankelijk van elkaar.

Planten zorgen voor schone lucht, voor ons voedsel zijn we afhankelijk van wat de boer op zijn land verbouwt en wat de visser uit de zee vist. Daarom is het belangrijk om op een goede manier om te gaan met de natuur en het milieu. Dat geldt ook voor je kind. Wij zijn daarin een belangrijk voorbeeld. Kinderen krijgen hun normen en waarden overgedragen door hun directe verzorgers. De pedagogisch medewerker vervult dus een voorbeeldfunctie. Spelenderwijs zullen wij de kinderen dat overdragen. De pedagogisch medewerkers zullen de kinderen bewust bij de natuur betrekken. Bijvoorbeeld door aandacht voor de seizoenen door dit terug te laten komen in aankleding van het lokaal en activiteiten. Buiten spelen in alle jaargetijden. Werken met plantjes en zaadjes ( bijvoorbeeld een moestuintje). Aandacht voor diverse diersoorten, door voorlezen en bezoek kinderboerderij. Bewust omgaan met kleine diertjes zoals mieren en slakken. De pedagogisch medewerkers leren de kinderen geen aval op straat te gooien en laten ze helpen het afval op te ruimen. ( zie locatie specifiek werkplan voor gebruik van moestuintjes)

3.10 Dieren

Kinderen groeien op in een wereld waarin ze omringd zijn met dieren, zowel echte dieren als knuffels en fictieve karakters in bijvoorbeeld boeken. Dieren prikkelen de fantasie van het kind en kunnen helpen bij het leren van belangrijke lessen over het leven, liefde en verlies.

We vinden het daarom ook belangrijk dat de kinderen met dieren kennis maken en ze te leren hoe ermee om te gaan. We vinden het dan ook leuk om bijvoorbeeld een boerderij of dierentuin te bezoeken.

Op een aantal locaties zijn er konijnen op de buitenplaats aanwezig.

(zie voor meer informatie het locatie specifiek werkplan)

(22)

3.11 Feesten

Het vieren van een feestje is altijd leuk. We vieren verjaardagen van kinderen, afscheid van kinderen op de groep, Sinterklaas, Kerstmis etc. De verschillende activiteiten worden hierop aangepast. Elk feestje kent zijn eigen, vaste rituelen die ervoor zorgen dat de kinderen weten wat er komen gaat. Zo ervaren ze een gevoel van zekerheid en veiligheid. Bij een verjaardagsfeestje horen bijvoorbeeld een muts en slingers en we zingen samen met de kinderen voor de jarige. We nemen foto’s zodat ouders een indruk krijgen.

Kinderen krijgen tijdens feestjes vaak traktaties. Het streven is om deze traktaties vooral te laten bestaan uit gezonde etenswaren, zoals bijvoorbeeld mandarijntjes, ligakoeken, stukjes kaas, enz. Zoetigheid wordt afgeraden en niet aan de kinderen uitgedeeld. In dat geval krijgen zij het mee naar huis, zodat ouders zelf kunnen bepalen of ze het hun kind willen geven.

3.12 Voeding

Gezonde voeding heeft directe invloed op hoe wij ons voelen en hoe wij functioneren. Door gezonde voeding voelen we ons vitaal, hebben we een betere nachtrust, kunnen we ons beter concentreren, hebben we meer energie en een betere weerstand tegen infecties. Kortom, gezonde voeding zorgt ervoor dat kinderen beter functioneren. Goede voeding zorgt ervoor dat kinderen goed kunnen groeien en ontwikkelen. Vanuit het Voedingscentrum wordt aangegeven:

Als uw kind gevarieerd eet volgens de “Schijf van Vijf” dan krijgt hij/zij voldoende goede voedingsstoffen binnen om te kunnen groeien en ontwikkelen. Voedingsstoffen zijn eiwitten, koolhydraten, vetten, vitamines en mineralen. Al deze voedingsstoffen gebruikt je kind om te groeien.

Wij vinden het uiteraard belangrijk dat de kinderen gezond en gevarieerd eten.

We werken binnen Babbels met een vast programma, ook als het gaat om eten en drinken. Met uitzondering van de baby’s want bij hen zullen we in overleg met de ouders het thuisschema aanhouden.

Babbels

De kinderen krijgen bijvoorbeeld bruin brood en melk en groente en fruit. Het standaard fruit wat er wordt gegeven is appel, peer, banaan en daarnaast wordt er seizoensfruit aangeboden. De groente bestaat uit paprika, komkommer en tomaat. De kinderen worden gestimuleerd om groente en fruit te eten. Voor baby’s wordt er altijd een vers fruithap gemaakt. De tussendoortjes zijn lange vingers, biscuittjes en of soepstengel.

Daarnaast krijgen de kinderen Roosvice/limonade, thee en water. We stimuleren de kinderen om uit een beker te drinken. Na een fles wordt er begonnen met drinken uit een tuitbeker om waar mogelijk over te gaan op het drinken uit een gewone beker.

Ouders kunnen avondeten meegeven maar wij bieden tegen een kleine vergoeding ook vers avondeten aan. De maaltijden worden iedere dag vers bereid door de lokale groenteboer ( weet wat je eet) waar babbels mee samen werkt. De maaltijden worden na bereiding op dezelfde dag bij ons geleverd. Elke week wordt er een gevarieerd weekmenu aangeboden. Deze kunt u terugvinden op de locatie, Babbels App en de website.

• We bieden de maaltijden ook gepureerd aan

• Het is ook mogelijk als ouder een maaltijd mee te nemen naar huis

• De maaltijden bevatten lactose, gluten en worden in een keuken bereid waar met noten gewerkt worden. Het zijn ook geen halalmaaltijden.

Het eten is een gezellige gezamenlijke activiteit waarbij we de baby’s ook betrekken ook al hebben zij een ander eetschema.

(23)

Als kinderen een voedingsallergie of -intolerantie hebben, een dieet volgen of vanwege geloofsovertuiging bepaalde voedingsmiddelen niet mogen hebben, wordt hier uiteraard rekening mee gehouden. Wanneer een kind een voedselallergie heeft, nemen de ouders zelf voeding mee.

(voor uitgebreide informatie over voeding verwijzen wij naar het voedingsprotocol en locatie specifiek werkplan)

3.13 Hygiëne en veiligheid

Hygiëne en veiligheid zijn ook belangrijke voorwaarden voor een kind om goed te kunnen ontwikkelen.

De ruimtes, meubels en het speelgoed in het gebouw worden dagelijks schoongemaakt door de pedagogisch medewerkers a.d.h.v. het schoonmaakrooster en daarnaast komt er 1 x keer in de week op elke locatie een schoonmaak. De bedjes worden iedere dag verschoond, mits het kind de volgende dag er weer is. De bedjes zijn voorzien van naamkaartjes. De handen worden standaard gewassen na het verschonen en voor het klaar maken van eten en drinken. De voeding wordt hygiënisch bereid en bij het opwarmen van de avondmaaltijd wordt de temperatuur bij bereiding gecontroleerd doormiddel van een thermometer. Dit alles om bacteriënvorming te minimaliseren.

3.13 Binnen en buitenruimte

Het materiaal waarmee de kinderen spelen kleurecht, gifvrij, bij baby’s niet te zwaar zijn en mag het geen scherpe uitsteeksels hebben. Kinderen moeten zich in de groep vrij kunnen bewegen, zonder dat ze gevaar lopen. De maatregelen die zijn genomen om deze veiligheid te garanderen, zijn, vingerveilige strips’ bij de deuren in het hele gebouw, kindveilige stopcontacten, afsluitbare bedden en boxen en hebben we goedgekeurde brandmelders.

Wat betreft veiligheid is in de wet opgenomen, dat de buitenruimte voor kinderen tot twee jaar aangrenzend aan het kinderdagverblijf moet zitten. Voor de peuterspeelgroep en de buitenschoolse opvang geldt dat de buitenspeelruimte bij voorkeur aangrenzend is aan het kindercentrum, maar in ieder geval aangrenzend aan het gebouw waarin het kindercentrum is gevestigd.

Babbels voldoet aan deze eisen.

3.14 Verantwoord vervoer

Het vervoer van kinderen valt onder de officiële regelgeving voor de kinderopvang. Het ministerie van Sociale Zaken legt de verantwoordelijkheid voor ‘verantwoord vervoer’ bij houder van de kinderopvang.

(Hoe Babbels invulling geeft aan de eis “ verantwoord vervoer” , verwijs ik naar het veiligheidsprotocol waar de afspraken rondom veiligheid op organisatieniveau beschreven zijn)

3.15 Actueel beleid gezondheid en veiligheid

Er is in de wet opgenomen dat een kindcentrum vanaf 1 Januari 2018 een actueel Gezondheid en Veiligheidsbeleid beschikbaar heeft. De jaarlijkse risico-inventarisatie is niet meer verplicht. In het beleid worden grote risico onderkend en hier worden maatregelen voor genomen. Er wordt ook beschreven hoe kinderen geleerd wordt om te gaan met kleine risico’s. Het is de bedoeling dat er op deze manier meer bewustwording wordt gecreëerd bij medewerkers en kinderen.

Het beleid wordt actueel gehouden door periodieke evaluatie met de medewerkers en ook na gebeurtenissen die daartoe aanleiding geven (verhuizing/ verbouwing of ongeval)

Daarnaast is in het beleid opgenomen hoe het beleid gewaarborgd wordt.

(24)

(In het veiligheidsprotocol, protocol gezond binnenmilieu, schoonmaak en hygiëne en het buiten-en warmte protocol zijn de maatregelen en afspraken beschreven op organisatieniveau. Voor de locatie specifieke uitwerking verwijzen wij naar het veiligheid en gezondheidsbeleid)

3.16 Vierogen-principe

Vanaf 1 juli 2013 is het “Vierogenprincipe” in werking getreden. Dit principe houdt in dat een volwassene altijd moet kunnen meekijken of meeluisteren met een beroepskracht. Een beroepskracht mag nog steeds alleen op de groep staan, zolang er elk moment een andere volwassene de mogelijkheid heeft om mee te kijken of mee te luisteren. Het Vierogenprincipe geldt vooralsnog alleen op de dagopvang. Binnen Babbels nemen we de buitenschoolse opvang wel zoveel mogelijk mee in dit principe. Babbels heeft daarnaast gekeken naar de mogelijkheden per locatie en aan de hand daarvan een invulling gegeven aan dit principe.

(Zie het locatie specifieke veiligheidsbeleid voor de invulling van het Vierogen-principe)

(25)

4. Personeel en ontwikkeling

Het zijn de pedagogisch medewerkers die elke dag weer het verschil maken. Daarom staat niet alleen de ontwikkeling van het kind centraal maar ook dat van de pedagogisch medewerker. Om de pedagogische kwaliteit te kunnen borgen is er regelmatig coaching en scholing nodig om de ontwikkeling en kennis van de pedagogisch medewerker uit te breiden.

4.1 Ontwikkeling door scholing

Babbels biedt regelmatig allerlei trainingen, cursussen en opleidingen aan. Denk bijvoorbeeld aan agressietraining, opleiding het jonge kind, gebarencursus, gitaarcursus, interactief voorlezen,

ontwikkelingsgericht werken maar ook sluit babbels regelmatig aan bij cursussen die vanuit de basisschool aangeboden worden, waarbij babbels (vanuit het brede-school principe) dus ook aan deelneemt.

( zie het opleidingsplan hoe wordt ingezet op ontwikkeling en kennisverbreding van pedagogisch medewerkers)

Er zijn een aantal scholingseisen in de wet opgenomen. Het gaat om de onderstaande opleidingen:

• Taaleis (ingroeimodel tot 2023)

In de wet is een nieuwe eis opgenomen, namelijk dat de pedagogisch medewerker moet beschikken over een niveau 3F voor mondelinge taalvaardigheid ( gesprekken voeren, luisteren en spreken)

Voor de invoering wordt er een ingroeiperiode van vijf jaar ( t/m eind 2022) gehanteerd. In de ministeriële regeling is bepaald dat de beroepskracht moet beschikken over een bewijsstuk (certificaat of diploma) Alle Nederlandse diploma’s vanaf MBO 4 gelden als voldoende bewijs voor 3 F taalniveau.

(voor meer informatie rondom plan van aanpak tot 2023 zie het Babbels opleidingsplan))

• Scholing pedagogisch medewerkers 0-jarige ( ingroeimodel tot 2023)

Het werken met baby’s vraagt om specifieke expertise. Daarom is ook in de wet opgenomen dat alle pedagogisch medewerkers die met baby’s werken aanvullende scholing moeten krijgen.

Babbels gaat vanaf 2018 van start met het aanbieden van deze opleiding aan de medewerkers en hanteert een ingroeimodel t/m 2022.

(voor het plan van aanpak t/m eind 2022 verwijs ik naar het Babbels opleidingsplan)

• Kinder EHBO/ BHV

Er moet vanaf 1 januari 2018 altijd minimaal één iemand met een gecertificeerd kinder EHBO diploma aanwezig zijn op iedere locatie. Iedereen binnen Babbels heeft al een kinder EHBO diploma en één keer in het jaar vindt er een (opfris)cursus Kinder-EHBO en of BHV plaats, waaraan alle medewerkers aan

deelnemen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Buiten deze contactmomenten kunt u altijd een afspraak maken voor een persoonlijk gesprek met de pedagogisch medewerkers van de groep.. Soms vinden kinderen het lastig om afscheid

Naast de meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling in thuissituaties (route I) bevat deze meldcode ook nog een route die betrekking heeft op hoe

De momenten waarop een Pedagogisch Medewerkers wel alleen op de groep staat, van 07:00 tot 08:00 en vanaf 16:30 uur, worden de kinderen vaak door hun ouder(s) gebracht of opgehaald

uitgebreidere observatie inhouden, het afspreken van een oudergesprek en/of het verzoeken tot het inschakelen van externe deskundigen. logopedist, integrale vroeghulp, centrum

Voordat invalkrachten worden opgeroepen wordt er geprobeerd gebruik te maken van een vaste pedagogisch medewerker van de andere groepen, deze medewerkers kennen de kinderen door

Dit willen wij doen door in de buurt meer reclame te gaan maken voor onze opvang, zodat ouders ons leren kennen en een meerwaarde ervaren in de ontwikkeling van hun

Normen zijn onze regels en richtlijnen waar onze pedagogisch medewerkers, maar ook kinderen zich aan moeten houden.. Normen en waarden kunnen per

pedagogisch medewerkers op Madelief kinderopvang laten de kinderen daarbij vrij spelen met elkaar, zodat zij kunnen oefenen met het contact maken met anderen, maar gaan ook regelmatig