• No results found

[Uitzending 399: 2 Koningen 1:1 t/m 2:22]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 399: 2 Koningen 1:1 t/m 2:22]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 399: 2 Koningen 1:1 t/m 2:22]

In de vorige uitzending hebben we gelezen dat 1Kon.22 afsluit met de mededeling dat in het 17e regeringsjaar van koning Josafat van Juda, Achabs zoon Achazja in Samaria koning werd over Israël. Zijn

regeringsperiode duurt maar kort, namelijk 2 jaar. Het koningschap van Achazja wordt negatief beoor-deeld: Hij was echter een slechte koning, want hij trad in de voetsporen van zijn ouders en Jerobeam, die Israël hadden aangevoerd in het aanbidden van Baäl. Op die manier beledigde Achazja de HERE, de God van Israël, en wekte hij Zijn toorn op (1Kon.22:53 en 54). De

gebeurtenissen aan het einde van Achazja’s leven illustreren welke vormen het dienen van Baäl voor Achazja heeft aangenomen. We gaan het lezen in

2Kon.1:1t/m18.

2 Koningen 1 vers 1 en 2:

Na de dood van koning Achab verklaarde Moab zich onafhankelijk van Israël. Israëls nieuwe koning, Achazja, viel door een rooster in het boven- vertrek van zijn paleis in Samaria en raakte daarbij ernstig verwond. Hij stuurde boodschappers naar de tempel van de god Baäl-Zebub in Ekron om te vragen of hij weer beter zou worden.

Het begin van 2 Koningen sluit naadloos aan bij de laatste drie verzen van 1Kon.22 en vormt daarmee één geheel. De reden waarom de scheiding tussen 1 en 2 Koningen op deze plaats ligt, lijkt dan ook vrij willekeurig te zijn. Het effect ervan is wel, dat zo extra geaccentueerd wordt dat de twee boeken één werk vormen en dat er geen inhoudelijke redenen zijn aan te wijzen voor een verdeling in twee boeken.

Het boek 2 Koningen begint met de vermelding dat Moab na Achabs dood tegen Israël in opstand komt en onafhankelijkheid weet te verkrijgen. Vers 1 staat niet in direct verband met de gebeurtenissen rondom Achazja’s dood en kan dan ook het beste nog tot de inleiding op Achazja’s koningschap worden gerekend. Het vers sluit aan bij 1Kon.22:54. Omri had destijds de Moabieten tot vazallen van Israël gemaakt en onder Achab was dit zo gebleven.

(2)

Nu komen de Moabieten in opstand. Achazja’s opvolger Joram probeert later de Moabieten opnieuw te onderwerpen (2Kon.3). Kennelijk was Achazja niet in staat op de situatie te reageren, vermoedelijk vanwege het ongeluk dat hem

overkwam. De opstand van Moab kan als een waarschuwing worden opgevat, als de dienst aan de HERE verruild wordt voor de dienst aan de afgoden, dan zal het beloofde land uiteindelijk aan Israël worden ontnomen.

Achazja is nog maar kort aan de macht, als hij op een zeker moment vanaf de bovenverdieping van zijn paleis in Samaria naar beneden valt en gewond raakt.

Hij stuurt boodschappers uit om Baäl-Zebub, die in de Filistijnse stad Ekron vereerd wordt, te raadplegen over zijn herstel.

Diverse malen is er sprake van ziekte van een koning in 2Koningen. Vaak lijkt er verband tussen de situatie van de koning en die van het volk (bijv. in 2Kon.20, waar Hizkia’s tijdelijke verlenging van zijn leven ook symbool staat voor het uitstel dat Juda ontvangt). Op grond van dit verband kan hier geconstateerd worden dat het volk in nood is – en bij wie zoekt het dan hulp?

Baäl-Zebub betekent ‘Heer van de vliegen’. Over de verering van de godheid is verder weinig bekend. Deze verschijningsvorm van Baäl werd vereerd in Ekron, zo’n 65 km bij Samaria vandaan. 2 Koningen 1 vers 3 en 4:

Maar de Engel van de HERE zei tegen de profeet Elia: Ga de boodschappers tegemoet en vraag hun: Is er dan geen God in Israël dat u naar Baäl-Zebub, de god van Ekron, gaat om te vragen of de koning weer beter zal worden?

Omdat koning Achazja dit heeft gedaan, zegt de HERE dat hij niet meer van zijn ziekbed zal opstaan. Hij zal sterven. Daarop vertrok Elia weer.

Achazja is niet de enige die boodschappers stuurt. Ook de HERE stuurt een boodschapper, en wel naar de profeet Elia. Elia moet Achazja’s boodschappers tegemoet gaan en hen confronteren met de vraag waarom Achazja zijn hulp zoekt bij de god van Ekron en niet bij de HERE, de God van Israël. Omdat Achazja bij Baäl zijn hulp heeft gezocht, zal hij niet genezen, maar aan zijn verwondingen overlijden. Zo toont de HERE dat niet Baäl (op wie Achazja zijn

(3)

2 Koningen 1 vers 5 t/m 8:

Nadat Elia de boodschappers dit had verteld, gingen zij meteen terug naar de koning. Waarom zijn jullie al weer zo snel terug? Vroeg Achazja hun. Een man kwam ons tegemoet, vertelden zij, en zei ons terug te gaan en te

zeggen: De HERE wil weten waarom u vragen stelt aan Baäl-Zebub, de god van Ekron. Heeft Israël soms geen eigen God? Omdat u dit hebt gedaan, zult u uw ziekbed niet meer verlaten, u zult sterven. Wie was die man? wilde de koning weten. Hoe zag hij eruit? Hij had een harige mantel aan, beschre- ven zij hem, met een leren riem om. Dat was de profeet Elia, zei de koning.

Kennelijk ontmoet Elia de boodschappers in de buurt van Samaria, want als zij terugkeren, spreekt Achazja zijn verbazing uit over het feit dat ze al weer zo snel terug zijn. Zij vertellen wat hun is overkomen maar de identiteit van de profeet Elia kennen zij niet. Dat de boodschappers Elia niet herkenden, maakt duidelijk dat Elia niet vaak meer in het openbaar optrad, of in ieder geval niet in de omgeving van Samaria. Maar na de beschrijving hoe de man eruit ziet weet Achazja direct wie het is: de profeet Elia.

2 Koningen 1 vers 9 en 10:

Daarop stuurde hij (Achazja) een legerofficier met 50 mannen eropuit om Elia gevangen te nemen. Zij vonden hem zittend op de top van een heuvel.

De officier zei tegen hem: Man van God, de koning heeft bevolen dat u met ons moet meekomen. Maar Elia antwoordde: Als ik werkelijk een man van God ben, laat dan vuur uit de hemel komen om u en uw 50 mannen te doden. Onmiddellijk schoot er vuur uit de hemel naar beneden dat hen allemaal doodde.

De legerofficier spreekt Elia aan als ‘man van God’ en beveelt hem mee te gaan.

Vanuit menselijk oogpunt is het bevel begrijpelijk. De officier spreekt namens de koning, die in het oude Nabije Oosten een onaantastbaar gezag had. Maar in Israël zou men beter moeten weten. Niet bij de koning, maar bij de HERE rust het hoogste gezag, namens Hem treedt Elia op.

(4)

De bevelende toon waarop de officier spreekt, maakt duidelijk dat hij zich niet realiseert wat hij zegt als hij Elia aanspreekt als ‘man van God’.

Dan blijkt dat er met de HERE niet te spotten valt. Niet Elia komt naar beneden, maar vuur uit de hemel en doodde de hele leger-eenheid. ‘Vuur uit de hemel’ is een omschrijving van de bliksem en herinnert aan de confrontatie op de berg Karmel. Net als toen is de beschreven gebeurtenis een illustratie van het feit dat de macht van de HERE groter is dan die van Baäl.

2 Koningen 1 vers 11 en 12:

De koning zond echter opnieuw een officier met 50 mannen met de

boodschap: Man van God, de koning zegt dat u onmiddellijk bij hem moet komen. Elia antwoordde weer: Als ik werkelijk een man van God ben, laat dan vuur uit de hemel komen om u en uw 50 mannen te doden. Opnieuw sloeg het vuur van God toe en verbrandde de mannen.

Vervolgens stuurt de koning een tweede legereenheid, met een officier die nog dwingender klinkt in zijn bevel. Maar opnieuw slaat het vuur van God toe.

‘De koning zegt’ doet denken aan de manier waarop veel profeten hun bood- schap beginnen en daarmee wordt de autoriteitskwestie nog meer op de spits gedreven. 2 Koningen 1 vers 13:

En nog een keer stuurde de koning 50 mannen, maar nu viel de betreffende officier op zijn knieën voor Elia en smeekte: Man van God, spaar alstublieft de levens van mij en mijn 50 mannen.

Achazja stuurt nog een derde legereenheid om Elia te halen. Maar de officier van deze eenheid stelt zich anders op. Hij laat zien dat hij zich ervan bewust is dat Elia optreedt namens een hogere autoriteit dan die van de koning. Hij knielt uit respect neer voor de profeet en smeekt hun levens te sparen.

2 Koningen 1 vers 15 en 16:

De Engel van de HERE zei tegen Elia: Wees niet bang. Ga met hem mee. En zo ging Elia mee naar de koning. Waarom hebt u boodschappers naar Baäl- Zebub, de god van Ekron gestuurd om vragen te stellen over uw ziekte?

(5)

Heeft Israël soms geen God aan wie u dat kunt vragen? Omdat u dit hebt gedaan, zult u dit bed niet meer verlaten, u zult sterven.

Oog in oog met de koning confronteert Elia Achazja met de boodschap die hij eerder al aan de boodschappers had meegegeven. Met al zijn militair machts- vertoon heeft de koning niets aan de boodschap kunnen veranderen.

2 Koningen 1 vers 17 en 18:

Achazja stierf zoals de HERE door Elia had voorspeld en zijn broer Joram werd de nieuwe koning. Achazja had namelijk geen zoon om hem op te volgen. Dit alles gebeurde in het tweede regeringsjaar van koning Joram van Juda, de zoon van Josafat. De rest van de geschiedenis van Achazja’s regeringsperiode is beschreven in de Kronieken van de koningen van Israël. Hier eindigt de geslachtslijn van Omri en Achab.

De gebeurtenissen in 2Kon.1 laten zien dat de HERE geen andere goden naast Zich duldt. Hij verlangt exclusieve toewijding en aanbidding. Baäl en de koning zijn aan de autoriteit van de HERE onderworpen. Als zij of iemand anders dat niet accepteert leidt het tot ernstige consequenties.

In het NT (in Lucas 9) zinspelen enkele leerlingen van de Here Jezus op de gebeurtenissen uit 2Kon.1. Zij vragen: Meester, vindt U het goed dat wij vuur van de hemel laten komen om die mensen te verbranden? Dan gaat het om een Samaritaans dorp dat Jezus en zijn leerlingen afwijst. Maar het antwoord van de Here Jezus maakt duidelijk dat een dergelijk verzoek haaks staat op het

karakter van het Evangelie, dat erop gericht is mensen te behouden.

2 Koningen 2 vers 1 t/m 4:

Het tijdstip naderde waarop de HERE Elia met behulp van een wervelwind in de hemel zou opnemen. Bij hun vertrek uit Gilgal zei Elia tegen Elisa: Blijf hier, want ik moet van de HERE naar Betel gaan. Maar Elisa antwoordde: Ik zweer bij God dat ik u niet zal verlaten! Dus gingen zij samen op weg naar Betel. Daar kwamen de jonge profeten uit Betel hen tegemoet en vroegen Elisa: Weet u dat de HERE Elia vandaag van u zal wegnemen? Stil maar, zei Elisa, ik weet het.

(6)

Toen zei Elia tegen Elisa: Blijf maar hier in Betel, want de HERE stuurt mij nu naar Jericho. Maar opnieuw zei Elisa: Ik zweer bij God dat ik u niet zal verlaten. En zo gingen zij samen naar Jericho.

In de voorgaande hoofdstukken stond de profeet Elia centraal. In 2Kon.2 t/m 13 komen de 3 personen naar voren over wie de HERE eerder tot Elia heeft gespro- ken. In 1Kon.19 hebben we hun namen gelezen namelijk: Elisa, Jehu en Hazaël.

In 2Kon.2 t/m 8 wisselen langere en kortere tekstgedeelten elkaar af. In de langere gedeelten komt meestal Elisa’s optreden naar voren. Het gaat dan om politieke en militaire situaties die met het Tienstammenrijk te maken hebben. De meeste kortere tekstgedeelten getuigen van Gods zorg voor de degenen die Hem dienen. Ze tonen tegelijkertijd de betrouwbaarheid van het woord van de HERE aan Elia. Ondanks de verwording van Israël, blijken er verspreid over het land nog veel mensen te zijn die de HERE trouw zijn gebleven. In 1Kon.19:18 zei de HERE tegen Elia: Ik heb ervoor gezorgd dat in Israël 7000 mannen hun knieën niet voor Baäl hebben gebogen en ook zijn beeld niet hebben gekust.

Elisa wordt de opvolger van Elia. Hij is als het ware de erfgenaam van Elia. De opbouw van 2Kon.2 ondersteunt de nadruk op Elisa als opvolger van Elia.

Het einde van Elia’s leven nadert. De HERE zal hem met een wervelwind in de hemel opnemen. Voor het zover is, reist Elia samen met Elisa (naar het woord van de HERE) naar de profetengroepen in Gilgal, Betel en Jericho.

Telkens vraagt Elia Elisa achter te blijven bij een profetengroep, maar Elisa zweert dat hij zijn meester niet zal verlaten. Ook de waarschuwingen van de profeten in Betel en Jericho, dat de HERE Elia zal wegnemen, doen hem niet van gedachten veranderen. Elisa legt hun het zwijgen op. 2 Koningen 2 vers 5 t/m 8:

Ook in Jericho zeiden de jonge profeten tegen Elisa: Weet u dat de HERE Elia vandaag van u zal wegnemen? En Elisa antwoordde: Stil maar, ik weet het. Elia zei tegen Elisa: Blijf nu maar hier, want de HERE wil dat ik naar de Jordaan ga.

(7)

Maar net als de vorige keer zei Elisa: ik zweer bij God dat ik u niet zal verlaten. Zij gingen samen op weg en stonden na enige tijd bij de Jordaan.

Van een afstand keken 50 jonge profeten naar wat ging gebeuren.

Toen vouwde Elia zijn mantel op en sloeg daarmee op het water. De rivier spleet in tweeën en zij liepen over het droge naar de overkant.

Vergezeld door 50 jonge profeten uit Jericho trekken Elia en Elisa naar de Jordaan. Gedacht moet worden aan een plaats bij de Jordaan in de directe nabijheid van Jericho. Bij de Jordaan slaat Elia met zijn mantel op het water, er komt een pad in de rivier waarover beiden naar de overkant lopen.

Het splijten van de Jordaan en de droge doortocht roepen de associatie op met Mozes in Ex.14. Bovendien ligt aan de overkant van de Jordaan het land Moab, waar Mozes overleed (Deutr.34). 2 Koningen 2 vers 9 en 10:

Aan de overkant gekomen, zei Elia tegen Elisa: Welke wens van je zal ik vervullen, voordat ik wordt weggenomen? Elisa antwoordde: Laat mij twee keer zo wijs zijn als u. Je hebt iets heel moeilijks gevraagd, zei Elia. Als je mij ziet wanneer ik word weggenomen, zal je wens worden vervuld. Zo niet, dan gebeurt het niet.

Elisa vraagt om een dubbel deel van Elia’s wijsheid. Voor het woord ‘wijs of wijsheid’ staat in de Hebreeuwse grondtekst ‘Uw geest’. Daarmee wordt niet verwezen naar Elia’s eigen, menselijke geest, maar naar de Geest van de HERE, de Geest van profetie die op Elia rust. De situatie doet denken aan Num.11:25, waar de HERE de Geest die op Mozes rust toedeelt aan de zeventig leiders.

Maar hierover kan Elia geen toezeggingen doen. Alleen de HERE beschikt over Zijn Geest. Daarom moet de HERE ook beslissen of het verzoek wordt

ingewilligd. Alleen als Elisa Elia zal zien terwijl hij wordt weggenomen, zal Elisa ontvangen waar hij om heeft gevraagd.

2 Koningen 2 vers 11 t/m 14: Terwijl zij al pratend verder liepen, verscheen opeens een vurige strijdwagen, getrokken door paarden van vuur, die tus- sen hen door reed en hen van elkaar scheidde. Tegelijkertijd werd Elia door een wervelwind in de strijdwagen naar de hemel gedragen.

(8)

Elisa zag het gebeuren en schreeuwde: Mijn vader! Mijn Vader! De wagens en ruiters van Israël! Toen Elia uit het zicht was verdwenen, scheurde Elisa zijn kleren in tweeën. Daarna raapte hij Elia’s mantel op, ging terug naar de oever van de Jordaan en sloeg met de mantel op het water. Waar is de HERE, de God van Elia? riep hij luid. Toen week het water uiteen en Elisa liep naar de overkant. Vuur is in het OT vaker een teken van Gods heilige

tegenwoordigheid en zo moe-ten we het ook hier verstaan. Dat Elia in een wagen van vuur wordt opgenomen, past goed bij hem, ook gezien de rol die vuur in zijn optreden heeft gespeeld. Een Joodse traditie duidt Elia dan ook aan als ‘een profeet als vuur’ (Sirach 48).

‘Wagen … en paarden’ heeft in de context van het oude Nabije Oosten betrek- king op een strijdwagen. De HERE haalt zijn strijder thuis. Ook 2Kon.6 spreekt over vurige wagens en paarden in de hemelse legermachten. Als Elia uit het zicht is neemt Elisa zijn mantel en splijt het water van de Jordaan zoals Elia het had gedaan. Hij had hetzelfde geloof in de HERE als Elia. Bovenal toont de HERE met dit wonder dat Hij met Elisa is zoals Hij met Elia was en legitimeert Hij Elisa als Elia’s opvolger. 2 Koningen 2 vers 15 en 16:

Toen de profeten uit Jericho zagen wat er was gebeurd, riepen zij: De geest van Elia rust op Elisa! Zij gingen hem tegemoet en bogen voor hem neer.

Heer, zeiden zij, u hoeft maar één woord te zeggen en 50 flinke mannen onder ons zullen dit hele gebied uitkammen om uw meester te vinden.

Misschien heeft de Geest van de HERE hem op een berg of in een van de dalen neergezet. Nee, antwoordde Elisa, doe geen moeite.

De vijftig jonge profeten uit Jericho, buigen zich uit respect neer en erkennen daarmee Elisa als hun nieuwe leider. Toch zijn zij er niet meteen van overtuigd dat Elia van de aardbodem is verdwenen. Zij bieden aan een zoektocht op touw te zetten. Aanvankelijk weigert Elisa op hun voorstel in te gaan, maar als de profeten sterk blijven aandringen, stemt hij er toch mee in. Drie dagen lang zoeken de profeten naar het lichaam van Elia. Hun zoektocht is tevergeefs. Voor

(9)

Vers 18: Heb ik jullie niet gezegd dat het geen zin had?

2 Koningen 2 vers 19 t/m 22:

De burgers van de stad zeiden tegen Elisa: Wij hebben een probleem: de stad ligt gunstig, zoals u wel zult hebben gezien. Het water is echter slecht en de grond veroorzaakt misgeboorten.

Daarop zei hij: Breng mij een nieuwe schaal, gevuld met zout. Zij brachten hem het gevraagde. Hij liep naar de bron van de stad, gooide het zout erin en zei: Zo spreekt de HERE: Ik maak dit water gezond. Het zal niet langer dood of onvruchtbaarheid veroorzaken. Het water werd inderdaad

gereinigd, precies zoals Elisa had gezegd.

Terwijl Elisa nog steeds in Jericho is, komen de inwoners van de stad bij hem. Zij wijzen erop dat het op zich prettig wonen is in Jericho, maar dat het drinkwater bedorven is, waardoor ook het gewas dat verbouwd wordt misgeboorten veroor- zaakt. Het oude Jericho lag bij een bron. De stad was voor de watervoorziening van deze bron afhankelijk. Het gaat hier dan ook om een zeer ernstig probleem.

De klacht slaat op zowel het water als het land, maar Elisa spreekt alleen herstel uit over de bron. Waarschijnlijk is bij ‘het land’ dan ook concreet gedacht aan akkers die met water uit de bron werden geïrrigeerd. Het is onbekend waardoor het water is verontreinigd.

Hun vraag geeft aan dat, in navolging van de profetenzonen van Jericho, nu ook de inwoners van die stad Elisa als ‘man van God’ erkennen.

In de volgende uitzending lezen we verder over Elisa in 2Kon.3 en 4.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Petrus zegt met de woorden uit vers 1 tegen de lezers van zijn brief: zoals er toen valse profeten onder Israël waren zo zullen er ook onder u valse leraren zijn.. Met de

Ook al benadrukt Paulus de volledige vrijheid van de Geest in het schenken van de gaven (1 Kor. 12:8-10), en zou de Geest dus in vrijheid ook gaven kunnen terughouden, daarmee is

Met de woorden maar kan zelf op zijn beurt niet door de natuurlijke mensen worden doorzien worden, bedoelt Paulus dat geen enkel natuurlijk mens in staat is om een geestelijk mens

2 Petrus 2 vers 1: Maar zoals er vroeger mensen waren die niet echt namens God spraken, zo zullen er ook onder u mensen komen die dingen leren die niet waar zijn.. Op een heel

‘Zachtmoedigheid’ staat dan tegenover ‘snel kwaad worden’ (vs.20). In Jakobus 3 vers 13 lezen we in dit verband de woorden: Wie van u is wijs en verstandig? Dat kan alleen

Hij zegt tegen Salomo: Als Mijn volk zich vernedert en bidt, Mij weer zoekt en breekt met zijn zondige praktijken, dan zal Ik vanuit de hemel luisteren, zijn zonden vergeven en

Zijn ooms legden de burgers van Sichem Abimelechs plan voor en deze kozen Abimelech, omdat zijn moeder uit Sichem kwam.. Zij gaven hem geld uit de tempel van de

Nu is de HERE Zijn belofte nagekomen, ik ben mijn vader opgevolgd als koning van Israël en nu is deze tempel gebouwd voor de HERE, de God van Israël. In de volgende verzen volgt