Simon Abramsz.
bron
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje. P. van Belkum Az., Zutphen 1913
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/abra007vers01_01/colofon.php
© 2013 dbnl / erven Simon Abramsz.
i.s.m.
3
Een boek vol versjes en mooie prentjes, Voor kleine meisjes
en kleine ventjes.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
1. Precies een boertje.
Trip, trap.... dat is mijn broertje;
Hij heeft zijn klompjes aan;
Daar mag hij nu vanmorgen Voor 't eerst mee wandlen gaan.
Nu is mijn kleine broertje Precies een boertje.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
5
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
2. In 't kippenhok.
Wat hoor ik daar in 't kippenhok?
T o k , t o k - t o k , t o k ! Wat wil dat zeggen?
De kippetjes zijn aan 't eitjes leggen:
Een eitje voor Papaatje, Een eitje voor Mamaatje, Een eitje voor mijn jongste zus, Een eitje voor mijn oudste zus, Een eitje voor klein Jantjebroer, Een eitje voor mijn grooten broer
En ook een ei Voor mij.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
7
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
3. Een knappe dokter.
DE DOKTER
.
Dag mevrouwtje, doet uw maagje Altijd nog een beetje zeer?
MEVROUW
.
Och, wat zal 'k u zeggen, dokter:
Soms wat minder, soms wat meer.
DE DOKTER
.
Weet u, wat u eens moest nemen?
Ieder uur een groot stuk taart En 't zal goed zijn, als u telkens
Ook een stuk voor mij bewaart.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
9
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
4. Sinterklaasavond.
Tinglinglingling - daar gaat de bel!
't Is Sinterklaas, dat weet ik wel - En zwarte Piet komt zeker mee....
O, wat een feest - hoezee, hoezee!
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
11
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
5. Voor moe.
Zie nu eens, wat ik heb geplukt:
Een ruiker madeliefjes!
Wat zijn ze mooi en - wist u 't al?
't Zijn Moeders hartediefjes!
Nu, al die bloempjes zijn voor Moe En 'k geef haar nog een kusje toe.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
13
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
6. Poesje in de sneeuw.
Mauw, mauw, mauw, miauw!....
Och, daar zit een poesje buiten!
't Is zoo koud daar in de sneeuw - Gauw de voordeur opensluiten!
Poesjelief, kom toch in huis - Daadlijk mee naar 't warm fornuis!
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
15
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
7. Muisje, wat doe je?
HET JONGETJE
.
Muisje, wat doe je?
HET MUISJE
.
Ik ruik aan het spekje.
HET JONGETJE
. Muisje, toe, blijf er Toch af met je bekje.
Luister eens, kleintje:
Snoepen is dom!
Ga naar je moesje En kom niet weerom.
*
**
't Muisje liet het spekje staan En is gauw naar moes gegaan.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
17
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
8. Het portretje van zus.
Twee lieve, blauwe oogjes, Een neusje fijn,
Twee wangetjes als appeltjes, Een mondje klein, Twee rozeroode lipjes,
Een kopje rond.
Met allerliefste krulletjes, Heel zacht en blond.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
19
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
9. In 't vriendlijk kamertje.
Daar slaapt in 't vriendlijk kamertje Een aardig, mollig ventje - En wie dat ventjen óók wil zien,
Die kijkt maar naar het prentje.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
21
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
10. Vijf achter elkaar.
Voorop loopt Tom, Die slaat de trom;
Daarachter Bet, Die blaast de trompet;
De derde is Teuntje, Die fluit een deuntje;
Dan heb je Fietje, Die zingt een liedje;
Dan komt een hondje, Dat houdt zijn mondje.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
23
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
11. Raadseltje.
Daar zit hij in zijn kamertje;
Daar klopt hij met zijn hamertje;
Wat doet hij dan, Die brave man? - Hij klopt het leer. - En wat nog meer? -
Hij slaat de spijkers op hun kop - Klop klop - klop klop!
En als hij klaar is, dan doet Moetje Het aan je voetje.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
25
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
13. Voor zijn straf.
Bello zag een muschje Aan den waterkant, En die stoute Bello
Had aan muschjes 't land.
Bello nam een grooten sprong, Maar... wat àl te groot!
Musch vloog weg en stoute Bel Tuimelde in de sloot.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
27
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
14. Verdwaald.
Twee jongetjes en een meisje Die waren in 't bosch verdwaald.
Toen is hun moeder gekomen, Die vond ze tusschen de boomen En heeft ze teruggehaald.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
29
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
15. Als ik groot ben.
Als ik groot ben, koop ik een olifant;
Daar rijd ik dan mee door 't heele land!
En 'k leer hem de moeilijkste kunstjes die 'k ken, Omdat ik zoo dol op een olifant ben.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
31
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
16. Koop zoutevisch.
DE KOOPMAN
.
Koop zoutevisch, koop zoutevisch!
Een gulden maar een pond!
DE JUFFROUW
.
Een gulden?... Veel te duur! Dat is Geen kostje voor mijn mond. -
DE KOOPMAN
.
Een halve gulden dan, juffrouw...
DE JUFFROUW
.
Nee man, dat's nòg te duur!...
DE KOOPMAN
.
Och, lieve juffrouw, wees niet boos, U kijkt zoo vreeslijk zuur!
Wat zegt u van een kwartje dan?
DE JUFFROUW
.
Een kwartje? - Dat gaat beter, man!
Geef nu maar gauw een pondje visch, Ten minste - als ze lekker is!
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
33
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
17. Mevrouw en de koetsier.
DE KOETSIER
.
Kom, mevrouwtje, haast u wat!
't Is al over achten, En we kunnen toch maar niet
Op u blijven wachten!
MEVROUW
.
Hè, koetsier, wat ben je boos!
'k Sta er van te beven!
'k Moet mijn kleine poesje toch Eerst wat drinken geven!
KOETSIER
.
O, dat wist ik niet, mevrouw!
'k Zal geduldig wachten;
'k Wou dat alle menschen zóó Aan hun poesjes dachten.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
35
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
18. Marietje en de poes.
MARIETJE
.
Poes, ik hoor je dikwijls spinnen;
't Is zoo'n vreemd geluid!
Ga eens zitten en vertel me, Wat dat toch beduidt.
DE POES
.
Als ik spin, dan wil dat zeggen:
‘'k Ben zoo in mijn schik!
Niemand is op heel de wereld Zoo tevreê als ik.’
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
37
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
19. Jan z'n broek is stuk.
DE JUFFROUW
.
Baasje, Jan z'n broek is stuk - Is dat nu geen ongeluk?
DE KLEERMAKER
.
Ongeluk? - Wel nee, juffrouw:
'k Neem een naald en naai het gauw!
DE JUFFROUW
.
Baasje, baasje, is dat duur?
DE KLEERMAKER
.
Neen - een kwartje maar in 't uur.
DE JUFFROUW
.
Baasje, duurt het lang dat werk?
DE KLEERMAKER
.
Wel een uur, maar - 'k maak het sterk.
DE JUFFROUW
.
Baasje, lap me 't broekje maar.
DE KLEERMAKER
.
Goed - vanavond is het klaar.
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
39
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
20. Zoo'n stoute Jan.
(een heel klein tooneelstukje)
(Kleine Jan is onder de dekens gekropen. Moe doet net, of ze 't niet heeft gezien.)
MOE
.
Waar is Jantje toch gebleven?
Wel, zooëven zag 'k hem nog.
Is hij onder 't bed gekropen?
Ach, waar is die jongen toch!
Simon Abramsz., Versjes en prentjes voor het kleine volkje
41
(Ineens komt Jantje met zijn hoofd onder de dekens uit.)
JANTJE
.
Boe, boe boe!!!...
MOE